Samenvatting blok 2: slik
Boek: Eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen
Hoofdstuk 1: ontwikkeling en aspecten gerelateerd aan eten, drinken en slikken
1.1 Motorisch leren en neuroplasticiteit
Neuroplasticiteit: duidt op veranderingen in de organisatie van de hersenen van
individuen als gevolg van ontwikkeling, leren of ervaring. Neurale plasticiteit kan
verschillende vormen aannemen.
In de afgelopen jaren is er veel veranderd in de manier waarop er naar motoriek en
het leren van motorische vaardigheden wordt gekeken. Ook binnen de logopedie
heef dit proces plaatsgevonden.
Eten van de lepel, drinken uit een beker of rietje en kauwen van vast voedsel zijn
vaardigheden die een kind in het eerste levensjaar leert en steeds beter onder
controle krijgt.
Studies hebben een sterke relatie laten zien tussen motorisch leren en
neuroplasticiteit ( mogelijkheid om het brein veranderen en zich aan te passen in
nieuwe situaties, deze verandering leidt tot verandering in het gedrag).
Principes binnen neuroplasticiteit (zoals: specificiteit, herhaling is belangrijk,
intensiteit is belangrijk, tijd is belangrijk en gebruik het en verbeter het) worden bij
volwassen revalidatie ingezet.
Motorisch leren kan op vele manieren:
- Therapie: zal men goed moeten kijken welke manier van leren het beste past
bij een kind.
- Imitatie
- Trial-and-error
Studies over motorisch leren geven aan dat aandacht voor adaptieruimte van het
kind van groot belang is.
Trainen van vaardigheden blijkt echter het meest effectief met daarbij reorganisatie
van representaties voor bewegingen in de motorische schors van de grote hersenen.
Belangrijk om variatie aan te bieden in de taken.
Door inzicht te krijgen in afwijkende onderliggende ziektespecifieke mechanismen
kan er meer rekening worden gehouden met de mogelijkheden van het kind en de
signalen die het kind uitzendt (mechanism based treatment)
Binnen de zorg voor prematuur geboren kinderen heeft dit vorm gekregen in de
(Cue-based feeding approach).
,1.2 Ontwikkeling van (senso)motoriek en mondmotoriek
In de ontwikkeling is er een voortdurende uitbreiding van grof- en fijnmotorische
vaardigheden, waardoor het kind steeds onafhankelijker wordt en steeds meer in
staat is zich aan (sociale) omstandigheden aan te passen.
Ontwikkeling is een combinatie van groeien, leren, ervaren en interactie met de
omgeving.
Het kind krijgt op allerlei manieren prikkels, die het moet verwerken en waarop het
kan reageren. Jonge zuigelingen reageren nog vaak reflexmatig op veel prikkels. In
de loop van de ontwikkeling wordt dit steeds willekeuriger en bewuster. Ook het kind
leert op welke prikkels wel en niet moet reageren.
Wanneer er sprake is van een goede ontwikkeling, kan het kind doelgericht invloed
uitoefenen op de omgeving. Deze adaptieve reacties zijn mogelijk doordat de
hersenen in staat zijn sensorische informatie goed te organiseren en de basis te
leggen voor actie. Deze ontwikkeling is ook terug te zien in de mondmotorische
ontwikkeling.
1.2.1 Motorische ontwikkeling
De motorische ontwikkeling vanaf de geboorte tot aan de volwassenheid komt tot
stand door de rijping van het centrale zenuwstelsel, ervaring en oefening. De
houding van een pasgeboren a terme zuigeling wordt gekenmerkt door totale flexie
van het lichaam. Er is nog nauwelijks sprake van de mogelijkheid tot romp- of
hoofdstabiliteit.
In deze periode bepalen reflexactiviteit en niet-willekeurige bewegingen de motoriek
van het kind. De normale ontwikkeling wordt gekenmerkt door gegeneraliseerde
bewegingen. Dit zijn complexe en gevarieerde bewegingen waaraan hoofd, romp,
armen en benen meedoen. De gegeneraliseerde bewegingspatronen blijven bestaan
tot het moment waarop de doelgerichte motoriek ontstaat. Dit is meestal rond de
leeftijd van 3-4 maanden.
Naast de ontwikkeling van steeds meer willekeurige doelgerichte motoriek speelt ook
de ontwikkeling van de anti-zwaartekrachtmotoriek een rol.
Een juiste stabiele houding is van groot belang voor activiteiten rond eten en drinken.
Omdat er veel coördinatie tussen mondmotoriek, slikken en ademen gevraagd wordt.
Ook bij de ontwikkeling van speekselcontrole wordt de relatie tussen mondmotoriek
en totale motoriek duidelijk.
Verschillende factoren die de speekselcontrole beïnvloeden:
- Motorische activiteiten (spraak)
- Eten en drinken
- Niet-voedend zuigen (duimzuigen of fopspeen)
- Slaap
, Speekselverlies tijdens eten en drinken verdwijnt het eerst (gemiddeld rond de 2
jaar). Bij motorische activiteiten hebben meisjes eerder een goede
speekselcontrole dan jongens.
1.2.2 Prikkelverwerking in het mondgebied
Voelen, ruiken, horen, zien en informatie uit het proprioceptieve (spieren en
gewrichten) en vestibulaire (evenwicht en beweging) systeem geven het kind
prikkels, die het gaat leren en verwerken. Daarin zijn een aantal stappen te
herkennen:
Informatie ontvangen en registreren (prikkels in en rond het mondgebied,
geur, smaak)
Betekenis en informatie aan de stimulus kunnen ontlenen (afname van
hongergevoel, prettig gevoel)
Deze informatie met andere informatie kunnen integreren (consistentie met
geur, smaak en temperatuur)
Deze gegevens met eerdere sensorische en motorische ervaringen integreren
(weten dat je op hard voedsel moet kauwen)
Vervolgens een efficiënte adaptieve respons geven (kauwen voordat je
probeert door te slikken)
Deze respons voor toekomstig gebruik registreren
De mond is een van de belangrijkste zintuigen van de pasgeboren baby; hiermee
kan hij voelen, aftasten, sabbelen en zuigen. Het mondgebied is zeer rijk aan
receptoren en in staat om de kleinste stukjes materiaal te voelen en te herkennen.
Elke aanraking in en rond mondgebied zal motorische reacties uitlokken.
Wanneer de fijne motoriek beter ontwikkeld is, onderzoeken de handjes het materiaal
voor en na het in de mond brengen. Zo vindt de integratie plaats doordat prikkels in
het mondgebied aan tactiele en visuele informatie en motorische activiteit gekoppeld
worden.
1.3 Fysiologie van het eten en slikken
Mondmotorische vaardigheden van eten en drinken primaire functie
Spreken secundaire mondfunctie
Neurologische aandoeningen zowel problemen met slikken als met spraak, maar
het een wordt niet veroorzaakt door een ander
Het transport van de bolus door mond en keel en het slikken kent drie fasen:
Fase 1: bewust en willekeurig: orale fase
a) Mond openen, voedsel afbijten en in de mond plaatsen, speeksel wordt
afgezet, voedsel naar de kauwvlakken gebracht, midden op de tong geplaatst,
tongpunt heft en de zijkanten van de tong maken een afsluiting tegen de
kiezenrijen, onderkaak beweegt omhoog.
b) Daarna vind bolusvorming plaat en wordt de voedselbrok naar achteren
getransporteerd door een golfbeweging van de tong.