Beknopte samenvatting jeugdrecht
Week 1, Civiel jeugdrecht, minderjarigheid.
Jeugdrecht omvat alles wat verdrag en wet regelt ten aanzien van minderjarigen en jongmeerderjarigen en soms ten aanzien van meerderjarigen
tot 23 jaar.
Samenvattende terugblik op ontwikkeling: de rol van de ‘juvenile courts’ (speciaal voor kinderen) aan het eind van de negentiende eeuw in
Amerika. Die als ‘parens patriae’ zouden moeten waken over afhankelijke, hulpbehoevende en onaangepast jeugd. Niet zozeer uit compassie maar
om samenleving te beschermen criminaliteit in het latere leven te voorkomen. Het is die achtergrond die mede verklaart dat de wetgeving van in
de 20e eeuw zich richt op wat nu het ouderlijk gezag heet als het gaat om ingrijpen in het gezinsleven. Bijvoorbeeld in 1901 de invoering van de
maatregelen van de ontheffing en ontzetting uit het vaderlijk gezag en de beperking dat gezag door de toevertrouwing en dissertatie van j.a
verschuer, ‘kinderrechtbanken’, dissertatie, Utrecht 1912, p. 277 die ambtshalve bevoegdheden en de leiding krijgt van de ondertoezichtstelling.
Wat leidt tot de wet van 5 juli 1921 waarin die kinderrechter er komt en zo ook de ondertoezichtstelling die het gezag over kinderen beperkt.
Snel veranderingen samenleving, spanningsveld tussen een overheid die meer grip krijgt op het leven van individuen. Tegenreactie jaren zestig en
zeventig met als gevolg een sterk veranderend denken over gezag, hierarchie, instituties en maatschappelijke verhouding in het algemeen. De
opkomst van EVRM en EHRM met begrenzing van de toenemende invloed van de overheid.
Invloed EVRM en EHRM is groot. Leidt tot bijvoorbeeld tot het inzicht dat ouders en kinderen betrokken moeten worden in het beslissen,
bijvoorbeeld over het nemen van kinderbeschermingsmaatregelen.
Ontwikkelingen laatste jaren – diverse gezinssituaties
Het jeugdrecht volgt maatschappelijke ontwikkelen. Het is daardoor een dynamisch rechtsgebied. Daarvan getuigt veel relatief recente en
aankomende wetgeving:
- Wet lesbisch ouderschap, 1 april 2014
- Jeugdwet, 1 jan 2015
- Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen 1 jan 2015
- Wet tegengaan van huwelijksdwang, 5 dec 2015
- Staatscommissie herijking ouderschap dec 2016
- Wet zorg en dwang en wet verplichte ggz in 2020
- Ontwerpwetsvoorstellen draagmoederschap en deelgezag
- Voorstellen nieuw naamrecht (gecombineerde naam)
Het belang van het kind is groter geworden en positie van het kind is verbeterd. Ook kunnen kinderen eerder zelfstandig optreden dan voorheen.
De afgelopen jaren heeft de staatscommissie belangrijk werk verricht staatscommissie herijking ouderschap nadenken over de recente
maatschappelijk ontwikkeling tot de ouders en kinderen en hoe deze positie beter gemaakt kan worden. Dit heeft te maken met verschillende
gezinssituaties. Dit gaat dan bijvoorbeeld over een stiefouder of nieuwe ouder die samen met de echte ouder het gezag over de kinderen kan
krijgen. Dit is een erkenning van de nieuwe partner en die kan ook met het gezag belast worden. De erkenning van de verzorgende persoon met de
levensgezel in relatie tot het kind. Maar je hebt ook nog iets anders zoals adoptie of donor. Er zijn meer gezinssituaties die vragen om juridische
erkenning en dat is precies wat deze commissie ook geprobeerd heeft vorm te geven in een advies. Het kind mag maximaal 4 juridische ouders
hebben en maximaal 2 huishoudens. Het kabinet vond dit wat lastig ook in verband met de erfenis, dus toen kwam het deel gezag. Dit is inmiddels
voorgelegd in een wetsvoorstel. Deelgezag hebber mag niet zo veel maar heeft wel een juridische status van deelgezag hebbende ouder. Ook
wordt geadviseerd de ontstaansgeschiedenis beter te kennen. Het hoorrecht moet naar 8 jaar zegt de commissie, dit is wel een groter last voor de
rechters want dit kost tijd. Dit komt voor de last van de rechterlijke macht. Ook is er een wetsvoorstel draagmoederschap. Het mag wel maar er zijn
wel restricties dus het moet vastgelegd worden voor de rechtszekerheid. Dit zijn dus twee belangrijke wetsvoorstellen die nog gaan komen.
