Goederenrecht Blok 3.
Algemeen over de arresten
- Je moet de casus weten
- Waar gaat het om
- Wat is de betekenis van het arrest
- Alleen de arresten die op brightspace staan (staat bij overzicht)
Week 1 les 1 en 2
Hoofdstuk 1 + 2
HR 3 maart 1905, W1905, 8191 (Blaauboer-Berlips)
HR 31 oktober 1997 NJ 1998/97 (Portacabin)
HR 15 november 1991, NJ 1993/316 (Dépex-Curatoren)
Aantekeningen
Verbintenissentecht: relaties tussen personen over een goed.
Goederenrecht: verhoudingen tussen een persoon en een goed.
• Goederen
Artikel 3:1 BW goederen zijn alle zaken en vermogensrechten
o Zaken zijn de door voor menselijk beheersing vatbare stoffelijke objecten. Artikel 3:2
BW
o Vermogensrechten, die hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht,
overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.
- Rechten
- Overdraagbaar OF
- Stoffelijk voordeel verschaffen, OF
- Verkregen in ruil voor verstrekt/ in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
Artikel 3:3 BW (werken = standbeelden bruggen etc.)
• Ontroerende zaken: grond of duurzaam met de grond verenigd
• Roerende zaken: alle zaken die niet ontroerend zijn
Dieren zijn geen zaken maar het wordt wel behandeld als zaken
Registergoederen
• Artikel. 3:10 BW: “registergoederen zijn goederen voor welke overdracht of vestiging
inschrijven in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. “
• Dus eerst het wetboek doorlezen om te zien of voor een overdracht een
registerinschrijving vereist is.
• Ontroerende zaken
• Schepen
• Luchtvaartuigen
• Beperkte rechten op registergoederen
, Hoofdzaken/bestanddelen
• Artikel 3;4 lid 1 BW: al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak
uitmaakt, is bestanddeel van die zaak.
• Artikel 3:4 lid 2 BW: een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij
daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt
toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van de hoofdzaak.
Goede trouw
• Artikel 3:11 BW: goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg,
ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw
betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in ge gegeven
omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belette niet
dat genen die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de
feiten of het recht behoorden te kennen.
• Kennen (wetenschap van de feiten)
• Behoren
• Twijfel
Absolute- relatieve rechten
Absolute- beperkte rechten
• Artikel 3:8 BW: een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend
recht, hetwelk met het beperkte recht is bezwaard.
• De begrippen absolute rechten en relatieve rechten kennen geen definities in het
BW.
Subjectieve vermogensrechten
1. Volledige rechten
a) Op zaken (eigendom)
b) Op prestaties (geven, doen of nalaten)
c) Op voortbrengselen van de menselijke geest (auteursrecht, octrooi)
(Auteursrecht, octrooi) 1 A en C = absolute rechten
1 B = relatieve rechten
2. Beperkte rechten
a) Zekerheidsrechten:
-pandrecht
-Hypotheekrecht
b) Genotsrechten: vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal,
appartementsrecht
Alle rechten sub 2A en B= absolute rechten
Kenmerken absolute rechten
• Uitputtend (‘limitatief’) in het BW opgesomd; (‘gesloten systeem’)
• In beginsel tegen iedereen geldend;
• Droit de suite (‘zaakgevolg’)
• Droit de priorité (‘oud gaat voor jong’);
• Droit de préférence (‘voorrang bij faillissement’)