RR105 / RD105 – Rechtsgeschiedenis
Schriftelijk tentamen versie 1
Algemeen
Datum : 13/03/2015
Docent : E. von Bóné / T.Wallinga
Tijdsduur : 09:30 tot 12.30
Soort tentamen : gesloten boek / MC
Aantal vragen : 2 teksten met open vragen; 36 MC-vragen
Aantal pagina’s : 12 pagina’s (incl. voorblad)
Aantal bijlagen : geen
Instructies
U mag geen rekenmachine gebruiken
U mag geen programmeerbare rekenmachine gebruiken
U mag geen aantekeningen gebruiken
U mag geen boeken gebruiken
U mag geen woordenboek gebruiken
Overige opmerkingen
1. Vul op alle antwoordvellen uw naam, voorletter(s) en examennummer in.
2. Vergeet niet elk onderdeel van de vragen in lopende zinnen en in correct Nederlands te
beantwoorden en zoveel mogelijk te motiveren. Schrijf woorden voluit; gebruik geen
afkortingen! Afkortingen worden als NIET geschreven beschouwd.
3. Schrijf de antwoorden op de open vragen met een zwart of blauw schrijvende pen,
NIET met potlood, en LEESBAAR! Onleesbaar werk wordt niet nagekeken.
4. Tekst 1 toetst het onderdeel Vaardigheden.
5. De maximale score voor de open vragen bedraagt 20 punten per tekst. De maximale
score voor deze vragen is daarmee 40 punten. Per vraag is het aantal te behalen punten
aangegeven. De maximale totale score voor de MC-vragen is 60 punten.
De uitslag van het tentamen zal op dinsdag 7 april 2015 worden bekendgemaakt.
Nabespreking van het tentamen vindt plaats op woensdag 15 april 2015 van 15.00-16.45
uur in de Aula. Voor deze nabespreking dient u zich uiterlijk op dinsdag 14 april via
LawWeb op te geven!
NB Ga, voordat u de tentamenzaal verlaat, na of u alle hierboven
vermelde instructies hebt opgevolgd!
U dient alle papieren (opgaven, kladpapier, antwoordvel etc.) in te leveren bij
de surveillant.
Veel succes!
1
,Tekst 1
Gaius, Inst. III, 202
Interdum furti tenetur qui ipse furtum non fecerit, qualis est cuius ope consilio furtum
factum est. In quo numero est, qui nummos tibi excussit, ut eos alius surriperit, vel
obstitit tibi, ut alius surriperit, aut oves aut boves tuas fugavit, ut alius eas exciperet.
Et hoc veteres scripserunt de eo qui panno rubro fugavit armentum; sed si quid per
lasciviam et non data opera, ut furtum commiteretur, factum sit, videbimus, an utilis
actio dari debeat, cum per legem Aquiliam quae de damno lata est, etiam culpa
puniatur.
Vertaling:
Soms wordt iemand door de actie uit diefstal aansprakelijk gesteld, die de diefstal niet zelf heeft
gepleegd, bijvoorbeeld hij met wiens hulp of raad de diefstal is gepleegd. Tot diegenen behoort
hij die u geldstukken uit de hand heeft geslagen, om een ander ermee vandoor te laten gaan, of die
u met hetzelfde doel voor de voeten loopt, of die uw schapen of runderen opjaagt om ze door een
ander te laten opvangen. De oude juristen hebben dit ook toegepast op degene die door een rode
lap een kudde op de vlucht heeft gejaagd. Maar als iets door baldadigheid is voorgevallen, zonder
de opzet dat er diefstal zou worden gepleegd, moeten wij nagaan of een analoge actie behoort te
worden verleend; immers, bij de lex Aquilia die met betrekking tot zaaksbeschadiging is
uitgevaardigd, wordt zelfs schuld bestraft.
Vragen:
a. Leg uit in welke opzichten de actie uit diefstal en de actie op grond van de lex Aquilia
overeenkomen, en in welke opzichten ze verschillen. (5 punten)
Overeenkomst:
- Beide acties zijn poenale acties, dus gericht op een boete.
- Ze zijn beide passief onovererfelijk en kennen ze noxale aansprakelijkheid voor de
eigenaar.
- Ze cumuleren onbeperkt tegen mededaders
- en kan alleen worden ingesteld door de eigenaar of andere belanghebbende.
Verschil:
Voor actio furti geldt opzet/dolus als aansprakelijkheidsgraad, terwijl bij actio legis
Aquiliae schuld/culpa de aansprakelijkheidsgraad is.
Bij de actio furti bedraagt de boete 2 of 4x de waarde van het gestolen goed. En voor de
actio legis Aquiliae gaat het om de waarde van het afgelopen jaar of dichtstbijzijnde 30
dagen. Hierbij kan het bedrag nog een keer worden verdubbeld in dien de gedaagde
ontkent.
b. Waarom wordt in het laatste in de tekst genoemde geval een analoge actie (actio utilis)
gegeven en niet de gewone actie op grond van de lex Aquilia? (5 punten)
Bij deze daden wordt er niet direct fysiek gehandeld en dat is wel een vereiste voor het
instellen van de actio legis Aquiliea. Daarom moet die ene voorwaarde (fysiek handelen)
worden aangepast om een actio in te stellen. Dit wordt de actio utilis.
2
,c. "... etiam culpa puniatur / ... wordt zelfs schuld bestraft."
