Hoorcollege 1 – over verscheidenheid in de
maatschappij en hoe we ons daartoe kunnen
verhouden
Marije Kesselring
Gedrag ontstaat en wordt in stand gehouden door complexe interactie van sociale,
cognitieve, biologische en maatschappelijke factoren. Deze factoren kunnen de ontwikkeling
van het gedrag versterken (risicofactor) of verminderen (beschermende factor).
Denkkader:
- Hoe gaan we in de huidige samenleving en cultuur om met kinderen en jongeren die
zich ‘anders’ ontwikkelen?
- Welke invloed heeft een ‘afwijkende’ ontwikkeling op de opvoeding, binnen en
buiten het gezin?
- Welk beleid wordt ten aanzien van jeugdigen en hun ouders gevoerd?
- Welke rol spelen professionals in deze processen?
Hervormingen in de steun bij opgroeien en opvoeden
Feiten en cijfers:
- Jeugdhulp omvat alle vormen van hulp variërend van licht en ambulant tot
intensief en specialistisch.
- Jeugdzorg de verzamelnaam voor jeugdhulp, jeugdbescherming en
jeugdreclassering.
- In 2021 ontving bijna 1 op de 10 jeugdigen tot 23 jaar jeugdzorg. Dat zijn ruim
400.000 kinderen en jongeren.
- Sinds 2015 nieuwe wet voor steun bij opgroeien en opvoeden. Deze Jeugdwet heeft
een hervormingsproces in gang gezet met als belangrijkste doel: tijdige en passende
ondersteuning.
Jeugdwet:
- De jeugdwet vervangt Wet op de jeugdzorg en onderdelen van de
Zorgverzekeringswet (Jeugd GGZ) en de AWBZ (zorg voor Internationaal
Verzekeringsbewijs).
- Bestuurlijke verantwoordelijkheden gedecentraliseerd naar gemeenten.
- Aanleiding: tekortkomingen toenmalig stelsel aanpakken
Druk op professionele hulp, onnodige medicalisering, gebrekkige
samenwerking en hoge kosten.
- Overwegingen:
1. Steun bij opgroeien en opvoeden beleggen bij bestuurslaag die dichtst bij
jeugdigen en ouders staat.
2. Eén financieringsstroom voor ondersteuningsaanbod.
+ inhoudelijke overwegingen => transformatiedoelen.
Transformatiedoelen:
1. Preventie en uitgaan van eigen mogelijkheden.
2. Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren.
3. Tijdig passende hulp.
, 4. Eén gezin, één plan, één regisseur.
5. Meer ruimte voor professionals.
Verbouwen én vernieuwen: transitie (structuur) + transformatie (inhoud) = nieuw stelsel én
nieuwe werkwijzen.
Ondersteunen van de transformatie: verspreid over het land zijn projecten gestart die
experimenteren met nieuwe werkwijzen die aansluiten op de transformatiedoelen.
Voorbeeld: Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd (2015-2019) en de Regionale
Kenniswerkplaatsen Jeugd (2019-2024):
- Samenwerkingsverbanden van jeugdigen, ouders, praktijk, beleid, opleidingen en
onderzoek.
- Lectoraat Jeugd is actief in twee Utrechtse werkplaatsen.
Principes van ‘ontzorgen’ en ‘normaliseren’: adviesrapport uit 2012 van de Raad voor
Maatschappelijke Ontwikkeling. Principes die raken aan de basis van de hervormingen in de
steun bij opgroeien en opvoeden.
Kern RMO-rapport:
- Elk gezin heeft vragen over opvoeding. Meestal komen gezinnen daar uit, al dan niet
met ondersteuning van sociale of professionele omgeving. Soms is meer
professionele ondersteuning nodig
- Opvoedvragen groeien te snel uit tot opvoedproblemen
Hulpaanbod te zwaar, niet passend, biedt geen langdurige oplossing.
Jeugdzorg loopt tegen haar grenzen aan (wachtlijsten, kosten).
- Oplossing: eerstelijns gezinszorg versterken op basis van de principes ontzorgen en
normaliseren.
Ontzorgen en normaliseren:
- Ontzorgen versterken van veerkracht jeugdigen en ouders, en het activeren en
benutten van hun sociale netwerken.
- Normaliseren tegengaan van onnodig problematiseren en etiketteren.