De SC richt zicht op de relatie tussen ouders en kind en vanuit die gerichtheid tot zover:
- Is onderkent er meer dan de traditionele gezinssituatie bestaan
- Versterking van de rechtspositie van minderjarigen
- Is/wordt het juridisch meerouderschap met maximaal 4 juridische ouders en maximaal 2 huishoudens mogelijk
- Is meer persoonsgezag ontstaan er zijn situaties waarbij andere mensen dan de biologische ouders gezag hebben.
- Is er een wettelijke regeling voor draagmoederschap
- Is de zienswijze ontwikkeld dat goed ouderschap ruimte moet geven voor de vorming van afstammingsidentiteit en dat er ook het recht is
op afstammingsinformatie.
Internationale normen
Het familierecht wordt in hoge mate ook bepaald door internationale normen dit komt omdat het internationale recht voortvloeiende uit
internationale verdragen ook in Nederland gelding heeft als je daar rechten aan kunt ontleen. Dit hangt van het verdrag en de inhoud. Soms
gaan internationale normen voor de nationale regels. We kunnen onze wetten niet toetsen aan de grondwet art. 120 gw maar we kunnen onze
regels wel toetsen aan internationale normen art. 93 en 94 Gw.
IVRK burgerlijke politieke, economische, sociale en culturele rechten.
EVRM met name art. 1 jo. Art. 1 eerste protocol, 2, 6 en 8.
1
,Verhouding tot nationale wetgeving: art. 93, 94 en 120 Gw
Het IVRK
Geldt in Nederland sinds 8 maart 1995: bevat eenieder verbindende bepalingen en gaan voor nationale wetgeving (art. 93 en 94), met name: art. 3,
5, 7 t/m 9, 12 t/m 14, 16, 37 en 40 lid 2.
Niet alleen de burgerlijke en politieke rechten, maar ook de economische, sociale en culturele rechten.
Art 3 IVRK: belang van het kind vormt bij maatregelen betreffende kinderen altijd de eerste overweging. Je moet er altijd rekening mee
houden en het is mogelijk dat het belang van het kind voorrang heeft maar dit is niet altijd zo want elk kind heeft andere belangen. Alles moet in
verhouding tot elkaar worden gezien.
Twee landen hebben dit verdrag nog niet geratificeerd namelijk de VS en de heilige stoel. Het bevat normen waarover iedereen het eens is. 126
landen zijn hierbij aangesloten.
Rechtstreekse werking, onder andere:
Rechten op:
- Art. 7 lid 1: recht op naam, registratie bij geboorten op het kennen van de ouders voor zover mogelijk.
- Art. 8: recht op behoud van identiteit
- Art. 9 lid 2 en 3: recht op deelname aan gerechtelijke procedures en recht op onderhouden van direct contract met beide ouders.
- Art. 12: het recht om een mening kenbaar te maken en gehoord te worden in juridische en administratieve procedures
- Art. 13: het recht op vrijheid van meningsuiting
- Art. 14: het recht op vrijheid van godsdienst(keuze)
- Art. 16: het recht op privacy
Bescherming tegen:
- Art. 2: discriminatie
- Art. 11: wederrechtelijke overbrenging ander land
- Art. 19, 36: geweld, misbruik en verwaarlozing
- Art. 32: economische uitbuiting
- Art. 33: verdovende middelen en drugs
- Art. 34: seksuele exploitatie en seksueel misbruik
- Art. 35: ontvoering en kinderhandel
- Art. 37: foltering, doodstraf, levenslange gevangenisstraf, willekeurige vrijheidsberoving.
Bijzondere kinderen
- Art. 20 t/m 22: pleegkinderen, adoptiekinderen en vluchtelingen
- Art. 23: gehandicapte kinderen
- Art. 30: minderheden
- Art. 38: kinderen tijdens gewapend
- Art. 39: verwaarloosde of misbruikte kinderen
- Art. 40: strafrechtelijke vervolgde kinderen
Internationale kader
Het jeugdrecht staat niet op zichzelf, maar wordt beïnvloed door:
1. Het IVRK, die directe werking heeft. Dit gaat over burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten. HET IVRK bevat
eenieder verbindende bepalingen (artikel 93 en 94 Gw). Ex. artikel 3 IVRK vormt het ‘belang van het kind’ bij maatregelen betreffende
kinderen, altijd de eerste overweging.
2. Het EHRM, met name artikel 8.
In het kader van artikel 8 EVRM zijn een aantal uitspraken belangrijk.
