Wat is psychologie?
Een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en die gedragsevidentie
gebruikt wordt om interne processen te begrijpen.
Plato dacht dat er een ware, onzichtbare en een zichtbare, veranderlijke wereld
was, de zichtbare is een onvolmaakte afspiegeling van de ware.
Aristoteles vond dat je uit moest gaan van axioma’s om echte kennis te krijgen.
Doordat god garant stond voor de waarheid, waren de geschriften van de
kerkvaders de meest betrouwbare bron van kennis. In de wetenschappelijke
revolutie begon men te denken dat ware kennis gebaseerd is op systematische
observatie en actief ingrijpen in de wereld. In de copernicaanse revolutie werd
het beeld gevorm dat de aarde niet het centrum van het heelal is.
Helmholtz onderzocht de snelheid van informatieoverdracht.
Donders onderzocht hoeveel tijd mensen voor simpele taken nodig hadden, dit
was het begin van de mentale chronometrie.
Darwin kwam met zijn evolutietheorie, met genetische variatie, natuurlijke
selectie, struggle for life en survival of the fittest.
Descartes dacht via het dualisme, de geest heeft een vrije wil en is de kern van
het menselijk denken. Het lichaam is een omhulsel en kan de geest niet
beïnvloeden. Het rationalisme stelt dat kennis gebaseerd is op de rede. Het
nativisme houdt in dat een mens aangeboren kennis heeft. Ook dacht hij dat het
universum een machine vormde, die wiskunde beschreven kon worden.
Empirisme zegt dat ideeën door zintuiglijke waarnemingen worden gevormd
(Locke). Er zijn associaties van ideeën, hogere-ordekennis komt tot stand door
combinaties van eenvoudige ideeën.
Wundt richtte het eerste psychologisch laboratorium op. Hij werkte ook door
introspectie, kijken naar het eigen bewustzijn van binnenuit. Er is introspectie
van de filosofen en er is introspectie vanuit een gestandaardiseerde situatie,
waarbij je eenzelfde proef herhaalt en dan met eenvoudige antwoorden moet
reageren. Bij het structuralisme proberen ze de structuur van het bewustzijn te
ontdekken. Titchener was meer structuralistisch, hij dacht dat elk complex
proces tot een combinatie van elementaire componenten kon worden
gereduceerd.
Binet en Simon ontwikkelde de eerste intelligentietest. Zij maten de
schedelomtrek en registreerden prestaties op eenvoudige waarnemingsproeven.
Functionalisme (Amerikaanse psychologie): psychologie gaat vooral op zoek
naar de optimale aanpassing. Belangstelling voor individuele verschillen en
verschillen tussen mens en dier. James beschreef mentale processen als een
stream of consciousness.
Watson was van het behaviorisme, hij vond dat enkel observeerbaar,
meetbaar gedrag het onderwerp kan vormen van het onderzoek en de
theorievorming. Er moet een operationele definitie zijn, zodat andere het
onderzoek kunnen herhalen. De S-R-psychologie zegt dat een stimulus een
respons uitlokt. Het positivisme zegt dat de natuurwetenschappen de meest
succesvolle manier waren om kennis te verkrijgen, er is een precieze relatie
tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabele.
, Freud bracht de psychoanalyse, het bewustzijn en het gedrag zijn erg
oppervlakkige fenomenen en de ware oorsprong van het ontstaan van
persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen liggen bij onbewuste
krachten. Dit is de hermeneutiek, het lijkt meer op het begrijpen van het
verleden, dan de onderzoeken.
Dilthy maakte een onderscheid tussen natuur- en geesteswetenschappen, de
natuurwetenschappen streven naar algemeen geldende wiskunde wetten en de
geesteswetenschappen streven naar de complete rijkdom van een fenomeen te
begrijpen.
Beschrijvend onderzoek: als eerst correcte informatie verzamelen over het
onderwerp. Naturalistische observatie: gedrag wordt systematisch
geobserveerd in een natuurlijke context. De aanwezigheid van de onderzoeker
heeft soms invloed op het geobserveerde gedrag, reactieve gedragingen. Via
een vragenlijst of een interview kun je ook informatie over een fenomeen
verzamelen. Een gestructureerd interview heeft een vaste vragenlijst, een
ongestructureerd interview niet. Mensen hebben de neiging om op een
manier te reageren die maatschappelijk gewaardeerd wordt, sociale
wenselijkheid. Een opiniepeiling is een inventaris van opinies bij een
representatieve steekproef van de bevolking. Bij gestandaardiseerde tests is
er een vragenlijst, maar men heeft al een verwacht antwoordenpatroon. Een
gevalstudie is een intensief, gedetailleerd onderzoek over een
persoon/gebeurtenis, waarbij principes in het algemeen gevonden willen worden.
Bij een correlatieonderzoek, onderzoekt met de correlatie tussen
variabelen, hiervoor heb je de correlatiecoëfficiënt. Je kunt een positieve, nul
of negatieve correlatie hebben. Ze maken het niet mogelijk om oorzaak en
gevolg te onderscheiden.
Bij experimenteel onderzoek grijpen onderzoekers actief in. De voorspelling
die getoetst wordt, is de hypothese. De onafhankelijke variabele wordt
gevarieerd, de afhankelijke wordt gemeten en de controlevariabelen blijven
constant. Variabelen moeten worden geoperationaliseerd, we moeten concreet
worden gemaakt.
Onze waarneming heeft altijd een aspect van interpretatie. Je hebt interne (lag
het effect wel zeker aan die variabele) en externe validiteit (is het resultaat
algemeen buiten de onderzoeksopzetting). Met een veldexperiment proberen
ze controle aan te brengen in een natuurlijke situatie. Je moet verschillende
studies en hun resultaten combineren om te weten of die van jou kan kloppen.
Veel fenomenen op aarde hebben een systematische en een toevalscomponent.
Al het gedrag verloopt via het centrale zenuwstelsel. De biologie kan de geest
beïnvloeden via processen in het lichaam. Bij adoptiestudies worden
kenmerken van adoptiekinderen met hun adoptie en hun biologische ouders
vergeleken. Bij stamboomonderzoek wordt er naar verschillende generaties in
een familie gekeken.
Inprenting zijn de neigingen van pasgeborenen. Volgens de
evolutiepsychologie moeten we eerst kijken naar het principe van natuurlijke
selectie, om het gedrag van de mens te begrijpen. Mensen en dieren verwerken
informatie en leren via ervaringen. Homunculus geeft aan dat de geest in de