SAMENVATTING HOORCOLLEGES – KERNTHEMA BESTUURS EN ORGANISATIEWETENSCHAPPEN
College 1: Introductie
Organisatie: ontstaat wanneer mensen samenwerken om een gewenst einddoel of doel te bereiken. Het kan gebeuren door
opzettelijk ontworpen activiteiten, spontane improvisatie of een combinatie hiervan, maar het hangt altijd af van
gecoördineerde actie. De coördinatie van menselijke belangen en activiteiten kan variëren van eenvoudig tot complex.
Aanvullende aspecten van bestuurs- en organisatiewetenschappen:
Bestuur Organisatie
Dicht op bestuurders, beleidsmakers, Dicht op managers, professionals,
overheid… uitvoerders
Macro: het systeem, het grotere plaatje Meso/Micro: interne organisatie, mens +
zijn scores
Richting wat we willen Inrichting hoe we het doen
Voorschrijvend en normatief: hoe het Beschrijvend en begrijpend: hoe het
zou moeten werken feitelijk werkt
10 stellingen van bestuurs- en organisatiewetenschappen:
1. Organisaties zijn de knooppunten in de samenleving en in ons leven.
2. De rol als spil in de samenleving is in de afgelopen eeuw almaar toegenomen: wij leven in een
“organisatiesamenleving”.
3. Wij weten over het algemeen geen moer van organisaties en hun werking.
4. Organisaties zijn overal, maar wij zien ze niet of krijgen ze niet te zien.
5. Werk kan saai zijn, maar werkende mensen bestuderen is juist niet saai.
6. Nederlanders denken dat het om je privéleven draait, maar in de praktijk draait het (minstens evenzeer) om je werk.
7. Het fenomeen ‘organisatie’ is (net als bestuur) niet eenduidig. Het is van alles tegelijk.
8. Elke ordening van het gebied B&O is per definitie onvolmaakt en onvolledig en dus een tikje willekeurig.
9. Theorie is de landkaart niet het landschap.
10. Wees verschillig!
Collegethema’s
‘Rationele’ versus ‘humanistische’ sturing (1900-1940, jaren 60)
De formele versus de informele organisatie (jaren 50 en 60)
Organisatie en omgeving (jaren 60 en 70)
Structuur en cultuur (jaren 80 en 90)
Bureaucratie versus postbureaucratie (jaren 90 tot nu)
Bestuur/management Mens & organisatie
De B-lijn De O-lijn
Scientific management Bureaucratiestudies, besluitvormingsstudies
Humanistisch management Contingentietheorie, institutionele theorie
Cultuurmanagement en zelfsturing Organisatiecultuur, macht en politiek, en identiteit
Postbureaucratie en verandermanagement
Paradigmastrijd in de organisatiewetenschappen
Managerialistisch
Positivistisch
Constructivistisch
(organisatie
(Organisatie als sociale
als rationeel
constructie/leefwereld
systeem) Kritisch afstandelijk
Positivisme vs. constructivisme:
De ‘positivist’ gaat uit van een objectief bestaande, en objectief te observeren werkelijkheid (een wetenschapper
‘meet’ de ‘objectieve’ kenmerken).
De ‘constructivist’ gaat uit van een werkelijkheid die door mensen wordt geconstrueerd (een wetenschapper
bestudeert hoe mensen hun wereld interpreteren en construeren).
Managerialisten vs. critici
‘Managerialisten’ richten zich op de vraag hoe organisaties effectiever zijn te besturen (zij hebben dezelfde belangen en
belangstellingen als managers).
, ‘Critici’ blijven op kritische afstand en schrijven over, in plaats van voor management in organisaties. Vaak zijn zij ook
partijdig door sympathie voor wie wordt ‘gemanaged’, waarbij sommigen een organisatie neerzetten als instrument van
onderdrukking/overheersing.