- Afstammingsrecht: Marckx. Vs. België waarin werd bepaald dat het feit dat een niet getrouwde vrouw, niet automatisch in
familierechtelijke betrekking tot haar kind kwamte staan, niet in overeenstemming was met artikel 8 EVRM.
- Overheidsingrijpen in het gezinsleven: In EHRM Venema vs. Venema ging het om de vraag of ouders voldoende toegang hadden tot
informatie waarop autoriteiten zich baseerden bij het treffen van noodmaatregelen bij het kind. Het EVRM oordeelt dat de ouders te
weinig zijn betrokken in de procedure, waardoor de ouders voor een voldongen feit kwamen te staan zonder dat hiervoor een reden
bestond. Het is essentieel dat ouders voldoende toegang krijgen tot de informatie waarop de autoriteiten zich baseren bij het treffen
van (nood)maatregelen ter bescherming van een kind.
- Privéleven: HR Bolderkar: De vader van een kind vordert in deze zaak afgifte van een interview met zijn minderjarige dochter waarbij
gebruik is gemaakt van de poppenmethode waardoor aan het licht kwam dat hij zijn dochter had misbruikt. Er stonden hier twee
belangen tegenover elkaar: het opvoedingsbelang van de vader en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van het kind. De
Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht het belang van het kind doorslaggevend heeft geoordeeld. Het recht op ‘familylife’ uit artikel
8 EVRM behelst dus ook eerbiediging van het privéleven (en briefwisseling) van de minderjarige. In het kader van artikel
1 eerste protocol EVRM is de volgende uitspraak belangrijk:
- Positieve verplichtingen van de staat: EHRM S.L. en J.L. tegen Kroatië/Flat voor villa: De staat heeft op grond van dit artikel
positieve verplichten om de nodige maatregelen te treffen ter bescherming van de belangen van minderjarigen. Het ging in deze
zaak om twee minderjarige zussen. Hun moeder en stiefvader wensen hun villa te verkopen en dienen daartoe een verzoek in bij de
juiste overheidsinstantie. Deze is nodig om over het eigendom van minderjarigen te kunnen beschikken. De stiefvader wordt
2
, gedetineerd en diens advocaat dient een nieuw verzoek in bij die overheidsinstantie om de villa te ruilen voor een flat die veel
minder waard is. De machtiging wordt verleend. 7 jaar later gaan de zussen procederen maar naar nationaal recht wordt hun
vordering afgewezen omdat voorzieningen tegen het besluit niet zijn benut door de zussen. Het EHRM oordeelt kunnen anders
onvoldoende meewerken aan het besluitvormingsproces en krijgen niet voldoende de mogelijkheid om argumenten in te brengen.
In deze zaak is te weinig overleg met de ouders geweest en hebben ze ook niet genoeg informatie gekregen. Daardoor kregen ze
geen mogelijkheid om de procedure te beïnvloeden door bijvoorbeeld zelf medische informatie in te brengen of de gebruikte
informatie te De ouders betwisten. Sprake van schending van artikel 8 EVRM. Echter dat de Kroatische overheid heeft verzuimd de
nodige maatregelen te nemen ter bescherming van de belangen van de minderjarige verzoeksters alsmede om hen een redelijke
gelegenheid te bieden om op effectieve wijze op te komen tegen de inmenging in het recht ex. artikel 1 eerste protocol EVRM. Aan
de woningruil kleefden volgens het EHRM veel tekortkomingen. M.b.t de civiele procedure geldt dat de minderjarigen volledig
afhankelijk waren van hun ouders (moeder had financiële problemen en drugsverslaving en stiefvader was gedetineerd) en diens
advocaat waarbij een belangenverstrengeling gold. Er is dan ook door de nationale rechter niet goed gelet op de juridische positie
van de minderjarigen.
De kinderombudsman margriet kalverboer adviesorgaan voor de overheid. Het is ook een klachtinstantie en rapporteur over de toepassing
van het internationaal verdrag.
Bij wet van 2010, eerste benoeming 15 feb 2011. Net als gewone ombudsman geen bron van recht behandelt klachten over onbehoorlijk
overheidsoptreden in individuele gevallen waarvoor geen beroep bij de rechter mogelijk is
Kinderombudsman wel belangrijk omdat naast klachtbehandeling ook een taak is, het gevraagd en ongevraagd adviseren van regering en
parlement te adviseren over rechten van kinderen.
Minderjarigheid (1).
