Samenvatting Arbeids- en ontslagrecht
College 1
❖ H.1 – Terreinverkenning
Beroepsbevolking definitie CBS:
- Personen: - die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of – die geen betaald
werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn
(werkloze beroepsbevolking).
- Toelichting: Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de
institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van
15 tot 75 jaar. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.
H.1.1 – Oriëntatie
- Onzelfstandige beroepsbevolking: de mensen die een betaalde baan hebben.
- Private sector: dat deel van de onzelfstandige beroepsbevolking dat in de marktsector
werkzaam is.
- Publieke sector: dat deel van de onzelfstandige beroepsbevolking dat bij de overheid
(centrale overheid, provincie, gemeente) werkzaam is.
- Semipublieke sector: dat deel van de beroepsbevolking dat verbonden is aan organisaties en
instellingen die financieel van de overheid afhankelijk is (personeel in ziekenhuizen,
verpleegtehuizen, buurthuizen, onderwijs, omroep)
- Zelfstandige beroepsbevolking: dat deel van de beroepsbevolking dat tijdens de uitoefening
van de werkzaamheden niet ondergeschikt is aan opdrachten van anderen (zelfstandigen)
- Zelfstandige zonder personeel (zzp’er): werkt voor zichzelf zonder werknemers.
Schijnzelfstandigen: zij zijn voor opdrachten vaak afhankelijk van maar 1 opdrachtgever. Dit
maakt hun kwetsbaar. Veel beschermende regels gelden niet voor zzp’ers.
- Wet normalisering rechtpositie ambtenaren (Wnra): de invoering van deze wet heeft tot
gevolg dat op het overgrote deel van de ambtenaren het arbeidsrecht van toepassing is dat
geldt voor de werknemers in de private sector.
- Wet normering bezoldiging topfunctionarissen (WNT): deze wet bepaald dat niemand in de
publieke en semipublieke sector per jaar meer mag verdienen dan €201.000 bruto (2020)
(Balkenendenorm).
H.1.2 – Werkgever en werknemer, welke rechtsbronnen?
Het arbeidsovereenkomstenrecht;
- Art. 7:610-615 BW: algemene bepalingen
- Art. 7:616-633 BW: loon
- Art. 7:634-645 BW: vakantie en verlof
- Art. 7:646-649 BW: gelijke behandeling
- Art. 7:650-653 BW: enkele bijzondere bedingen in de arbeidsovereenkomst
- Art. 7:654-658c BW: enkele bijzondere verplichtingen van de werkgever
- Art. 7:659-661 BW: enkele bijzondere verplichtingen van de werknemer
- Art. 7:662-666a BW: rechten van de werknemer bij overgang van onderneming
- Art. 7:667-686a BW: einde van de arbeidsovereenkomst
- Art. 7:687-689 BW: de handelsvertegenwoordiger
- Art. 7:690-693 BW: de uitzendovereenkomst en de payrollovereenkomst
- Art. 7:694-745 BW: bijzondere bepalingen terzake van de zee-arbeidsovereenkomst
Belangrijke wetten die onderdeel van Titel 7:10 BW zijn:
- Wet flexibiliteit en zekerheid (1999): doel van deze wet is enerzijds dat het de werkgevers
mogelijk wordt gemaakt flexibeler en slagvaardiger over personeel te beschikken, anderzijds
, wilde de wetgever bepaalde kwetsbare groepen (uitzendkrachten en oproepkrachten) extra
bescherming en dus meer zekerheid bieden.
- Wet werk en zekerheid (2015): op de eerste plaats wilde de wetgever een halt toeroepen aan
de ontwikkeling dat steeds minder mensen een vast arbeidscontract krijgen. In de tweede
plaats wilde hij een einde maken aan de ongewenste ontwikkelingen op het terrein van het
ontslagrecht. In de derde plaats moesten de overheidsuitgaven worden teruggedrongen, wat
leidde tot minder lange uitkeringen.
- Wet arbeidsmarkt in balans (2020): met deze wet wilde de wetgever de niet gehaalde
doelstellingen van de WWZ alsnog realiseren. Er is aandacht geschonken aan versterking van
de positie van de oproepkracht en aan versoepeling van het nogal starre ontslagrecht dat de
WWZ heeft gebracht.
Het vermogensrecht in het algemeen
- Een arbeidsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst: ovk waar verbintenissen uit
voortvloeien.
- Verbintenis: een rechtsbetrekking tussen ten minste 2 partijen, die ertoe leidt dat de ene
partij 1 of meer rechten verkrijgt, en de andere partij 1 of meer plichten op zich neemt.
- De speciale regeling (art. 7:610 e.v. BW) gaat VOOR de algemene. Geeft echter de speciale
regeling geen antwoord op een bepaalde problematiek, dan moet vervolgens de algemene
regeling worden toegepast.
Overige wetten met betrekking tot de private sector
- Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
- Wetten op het terrein van de gelijke behandeling in de werkrelatie
- Wet arbeid vreemdelingen
- Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst
- Wet op de ondernemingsraden
- Wet melding collectief ontslag
- Wetten op het terrein van de sociale zekerheid
De jurisprudentie (rechtersrecht)
- Naast de wetgever kan ook de rechter als rechtsvormer optreden. De rechter vulde wetgever
aan.
- Jurisprudentie: het geheel van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke colleges. De
uitspraken van de Hoge Raad spelen een centrale rol. De daarin geformuleerde regels worden
veelvuldig door lagere rechters gebruikt als leidraad voor hun beslissingen.
De cao
- Worden meestal jaarlijks of tweejaarlijks afgesloten tussen een individuele werkgever of 1 of
meer werkgeversorganisaties en vakbonden.