College 2: Opkomst van de organisatiesamenleving en de bureaucratie
Bureaucratische beheersing ‘Humanistische’ beheersing
Scientific Management (Taylor) Human Relations School (Mayo
Science of Administration (Fayol) Revisionisme (McGregor e.a.)
Organisatie is een sociaal verband waarin mensen de
Organisatie is een rationeel ontworpen, efficiente machine:
doorslag geven: beheersing informele aspecten (motivatie,
beheersing van formele aspecten
groepsprocessen…)
Vastleggen regels & procedures (standaardisatie) en taken & Taakverbreding/verrijking, decentraal/participatief i.p.v.
posities (differentiatie) hiërarchisch
Mensbeeld: theorie X (dus: prestatieloon) Mensbeeld: theorie Y (dus: sociaal beleid)
Harde sturing door dwang, controle en straf Zachte sturing door inspraak en participatie
Management is een technische vaardigheid Management is een sociale vaardigheid.
1. Historische achtergrond
Begin 19e eeuw: kleine bedrijven van baas-eigenaar die kleine productie hadden voor lokale markten.
1850 – 1930 (opkomst) en 1930 – 1970 (bloei): Grote bedrijven onder leiding van professionele bestuurders die
massaproductie hadden voor grote markten (‘Big Business’).
1970 – nu: ‘nieuwe’ organisatie? Maatwerk voor decentrale markten.
Kenmerken van een organisatie van de 20e eeuw: ‘Big Business’
Snelle, forse groei en dus grote gebouwen, veel personeel etc.
En grote, complexe organisatie met verregaande differentiatie van taken
Horizontale en verticale integratie van de markt: samenwerking, fusies en overnames tussen concurrenten
(horizontaal) en tussen leveranciers, producenten en distribiteurs (verticaal) en, daardoor, het ontstaan van
conglomeraten: ondernemingen actief in diverse markten
Aangedreven doordat eigenaren minder persoonlijk risico lopen: bedrijven extern gefinancierd (banken, beurs)
Oligopolie: markt beheerst door enkele ondernemers
Minder de ‘onzichtbare hand van de markt’, meer de zichtbare hand van het management: ‘managerial revolution’.
Van traditionele stand samenleving naar industriële, ‘verorganiseerde’ samenleving. Afnemende betekenis van standen, familie,
dorpsgemeenschap, kerk, religie, landbouw/veeteelt e.d. Opkomst van grootschalige industrie, grote steden, treinen-auto’s-
Vliegtuigen, loonarbeid (en arbeiders) en ook nationale staten, markteconomie en ‘organisatiesamenleving’.
2. 19e -eeuwse sociologen: Marx, Durkheim en Weber
Karl Marx (1818-1883), Emile Durkheim (1858-1917), Max Weber (1864-1920)
Naar een ‘moderne’ verorganiseerde samenleving:
1. Proces van differentiatie en machtsconcentratie: een verregaande opsplitsing van activiteiten die nu door specifieke
mensen of groepen worden gedaan (arbeidsverdeling) en aan aparte organisaties worden gekoppeld die centraal geleid
worden.
2. Proces van commodificatie of verwaring: activiteiten en hun opbrengst worden afgemeten aan het geld dat ze
opbrengen en teruggebracht tot waren (commodoties) die op ‘de markt’ verhandeld kunnen worden. Ook arbeid is
‘koopwaar’ op de arbeidsmarkt en wordt verricht in ruil voor loon van een werkgever.
3. Proces van ‘rationalisatie’: het ordenen en systematiseren (‘organiseren’) van de werkelijkheid om haar beheersbaar te
maken, waarmee ons denken en handelen steeds meer onderworpen wordt aan berekeningen, beredenering en
beheersing.
