SV. Neuropsychologische diagnostiek – de klinische praktijk. Hendriks (2006)
Hoofdstuk 1. Anamnese en heteroanamnese
1. Inleiding
Neuropsychologisch onderzoek beoogt een neuropsychologische evaluatie (assessment)
te zijn, waarbij problemen gedefinieerd en vragen geformuleerd en beantwoord worden.
2. De aanvraag voor neuropsychologisch onderzoek
De eerste gegevensverzameling begint bij de aanvraag v/e onderzoek. De verwijzer
formuleert zijn vraagstelling vaak breed/vaag (geen neuropsychologische expertise). Het
onderzoek dient verder toegesneden te worden op behoeften en beperkingen v/d patiënt.
Daarom ook van belang dat achtergrond en reden v/h onderzoek duidelijk zijn.
Vraagstelling v/d verwijzer is niet altijd dzelfde als die van patiënt en/of familie >daarom
naar verwachtingen gevraagd. Voorkomt onbeantwoorde vragen op het eind en kan
motivatie vormen om optimaal mee te werken aan onderzoek. Bevindingen tijdens het
onderzoek kunnen de onderzoeksvraagstelling doen wijzigen en aanpassen.
3. Informatie voor de patiënt
Volgens Algemene Standaard Testgebruik moet patiënt schriftelijk worden uitgenodigd
voor het onderzoek, waarin doel, manier van rapportage en verantwoordelijk psycholoog
wordt vermeld, evenals het recht op inzage, bezwaar, correctie en blokkering. Bij
kinderen tot 16jaar moet wettelijk vertegenwoordiger schriftelijk worden geïnformeerd.
4. Informatie vooraf
Bij voorkeur heeft neuropsycholoog inzage in medische dossier, zodat hij dieper kan gaan
op zaken die relevant zijn voor het onderzoek. Anamnese wordt begonnen met korte
samenvatting v/d gegevens waarover men beschikking heeft en vraagt of deze weergave
correct en compleet is. Andere mogelijkheid om voor de anamnese informatie te
verzamelen is het gebruik van intakelijsten die patiënt of direct betrokkene al voor
aanvang kan invullen. De DEX-vragenlijst v/d BADS (Behavioral Assessment of the
Dysexecutive Syndrome) meet gedragsproblemen vaak voorkomend bij frontaal letsel. De
Cognitive Failures Questionnaire (CFQ) meet vooral geheugen- en aandachtsklachten. Met
de Hoensbroeckse Beperkingen Schaal Hersenletsel (HBSH) worden de beperkingen op
het functioneren in dagelijks leven in kaart gebracht. Echter ontbreken normen of
validiteitsstudies, en daardoor dienen ze meer een wetenschappelijk doel dan klinisch.
5. De Anamnese
De anamnese bij het eerste live contact is de 2e gegevensverzameling over de patiënt en
daarbij medesturend voor het formuleren v/e vraagstelling en hypotheses. Belangrijkste
doel is zo precies mogelijke gegevens verkrijgen over de aard, het verloop en de ernst v/d
klachten en de gevolgen hiervan voor het dagelijks leven. Daarnaast moeten deze
klachten in een groter verband worden geplaatst a.h.v. de ziektegeschiedenis v/d patiënt
en psychosociale factoren. Ten slotte moet de neuropsycholoog een indruk kunnen
vormen v/h premorbide functioneren v/d patiënt door vragen te stellen over opleiding,
beroepscarriere en het prive- en sociale leven voor aanvang v/d klachten. Een anamnese
wordt in de vorm v/e gesprek afgenomen. Een anamnese is nooit een objectieve
gegevensverzameling, omdat informatie v/d patiënt altijd gekleurd zal zijn door zijn
cognitieve en persoonlijkheidsfactoren. Een correcte weergave hangt ook af v/h
geheugen v/d patiënt >telescoopeffect in de herinnering: gebeurtenissen van lang
geleden worden als recenter herinnerd. Patiënt is daarnaast selectief in zijn
klachtenrapportage: eerder stoornissen van belang voor dagelijks leven onderkennen
>meubelmaker praxisstoornis, docent geheugenstoornis bv. Van belang dat patiënt
concrete voorbeelden opnoemt: daadwerkelijk sprake van stoornis, hoe ernstig en om te
controleren of patiënt datzelfde onder de stoornis verstaat als de psycholoog.
6. Heteroanamnese
Indien mogelijk ook, met toestemming van patiënt, iemand uit nabije omgeving bevraagd
m.b.v. heteroanamnese. Gegevens uit anamnese en heteroanamnese komt niet altijd
overeen, ten gevolge van gebrekkige ziekte-inzicht of het bagatelliseren v/d klachten.