- Cao-afspraken kunnen soms regels uit het arbeidsovereenkomstenrecht terzijde schuiven of
bepaling bevatten die voor de werkgever gunstiger zijn.
- Tevens kunnen er kwesties aan de orde worden gesteld die niet in een wet of wetsartikel
geregeld zijn.
Het verdrag
- Een overeenkomst gesloten tussen 2 of meer landen.
- Soms kunnen burgers zich rechtstreeks op een verdragsbepaling beroepen.
- Europees Sociaal Handvest (ESH) en Internationale Arbeidsorganisatie zijn organisaties die
bevoegd zijn rechtsregels uit te vaardigen.
, - Implementatie: EU-verdragen zijn een belangrijke bron van internationaal Europees sociaal
recht. Op grond van deze verdragen zijn richtlijnen uitgevaardigd, die de aangesloten lidstaten
dienen om te zetten in nationale regelgeving.
H.1.3 – Van dwingend tot aanvullend recht
Dwingend recht: mag je niet vanaf wijken.
Driekwartdwingend recht: alleen afwijking bij cao. Alleen de vakbonden en de werkgever(organisatie)
kunnen in overleg een andere regeling treffen.
Semidwingend recht: alleen bij schriftelijke ovk is afwijken mogelijk. Werkgever en werknemer kunnen
individueel van het bepaalde in de wet afwijken, mits dit schriftelijk plaatsvindt.
Aanvullend recht: er mag altijd schriftelijk EN mondeling van worden afgeweken.
Dwingendrechtelijke bepalingen: is te herkennen aan de sanctie die staat op afwijking van de
betreffende inhoud. Bij nietigheid moet worden geconcludeerd dat wat afwijkend is overeengekomen,
voor de wet niet bestaat. Een vernietigbare bepaling vereist een actieve handeling van de werknemer.
Hij moet zich op de strijdigheid van de individuele afspraak met de wettekst beroepen. Beroept hij zich
niet, dan zal het rechtsgevolg van de wettekst niet intreden. Na 5 jaar is het beroep niet meer mogelijk
i.v.m. verjaring.
Driekwartdwingende bepalingen: er wordt expliciet in de betreffende wetsartikel aangegeven dat
afwijking slechts mogelijk is bij cao (of bij regeling door of namens een bevoegd bestuursorgaan).
Alleen ten nadele van de werknemer mag er van deze regeling afgeweken worden (namelijk door een
kortere opzeggingstermijn dan de wet voorschrijft in de cao op te nemen) als vakbonden en
werkgevers(organisatie) overeenstemming hebben bereikt. Als een wettelijke bepaling
driekwartsdwingend recht is, kan nooit van deze bepaling bij individuele afspraak worden afgeweken.
Semidwingende bepalingen: de werkgever moet het loon van de werknemer doorbetalen, behalve
wanneer het gaat om een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te
komen. Als bijv. de werknemer niet kan werken doordat er te weinig opdrachten zijn, moet de
werkgever alsnog het loon blijven doorbetalen. Voor het eerste halfjaar van de arbeidsovereenkomst
bij een schriftelijke overeenkomst mag er vanaf worden geweken wanneer ten nadele van de
werknemer. Een mondelinge afspraak is niet voldoende. Bij een bepaling van semidwingend recht mag
wel bij cao worden afgeweken.
Aanvullende bepalingen: de contractpartijen zijn vrij in de wijze waarop zij van het betreffende artikel
afwijken. Afwijking is dus toegestaan, ook via een mondelinge afspraak.
H.1.4 – Competentie rechter arbeidszaken
Absoluut: Welk soort gerecht (rechtbank, gerechtshof, Hoge Raad). Kantonrechter à arbeidszaken,
ongeacht de hoogte van de vordering.
- 1 uitzondering: geschillen tussen de bestuurder van naamloze of besloten vennootschap en de
nv/bv waar hij voor werkt, worden door de gewone civiele rechter beslist MITS het een
vordering betreft van meer dan €25.000,- of een onbepaald bedrag is.
- Rechter in eerste aanleg: de rechter die als eerste absoluut bevoegd is om van een geschil
kennis te nemen.
- Als een van de partijen het niet eens is met de uitspraak, kan hoger beroep worden ingesteld.
Dit wordt ingesteld bij het gerechtshof: Den Haag, Amsterdam, Den Bosch en
Arnhem/Leeuwarden.
- Na hoger beroep kunnen partijen nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad (Den Haag).
- Alle geschillen die betrekking hebben op de beëindiging van de aovk (ontslagzaak,
openstaande vakantiedagen etc.) moeten via een verzoekschrift bij de kantonrechter
aanhangig gemaakt worden. Als er nog andere vorderingen opstaan die te maken hebben met
de ontslagzaak, dan kunnen ook die vorderingen in hetzelfde verzoekschrift aan de
kantonrechten worden voorgelegd.
, Relatief: plaats waar de zaak aanhangig moet worden gemaakt;
- Iedere rechtbank in Nederland is aan een bepaald gebied toegekend (arrondissementen).
Iedere arrondissement is in twee of meer kleinere regio’s verdeeld.
- Vestigingsplaats: plaats waar de kantonrechter is gevestigd.
- Bevoegd is de kantonrechter van 1. De woonplaats of vestigingsplaats van de wederpartij (de
gedaagde) of 2. De plaats waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht.
- Kort geding: een snel, afwikkelende, informele en grotendeels mondelinge gevoerde
procedure voor spoedeisende gevallen. Uitspraak is binnen enkele uren of dagen.
- De kantonrechter of de gewone (civiele) rechter kan als voorzieningenrechter optreden.
- Het vonnis bij een kort geding is niet definitief: de partij die in het ongelijk is gesteld, kan later
altijd nog een gewone procedure (bodemprocedure) beginnen.
EISER REIST