- Om steun bij opgroeien en opvoeden volgens deze principes in te richten, moet
geïnvesteerd worden in sociaalpedagogische omgeving. Dat wordt al jaren erkend,
toch bleef focus van beleid op ingrijpen, mede gedreven door incidenten
(gezinsdrama’s) en het streven die te voorkomen.
- Veel minder focus op een – parallelle – versterking van pedagogische
basisvoorzieningen (speeltuin, buurtwerk, onderwijs, opvang) en het stimuleren van
(mede)opvoeders om elkaar onderling te steunen.
- ‘Veiligheidsbeleid’ i.p.v. gezinsbeleid. ‘Deze beweging is te verklaren vanuit een
samenleving waarin afwijkend gedrag en risico’s steeds minder geaccepteerd zijn’.
- Pathologiserende trend neiging tot problematiseren.
- Stijging aantal diagnoses, zonder aanwijzingen voor toename in prevalentie.
- ‘Medisch diagnosemodel’.
- Label geeft toegang tot hulp.
- Jeugdigen lijken niet geholpen met deze patiëntbenadering
Stigmatiserende werking: Jeugdigen krijgen impliciete boodschap ‘dat er met
hen iets mis is’.
Bovendien bestaat het risico dat jeugdigen die echt vastlopen niet (tijdig) de
juiste hulp krijgen.
, Wat is ‘normaal’ en wat is ‘afwijkend’?
- ‘Elke maatschappij creëert haar eigen 'normale' identiteit, dat wil zeggen: individuen
die beantwoorden aan de normen van de maatschappij. In dezelfde beweging creëert
elke maatschappij ook haar eigen afwijkingen’.
- In huidige tijd sterke focus op ‘meedoen’ => is excelleren het nieuwe normaal?
- Diagnose biedt houvast en legitimering.
- Maar wat is ‘normaal’ in het licht van stijgend aantal diagnoses?
Achterliggende pedagogische discussies
Identiteit of defect? Dat hangt af van de definitie van ‘afwijking’.
- Klinisch (medisch) model afwijking is een stoornis en moet zoveel mogelijk
verholpen worden met oog op deelname aan de samenleving.
Dit sluit aan op ‘humanist vision’.
Humanist vision lijden van individu verlichten met de mogelijkheden die we
hebben.
- Acceptatie (of identiteits-)model afwijking is identiteit en moet geaccepteerd
worden in de samenleving, kind en ouders moeten ondersteund worden.
Dit sluit aan bij ‘social vision’.
Social vision diversiteit hoort bij de samenleving.
Prenatale diagnostiek:
- Prenatale diagnostiek opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij
ongeboren kind.
- Solomon: “voorkomen dat er een bepaald type mens geboren wordt, betekent een
devaluatie van dat type”.
Voorstanders van prenatale screening en selectieve abortus (indien afwijking wordt
gevonden) zien Downsyndroom als iets dat moet worden genezen of geëlimineerd =>
klinisch (medisch) model.
- Verschillende methoden voor prenataal onderzoek => vruchtwaterpunctie,
vlokkentest en NIPT.
NIPT:
- NIPT (Niet Invasieve Prenatale Test) Via bloed van de moeder wordt DNA van
ongeboren kind onderzocht. Veiliger dan vruchtwaterpunctie en vlokkentest (geen
verhoogd risico op miskraam). De betrouwbaarheid is hoog, maar geen 100%:
Indien uitslag afwijkend, bestaat kans dat kind toch geen trisomie heeft =>
vlokkentest of vruchtwaterpunctie om uitsluitsel te geven.
Indien uitslag niet-afwijkend, bestaat kans dat kind toch trisomie heeft =>
kans hierop is 1 op 1000 (vervolgtest wordt niet geadviseerd).
- Sinds 1 april 2014 in NL beschikbaar voor zwangere vrouwen met verhoogde kans op
trisomie 13 (Patau), 18 (Edwards) en 21 (Down). Sinds 2017 in NL beschikbaar voor
alle zwangere vrouwen. Stijging in deelname => van 42% in 2017 naar 52% in 2020.
- Wenselijkheid van NIPT: overwegingen:
Vooruitgang t.o.v. andere vormen prenatale diagnostiek (geen risico op
miskraam).
Kan al vanaf 11 weken zwangerschap.
Test geeft geen inzicht in ernst Down.
o 10% heeft een zeer ernstige verstandelijke beperking.