Geboorte
De geboorte bepaalt de naam (de voornam en geslachtsnaam) (artikel 7 IVRK en artikel 1:4 t/m 1:9 BW), de nationaliteit (artikel 7 IVRK en Rijkswet
op het Nederlanderschap), de woonplaats (zie artikel 1:10 t/m 1:15 BW en 265 Rv > rechter woonplaats/werkelijk verblijft minderjarige is bevoegd)
en van wie je afstamt en hoe de gezagsverhouding is.
Afstamming: Moederschap ex.artikel 1:198BW .Moederschap ontstaat door:
- Geboorte tijdens het huwelijk/geregistreerd partnerschap.
- Erkenning (sinds 1 april 2014).
- Gerechtelijke vaststelling ouderschap (sinds 1 april 2014, artikel 1:207 BW).
- Adoptie.
Afstamming: Vaderschap ex. artikel 1:199BW.Vaderschap ontstaat door:
- Geboorte tijdens huwelijk/geregistreerd partnerschap.
- Erkenning.
- Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (artikel 1:207 BW).
- Adoptie.
Minderjarigheid vóór geboorte
Het kind wordt als reeds geboren aangemerkt zo dikwijls zijn belang dit vordert ex. artikel 1:2 BW.
- Erfrecht
- Ondertoezichtstelling
- Onrechtmatige daad (Van behandelend arts of zelfs de ouders)
NB: artikel 1:2 BW ziet niet op abortus, zie hiervoor de wet afbreking zwangerschap.In Rechtbank ‘9 mei 2006’ (uitspraak voor week 3) bepaalde de
rechtbank dat een gecontroleerde zwangerschap en begeleiding tijdens en na de bevalling van een ongeboren kind van levensbelang was, omdat
het kind hoogstwaarschijnlijk verslaafd ter wereld zou komen, doordat de zwangere vrouw zich schuldig maakte aan harddrugsgebruik en
prostitutie en zich onttrok aan elke vorm van hulpverlening. Voor het treffen van de maatregel merkt de rechtbank het ongeboren kind aan als
geboren ex. artikel 1:2 BW. De rechtbank schorst de zwangere vrouw van de uitoefening van het gezag over het kind.
Minderjarigheid
Minderjarigen zijn degenen die nog geen 18 zijn, zie artikel 1:233 BW.
Een uitzondering hierop vormt de meerderjarigverklaring ex. artikel 1:253ha BW.
- Bij de meerderjarigverklaring gaat het om een minderjarige moeder van 16 of 17 jaar.
- Deze verklaring leidt overigens niet tot het recht om als 16- of 17-jarige vrouw een huwelijk te kunnen sluiten/GP aan te gaan!I
Indien het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, is voortgezette hulp van jeugdzorg mogelijk tot 23 jaar (zie artikel 1.1 Jeugdwet).
Een machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een 18 jarige is alleen mogelijk tot 6 maanden na het bereiken van het 18e levensjaar, zie artikel 6.1.2
lid 4 Jeugdwet.
Rechtsgevolgen minderjarigheid
De wet verbindt aan de minderjarigheid verstrekkende rechtsgevolgen en regelt dat minderjarigen: MOET JE WETEN
- Altijd onder gezag moeten staan van een ouder of een voogd zie art. 1:295 en 299 BW
- In beginsel niet kunnen trouwen of een geregistreerd partnerschap aan kunnen gaan
- Geen gezag over hun kind uitoefenen
- Handelingsonbekwaam zijn.
3
, - Minderjarige heeft een afgeleide woonplaats van degenen die het gezag uitoefenen art. 1:12 Bw
- Processueel onbekwaam zijn.
Gezag en beperking. Handelingsbekwaamheid (2).
Gezag
Ouders hebben het ouderlijk gezag, voogden hebben de voogdij. Ook een tussenvorm is denkbaar: een ouder met een ander dan een ouder (artikel
1:253sa en 1:253t BW) ‘wordt aangemerkt als ouderlijk gezag dat door ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend, tenzij’ (1:245 lid 5 BW).
- Wat houdt gezag in? Persoon van de minderjarige, bewind en vertegenwoordiging.
- Het ouderlijk gezag (1:247 lid 1 BW) omvat de plicht en het recht om kinderen te verzorgen en op te voeden. De voogdij (artikel
1:248 en 1:336 BW) omvat het zorgdragen dat het kind overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd en opgevoed. Zie voor
gezamenlijke voogdij overigens artikel 1:282 lid 6 BW. Bij gezamenlijke voogdij hebben de voogden de plicht en het recht de
minderjarige te verzorgen en op te voeden.
Dus: het verschil tussen ouderlijk gezag en voogdij is dat je het bij (eenhoofdige) voogdij niet per sé zelf hoeft te doen. Bij gezamenlijke voogdij
geldt dus echter een gelijkstelling met ouderlijk gezag (dan heb je wél de plicht en het recht om kinderen te verzorgen en op te voeden). Maar in
beginsel geldt dus geen plicht bij voogdij, die bij ouders wel geldt.