Ook veranderingen in persoonlijkheid of gedragsstoornissen worden vaak niet spontaan
gemeld, omdat hij ze niet als afwijkend ziet of er zelf geen last van heeft. Alertheid op
, inconsistenties in de informatie v/d patiënt, tussen de informatie van patiënt en
betrokkenen, en tussen informatie en het geobserveerde gedrag is van belang. In het
algemeen is de relatie tussen testresultaten op geheugentests en de gerapporteerde
geheugenproblemen door directe betrokkenen hoger dan de correlatie met zelf
gerapporteerde klachten. Voordeel v/h afnemen v/d heteroanamnese in aanwezigheid v/d
patiënt is dat dit de gelegenheid biedt de interactie tussen patiënt en directe betrokkenen
te observeren, hetgeen waardevolle informatie kan verschaffen. Ook wordt duidelijk hoe
familie reageert op beperkingen v/d patiënt: onverschillig, overbezorgd of adequaat.
7. de inhoud v/d (hetero)anamnese
Anamnese begint met de uitleg v/d procedure en een samenvatting v/d voorinformatie
die de psycholoog heeft en die hij controleert op juistheid bij de patiënt. Vervolgens wordt
er een open vraag gesteld. Naast de belangrijkste klachten v/d patiënt wordt duidelijk of,
en hoe, de patiënt zijn betoog structureert, hoe zijn verbale vaardigheden zijn en het
geeft een idee van zijn affectieve toestand. Duur en verloop v/d klachten moeten goed in
kaart gebracht worden, evenals aanvang, chronologie en timing waarin de klachten zich
presenteren. A.h.v. de spontane klachten bij het eerste deel v/d anamnese wordt er
doorgevraagd naar de specifieke klachten. Deze moeten zo concreet mogelijk bevraagd
worden, en bij twijfel moet patiënt voorbeelden geven van hoe de klacht zich uit. N.a.v.
deze antwoorden zal duidelijk worden wat de repercussies zijn v/d stoornissen op het
dagelijks leven, wat een indruk geeft v/d beperkingen en de mate van handicap, als ook
copingvaardigheden. Fysieke problemen als ook pijnklachten en slaperigheid kunnen
storend zijn voor de onderzoeksresultaten en tasten de validiteit dan aan >rekening mee
houden bij interpretatie scores. Indien verwijzing niet van medische arts is, stelt
neuropsycholoog ook vragen naar aandoeningen aan het centrale zenuwstelsel als ook
algemene somatische aandoeningen. De selectie van vragen hangt af v/d vraagstelling
voor het neuropsychologisch onderzoek en het type probleem (traumatisch hersenletsel,
dementie, psychiatrische problematiek). Bij neuropsychologisch onderzoek bij kinderen is
het uitvragen v/d ontwikkeling van belang: verloop, vertraging/atypisch, sociaal-
emotionele factoren, verbeeldingsspel, omgang volwassenen…. Bij langer bestaande
cognitieve klachten zonder duidelijk beginpunt moet doorgevraagd worden op
ontwikkeling in de kindertijd. Bij alle patiënten algemene gegevens verzameld:
handvoorkeur, medicatiegebruik, drugsgebruik, opleidings- en beroepsgegevens, gezins-
en familieleven en vrijetijdsbesteding.
8. Gedragsobservatie
Een anamnese is een goed observatiemoment; indruk van taalbegrip, verbaal vermogen
en sociale interactievermogen v/d patiënt, evenals v/h inzicht in beperkingen en
aanpassingsvermogen.
Hoofdstuk 2. Vraagstelling en hypothesevorming
1. Van aanvraag naar vraagstelling
De neuropsycholoog moet een vertaalslag maken naar een vraagstelling die leidt tot
hypotheses en een hypothesetoetsend proces. Lezak onderscheidt 2 prototypische
vraagstellingen, namelijk:
Diagnostische vraagstelling: vragen naar differentiaaldiagnostiek.
Beschrijvende vraagstelling: vraagt naar een gedragsbeschrijving om bv. te komen
tot een behandel- of begeleidingsplan.
De Bruyn onderscheiden de oorspronkelijke hulpvragen op een nog gedifferentieerde
manier, met 9 typen vraagstellingen die ieder zouden moeten leiden tot andere
onderzoekstypen. Namelijk: registratie, taxatie, voorspellend, preventie, verhelderend,
onderkenning, verklaring, indicatie en evaluatie. Een goede afweging welk type
vraagstelling(en) relevant is, dwingt tot een meer gerichte keuze van
onderzoeksinstrumenten.
2. Hypothesevorming
Gedurende het proces vh formuleren van hypothesen zal dit steeds explicieter gaan om
tot toetsbare hypotheses te komen en daarop toegesneden onderzoeksmethoden. De
hypotheses zullen gaan van meer algemeen (geheugenstoornis) naar specifiek
(zelfstandig opdiepen). De aanvankelijke hypothese na lezing v/d aanvraag, leidt tot een