Waarom zou hier het woord "zelfs (etiam)" worden gebruikt? Wat zegt dit over de relatieve
zwaarte van de aansprakelijkheidsgraden? (5 punten)
“Zelfs” benadrukt dat bij de Lex Aquilia niet alleen sprake is van dolus, dit is een lichte
aansprakelijkheid. Maar nu wordt er bij de lex Aquilia ook gestraft met culpa/schuld. Dit is
een zwaardere vorm van aansprakelijkheid. Het is namelijk lastiger om te voorkomen en
makkelijker te bewijzen.
d. Verklaar het woord "bestraft (puniatur)" en geef de consequenties van deze uitdrukking
aan. (5 punten)
De actio legis Aquiliea is volgens de tekst gericht op bestraffing van de dader, dus het
opleggen van een boete. Hierdoor kan zodra de dader overlijdt geen actie worden ingesteld:
de actie is namelijk passief onovererfelijk en kan niet over gaan op erfgenamen.
Tekst 2
Hoge Raad 6 januari 1905, W 8163 (Singer / Ivens)
Het geding in feitelijke instanties: zowel Rechtbank als Hof had de gedragingen van Ivens – het
verkopen van nagemaakte "verbeterde Singer naaimachines" – onrechtmatig geacht.
HR: "Ten aanzien der onrechtmatigheid van de gestelde handelingen: O(verwegende) dat indien de
grondslag van de beslissing hierover moest zijn het oordeel of zulk eene gedragslijn, gevolgd met
de door het arrest [van het Hof] uitgemaakte in het middel omschreven bedoeling, al dan niet
indruischt tegen hetgeen, bij het drijven van zaken, maatschappelijk betaamt, alsdan de
onrechtmatigheid van gezegd handelen of nalaten zou kunnen zijn aangenomen; dat echter de
toepasselijkheid der artt. 1401 en 1402 B.W. daarop niet afhangt van deze vraag, maar hiervan of
hetzij de daad hetzij het verzuim in strijd zijn met des daders rechtsplicht of inbreuk maken op eens
anders recht (...)".
Vragen:
a. Acht de Hoge Raad het gedrag van Ivens in strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheid?
(5 punten)
In beginsel wel: De HR zegt dat indien de maatschappelijke betamelijkheid de norm zou
zijn, de onrechtmatigheid had kunnen worden aangenomen. Vervolgens zegt hij dat dit juist
niet de toe te passen norm is, maar intussen is duidelijk geworden dat Ivens zeer
waarschijnlijk in strijd met de zorgvuldigheidsnorm had gehandeld.
b. Hanteert de Hoge Raad hier een beperkte of een ruime opvatting van het begrip "onrecht-
matig"? (5 punten)
De HR hanteert het begrip onrechtmatig in enge zin. Het woord onrechtmatig word beperkt
tot onwetmatig: inbreuk op een (subjectief) recht of strijd met de daders rechtsplicht,
waarbij het bewuste recht respectievelijk de rechtsplicht in een wet zodanig vermeld moet
zijn. Daar was hier geen sprake van. Oneerlijke concurrentie stond niet genoemd in een
bepaling.
3
, c. Van welke verhouding tussen de artikelen 1401 en 1402 BW (oud) gaat de Hoge Raad in deze
rechtsoverweging blijkbaar uit? Is dat de verhouding die in deze tijd mocht worden verwacht?
(5 punten)
Art. 1402 OBW werd, sinds 1883 het notarisarrest, verbonden aan art. 1401 OBW. Vanaf
dat moment werd onrechtmatig ook een vereiste voor art. 1402 OWB. Dit is gehandhaafd
ook na het arrest van Lindembaum/Cohen in 1919.
Ja dit mocht worden verwacht. Men wilde beschermen dat de concurrentie bleef bestaan,
het weg vallen van concurrentie zou slecht zijn voor de handel.
d. Bij welke gelegenheid is de maatschappelijke zorgvuldigheid deel gaan uitmaken van het
Nederlandse recht betreffende de onrechtmatige daad? (5 punten)
Bij het arrest van Lindenbaum/cohen werd voor het eerst de ruime uitleg van het begrip
onrechtmatig gehandteerd. Onrechtmatig omvat een inbreuk op de maatschappelijke
betamelijkheid en de goede zeden. Dit is pas in 1992 vastgelegd.
MC-vragen
1. Wie van de twee hieronder te noemen Romeinse juristen is de beste bron voor het klassieke
Romeinse recht en waarom?
a. Papinianus, omdat hij de meest principiële jurist uit die periode is.
b. Papinianus, omdat hij twee generaties jonger is dan Gaius en dus meer literatuur
overziet.
c. Gaius, omdat hij in zijn Res Cottidianae een grote diversiteit aan onderwerpen
behandelt.
d. Gaius, omdat zijn inleidende leerboek (Institutiones) ook buiten het Corpus Iuris
Civilis om is overgeleverd.
2. Justinianus kan als eerste en laatste codificator van het Romeinse recht in al zijn facetten
worden beschouwd, omdat hij
a. het Edict van de praetor door Salvius Julianus in zijn definitieve vorm liet vast-
leggen.
b. als eerste de keizerlijke wetten in één Codex bijeenbracht.
c. als eerste een compilatie wist te maken van de geschriften van de klassieke
Romeinse juristen.
d. in aanvulling op zijn codificatie tevens aan alle inwoners van zijn rijk het Romeinse
burgerrecht verleende (personaliteitsbeginsel).
3. In het Notaris-arrest (1883) wordt door de Hoge Raad uitgegaan van een
a. ruime buitencontractuele aansprakelijkheid, omdat onder invloed van Molengraaff
de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm werd toegepast.
b. ruime buitencontractuele aansprakelijkheid, door de corrigerende werking van de
redelijkheid en billijkheid.
c. beperkte buitencontractuele aansprakelijkheid, omdat het begrip “onrechtmatig” uit
art. 1401 BW (oud) in art. 1402 BW (oud) werd ingelezen.
4