Invulling gezag
Art. 1:247 lid 2 geeft open, richtinggevende, norm wat het is wat het moet worden en wat het niet mag zijn:
- Zorg en verantwoordelijkheid geestelijk en lichamelijk welzijn en veiligheid van het kind
- Bevorderen ontwikkeling persoonlijkheid
- Geen geestelijk/lichamelijk geweld of andere vernederingen (sinds 8 maart 2007, stb. 2007, 145)
Elk gezin is anders maar als het kind dus niet goed verzorgd wordt kan dit leiden tot ondertoezichtstelling. Dan gaat iemand het gezin helpen of het
gezag wordt beëindigd of het kind wordt uit huis geplaats. Hier moet wel een rechtsgrond voor zijn en dat is dan dat iemand zijn taak als ouder
onvoldoende heeft uitgevoerd. Er is gevaar voor de ontwikkeling van het kind, dit kan meerder oorzaken hebben.
Het oudergezag omvat de plicht en het recht om een minderjarig kind te verzorgen en op te voeden en dus het recht van het kind om verzorgd en
opgevoegd te worden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever daarbij steeds voor ogen had dat het gezag ook zorg en verantwoordelijkheid
voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van het kind omvat en het bevorderen van zijn persoonlijkheid
Visie wetgever komt overeen met o.m. het IVRK.
Inhoud wettelijk gezag komt overeen met het IVRK maar wel in strijd met dat verdrag en met 6 en 8 EVRM is dat ouders en kinderen bij een
vermeende schending van hun rechten geen gelijk en toereikend recht tot toegang tot de rechter hebben (bijvoorbeeld het hoorrecht (809 Rv ten
opzichte van 12 IRVK of de informele rechtsingang van 1:377g bw, die willekeurige begrens wanneer kind wel en niet naar de rechter kan.
M.b.t. bewind en vertegenwoordiging: de hoofdregel is dat ouders gezamenlijk bewind voeren en het kind gezamenlijk vertegenwoordigen, zie
artikel 1:253i BW. De ouder is echter ook alleen bevoegd tot bewind en vertegenwoordiging, mits niet van bezwaren van de andere ouder is
gebleken. Volgens de HR mag je als derde elke ouder afzonderlijk zelfstandig bevoegd beschouwen, daar hoeft geen onderzoek naar verricht te
worden. Zie artikel 1:253i lid 1 BW.
Gezamenlijke gezag, art. 1:253i
- Hoofdregel: ouders oefenen samen het gezag uit, voeren samen gezamenlijk bewind en vertegenwoordigen kind gezamenlijk.
- Maar: ouder is ook allen bevoegd tot bewind en vertegenwoordiging, mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken.
- Interne of externe werking? Arrest - HR 21 okt 1998, NJ 1989, 411: externe werking dat een ouder vertegenwoordiger van een
minderjarige kan optreden waarbij de rechter zich niet met het oog op de onafhankelijkheid van de eis of het beroep van de wederpartij
dan met het oog van de bevoegdheid van die ouder zo nodig ambtshalve ervan moet gewisse of is voldaan aan de vereiste van
toestemming van de andere ouder. De HR zegt hier eigenlijk dat de ouder zelfstandig kan optreden en dat de rechter als het gaat om
een procedure zich niet ambtshalve in alle gevallen zich moet gewisse of de andere ouder toestemming heeft gegeven. Dit is het oude
recht en nu moet gewoon vast komen te staan dat de andere ouder geen bezwaren heeft.
Invulling gezag ouders na scheiding
- Sinds 1 maart 2009, stb. 2009, 56 (wet tot bevordering van voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding: ouderschapsplan) dit is
verplicht om te maken.
- Art. 1:247 lid 3: plicht ouder om ontwikkeling band met andere ouder te bevorderen
- Art. 1:247 lid 4 en 5: recht van kind op gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders.
Invulling gezag staat in art 5 IVRK: staten die partij zijn ivrk, eerbiedigen de verantwoordelijkheden, rechten en plichten van ouders, voor het
voorzien in passende leiding en begeleiding bij de uitoefening door het kind van de in dit verdrag erkende rechten op een wijze die verenigbaar is
met de zich ontwikkelende vermogens van het kind.
Deelgezag, nieuwe inzichten:
Ontwerpwetsvoorstel deelgezag:
- Geen meeouderschap, maar deelgezag, bedoeld voor onder andere donor en diens partner
4