Goederenrecht Jaar 1
Onderwijsweek 1
Les 1:
Huiswerk:
Introductieopdracht:
Lees deze uitspraak, en beantwoord de volgende vragen
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:GHSHE:2010:BQ0443
1. Wat is een geschil? (Waarover verschillen partijen van mening)?
2. Wat is de specifieke rechtsvraag die de rechter moest beantwoorden? (Alinea 3.1)
3. Welk wetsartikel is bij de beantwoording daarvan relevant?
4. Aan de hand van welke twee voorwaarden moet de rechtsvraag beantwoord
worden? (Alinea 4.2)
5. Is de woonboot in deze zaak nu roerend of onroerend?
Antwoorden:
1. De belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een grondkavel en een waterkavel
waarin een woonark drijft. De woonark is vastgelegd aan twee palen die
meebewegen, de loopplank met stijger is verbonden met de wandelpromenade. De
vraag is of de woonboot roerend of onroerend goed is en of de overheid dus het
recht heeft op innen van belasting van de woonark aangezien deze voor een deel met
de wandelpromenade is verbonden.
2. De specifieke rechtsvraag betrof het antwoord op de vraag of de woonark
kwalificeert als onroerend zaak.
3. Artikel 3:3 lid 1 BW. & Artikel 8:1 BW
4. De eerste is dat het gaat om een zaak die blijkens zijn constructie bestemd is om te
drijven, een schip is een roerend zaak.
Ten tweede is dat iets verenigd moet zijn met de grond, hetzij rechtsreeks of door
vereniging met andere gebouwen of werken.
5. De woonboot is een onroerend zaak, de belanghebbende zou geen belasting hebben
moeten betalen als het een roerend goed was, maar er is sprake van een duurzaam
en met de grond zijn verenigd. In artikel 8:1 BW is een woonboot een roerend goed.
Meerkeuzevragen:
1. Wat is juist? Een voorbeeld van een zaak is:
a. Een aandeel in een B.V.;
b. Het water in een zwembad;
c. De vordering van een schuldeiser.
2. Wat is juist? Tot een vermogensrecht in de zin van art. 3:6 BW behoort een:
a. verplichting;
b. recht om te scheiden;
c. recht van gebruik en bewoning;
3. Wat is juist? Een voorbeeld van een goed is:
a. donororgaan;
b. een diploma;
c. Een fles bronwater;
,4. Wat is juist? Een registergoed is een:
a. aandeel in een N.V.;
b. pandrecht;
c. zeewaardige olietanker.
5. Wat is juist? Een beperkt recht is altijd een:
a. vermogensrecht;
b. relatief recht;
c. zekerheidsrecht
6. Leeuwenhart is eigenaar van een caravan die hij in vruchtgebruik (een absoluut recht)
heeft gegeven aan Moreel. Vervolgens draagt Leeuwenhart de caravan in eigendom over
aan Nakomer. Kan Nakomer eisen dat Moreel de caravan ontruimt?
a. Ja, omdat bij absolute rechten het oudste voor het jongste gaat;
b. Ja, omdat het eigendomsrecht het meest omvattende recht is;
c. Nee, op grond van zaaksgevolg;
7. Wat is juist? Prioriteit is een kenmerk van een goederenrechtelijk recht. Dit houdt in dat:
a. een ouder goederenrechtelijk recht voor een jonger goederenrechtelijke recht gaat;
b. het eigendomsrecht het meest volledige recht is;
c. absolute rechten voor relatieve rechten gaan.
8. Wat is juist? Een vorderingsrecht is altijd een:
a. absoluut recht;
b. relatief recht;
c. afhankelijk recht.
9. Wat is juist? Met het gesloten systeem van de wet wordt bedoeld dat:
a. niemand meer rechten kan overdragen dan hij bezit;
b. er geen andere absolute rechten zijn, dan die welke in de wet zijn geregeld;
c. de wet partijen niet vrijlaat in het bepalen van de bevoegdheden en verplichtingen met
betrekking tot een betrokken recht.
10. Het object van een absoluut recht is:
a. een goed
b. een zaak
c. een persoon
Casus opdracht:
Casus ‘Volkswagen kever’
Yarina is geslaagd voor haar rijbewijs en nu zoekt ze op Marktplaats een tweedehandsauto.
Al snel vindt zij een leuke Volkswagen Kever voor weinig. Ze neemt haar vader mee om de
auto te bekijken en er lijkt niets mis mee. Ze koopt de auto en krijgt het kentekenbewijs mee
om de auto op haar naam te zetten. Yarina staat nu in het kentekenregister als bezitter van
de auto.
,Vraag 1: Aan welke twee eisen moet zijn voldaan wil er volgens artikel 3:2 BW sprake zijn
van een zaak?
Artikel 3:2 luidt; Zaken zijn voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Artikel 3:2a lid 1 luidt; Dieren zijn geen zaken.