Taylor’s Scientific Management = rationalisatie, differentiatie, machtsconcentratie en commodificatie
Standaardisatie & formalisatie Rationalisatie
Horizontale arbeidsverdeling differentiatie
Verticale arbeidsverdeling machtsconcentratie
Prestatieloon commodificatie
, Aantekeningen college 3
Rationaal-bureaucratisch management (Taylor)
1. Het ideaal van Frederick Taylor
Vroeger was bureaucratie een positief begrip en een ideaal voor de meeste
mensen. Mensen moesten als machines gaan werken. Voor Taylor was er
Adam Smith. Hij had al voorspeld dat er grote winsten zouden zijn te halen
als alle taken worden verdeeld. Zo kan er meer worden geproduceerd
volgens hem. Als 1 persoon iets moet maken ben je daar heel lang mee
bezig, maar als je de taken verdeeld, dat worden die personen er sneller en
handiger in. Dit maakt dat er veel meer geproduceerd kan worden.
Frederick Taylor had de principes van scientific management opgeschreven.
1. Er gaat iets mis door inefficiëntie in alle dagelijkse activiteiten
2. Oplossing is systematisch management
3. Om te bewijzen
Kenmerken Taylor’s managementmodel: Scientific Management of Taylorisme
Standaardisatie van werkprocessen en formalisatie van gedrag in regels en procedures. Nauwgezette analyse van de
arbeider, selectie en scholing voor specifieke taken en nauwgezette analyse van de werkprocessen en formeel
vastleggen van uit te voeren taken. Tegenwoordig is dit heel vanzelfsprekend.
Horizontale en verticale taakverdeling. Ver doorgedreven specialisatie en scherpe scheiding tussen denken en doen,
plannen en uitvoeren, leiding en uitvoerenden (gebracht als ‘samenwerking’ en ‘evenredige’ werkverdeling). Alle taken
precies opdelen, zodat iedereen weet wat die moet doen. En zo ook met leidinggevende. Iedereen weet waar die aan
toen is.
Prestatieloon. Directe koppeling tussen beloning en productieniveau. Precies uitdrukken in geld wat er gedaan is. Dus
harder werken is hogere beloning (meer geld). Overeenkomst tussen werkgever en werknemer die heel duidelijk is.
Klachten vanuit Frederick Taylor
”Hardly a workman can be found who doesn’t devote his time to studying just how slowly he can work”
“In the past man has been first; in the future the system must be first”
“Each man should daily be taught by and receive the most friendly help from those who are over him, instead of being,
at one extreme, driven or coerced by his bosses at the other left to his own unaided devices”
Henri Fayol (niet uit je hoofd leren)
SPECIALISATIE en werkverdeling EENHEID van LEIDING: één baas voor
DISCIPLINE: respect voor regels samenhangend werk
ORDE: juiste goederen, geld en mensen op de STABIEL PERSONEELSBESTAND: verloop
juiste plek ondermijnt de organisatie
CENTRALISATIE: alleen delegeren als efficiënter BELONING rechtvaardig en productieverhogend
HIËRARCHIE RECHTVAARDIGE BEHANDELING medewerkers
FORMELE BEVOEGDHEID om orders te geven INITIATIEF en meedenken
EENHEID van BEVEL: elke medewerker één baas EENSGEZINDHEID en teamgeest
ORGANISATIEBELANG boven individueel belang
Luther Gulick
Planning, Organizing, Staffing, Directing, Coordinating, Reporting en Budgetting De functies van een leidinggevende.
Henry Ford
Door de komst van auto’s kwamen de productieprocessen ook in een groei. Hij dacht, nu ik zo succesvol ben, moet ik het
aantrekkelijk maken om werknemers te krijgen. Hij kwam met de regel dat je maar 8 uur moest werken. Zo wilde iedereen bij
Ford werken.
2. Een kritiek op Frederick Taylor
De film Charlie Chaplin: Kritiek is dat mensen niet meer weten wat ze aan het produceren zijn. Het probeert mensen in een
machine te veranderen. Organisatie als machine: “Wetenschappelijke” aanpak gericht op efficiëntie en productiviteit.
Standaardisatie/formalisatie: standaardwerkprocessen
Horizontale taakverdeling: opsplitsing in deeltaken
Verticale taakverdeling: commanderen, controleren en constant toezicht