Artikel 3:2a lid 2 luidt; Bepalingen met betrekking tot zaken zijn op dieren van toepassing,
met in achtneming van de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht
gegronde beperkingen, verplichtingen en rechtsbeginselen, alsmede de openbare orde en de
goede zeden.
Dus de twee eisen voor sprake van een zaak zijn:
- Zaken voor menselijke beheersing, dus een mens moet het kunnen beheersen.
- Vatbare stoffelijke objecten, echte dingen die je kunt vasthouden of aanraken.
Vraag 2: Aan welke twee eisen moet zijn voldaan wil er volgens artikel 3:3 lid 1 BW sprake
zijn van een onroerende zaak?
Artikel 3:3 lid 1 luidt; Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de
grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de
grond zijn verenigd, hetzij rechtsreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of
werken.
Dus de twee eisen voor sprake van een onroerend zaak zijn:
- Onroerend zijn grond en de nog niet gewonnen delfstoffen.
- Onroerend zijn de met de grond verenigde beplantingen, hetzij rechtsreeks of hetzij
door vereniging met andere gebouwen of werken.
Vraag 3: Hoe kwalificeer je de Volkswagen juridisch volgens de artikelen 3:1, 3:2 en 3:3 BW
1. Eerst moeten we kijken of de auto een zaak is volgens art. 3:2 BW. Bestanddelen zijn;
- De auto is menselijk beheersbaar, iemand moet de auto besturen om te rijden.
- De auto is een vatbaar stoffelijk object dat je kunt aanraken.
De auto is dus volgens artikel 3:2 een zaak.
2. Ten tweede kijken we naar of de auto een goed is volgens art. 3:1 BW.
Artikel 3:1 luidt; goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.
Al eerder hebben we uitgezocht of de auto een zaak was, dit bleek zo te zijn dus aangezien
goederen alle zaken zijn is de auto ook een goed.
3. Ten derde kijken we of de auto een roerend of onroerend goed is volgens art.3:3 BW.
De bestanddelen van een onroerend goed zijn;
- Onroerend zijn grond en de nog niet gewonnen delfstoffen, dit is een auto niet
- Onroerend zijn de met de grond verenigde beplantingen, hetzij rechtsreeks of hetzij
door vereniging met andere gebouwen of werken. Een auto is dit ook niet.
De auto is dus geen onroerend goed, de auto is een roerend goed.
De conclusie volgt dus als volgt;
De auto is een zaak en een roerend goed.
Vraag 4: Geef een voorbeeld van een bestanddeel van de Volkswagen Kever.
De Volkswagen kever bestanddelen;
- Een zaak
- Een goed
- Een roerend goed
- Een niet-registergoed
, Vraag 5: Is de Volkswagen een registergoed
Registergoederen zijn goederen voor werker overdracht of vesting inschrijving in daartoe
bestemde openbare registers noodzakelijk is. Dit zijn dingen zoals een schip, vliegtuig of
hypotheek. Niet-registergoederen zijn auto’s en fietsen.
De Volkswagen is dus een niet-registergoed
Sheets Aantekeningen:
PP 1:
Goederenrecht gaat over recht tussen Persoon en Goed.
1. Goederen
Art. 3:1 BW luidt; goederen zijn alle zaken en vermogensrechten.
2. Zaken
Art. 3:2 BW luidt; zaken zijn de voor de menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Bestanddelen hiervan zijn;
- Voor menselijke beheersing vatbare
- Stoffelijke
- Objecten
3. Vermogensrechten
Art. 3:6 BW luidt; rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander echt,
overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen,
ofwel verkregen zijn in ruil verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn
vermogensrechten.
Bestanddelen hiervan zijn;
- Rechten
- Overdraagbaar, of
- Stoffelijk voordeel verschaffen, of
- Verkregen in ruil voor verstrekt/in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
4. Onroerend of roerende zaak
Art. 3:3 BW luidt; bij onroerende zaken is er sprake van grond of duurzaam met de grond
verenigd. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn.
5. Registergoederen
Art. 3:10 BW luidt; registergoederen zijn goederen voor werker overdracht of vesting
inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.
Voorbeelden van registergoederen zijn; onroerende goederen, schepen en luchtvaartuigen.
Art. 3:11 BW, bestanddelen zijn;
- Kennen (wetenschap van de feiten)
- Behoren te kennen
- Twijfel
6. Absolute, beperkte en relatieve rechten
Absolute rechten werken tegenover eenieder. = Beperkte rechten
Relatieve rechten werken tegenover een of meer bepaalde personen
PP 2:
Zaken zijn tastbare en concrete objecten; smartphone, gebouw, vrachtwagen of bankstel.
- Roerend: bureau, magnetron, tv, Ipad of fiets
- Onroerend: weg, dijk of tv-mast.
- Niet gewonnen delfstoffen: aardgas & aardolie.
