Samenvatting Kaders.
Week 1: Sociaal ondernemen.
Regels -> protocollen -> doelgroep = kern van het sociaal werk.
Ontwikkelingen binnen zorg en welzijn:
Marktwerking: Privatisering ( van overheid naar privé sector )
Voordeel privatisering: onderlinge concurrentie en de klant kan eigen keuzes maken.
Drie soorten zorg ondernemingen:
- Individuele zelfstandige professionals.
- Kleine organisaties die onderdak, verzorging of werk aanbieden aan mensen met een beperking of kwestbare
groepen.
VB: zorgboerderij, brownies en downies.
- Grote organisaties/instellingen in de gehandicapte, ouderen of/en geestelijke gezondheidszorg.
Decentralisatie: Jeugdwet, WMO en participatiewet zijn van de overheid naar de gemeente gegaan. = Goedkoper.
Hangt samen met participatie samenleving -> iedere burger moet meer verantwoordelijkheid nemen. ( regie)
Samenwerking: meer samenwerking tussen organisaties, zo kun je snel zien wie waar verantwoordelijk voor is
binnen de gemeente.
!! Manieren van ondernemen:
Let op: Entrepreneurs = als zelfstandige
Intrapreneurs = is in dienst van een organisatie.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen. = wordt ook wel duurzaam ondernemen genoemd.
= Organisaties nemen besluiten aan de hand van de gevolgen voor hun stakeholders.
Stakeholder: Belanghebbende. ( zijn positief en negatief betrokken bij de organisatie )
- Interne stakeholders: Alle partijen binnen de organisatie.
- Externe stakeholders: Alle belanghebbende buiten de organisatie.
Het welzijn van de stakeholders wordt bekeken aan de hand van de drie P’s:
- Planet: Milieu in de ruime zin, duurzame technologie.
- People: Keuzes die je maakt voor je medewerkers.
- Profit: De winst, werkgelegenheid en financiële winst.
Maatschappelijk betrokken ondernemen.
= Normale organisaties in de samenleving die activiteiten ondernemen om hun omgeving beter te maken. Het is
niet hun hoofddoel maar ze doen dit gewoon als extra.
VB: Werknemers vrij roosteren voor het doen van vrijwilligerswerk, geld doneren voor kinderen in armoede.
De vijf M’s, dus vormen om dit in te doen, spelen ene belangrijke rol:
- Mensen: Het beschikbaar stellen van werknemers. ( voor bijvoorbeeld vrijwilligerswerk )
- Middelen: Faciliteiten/goederen beschikbaar stellen.
- Massa: Opstellen van netwerken. VB: lobbyen
- Media: Externe mediakanalen openstellen voor promotie.
- Munten: Financiële ondersteuning.
Sociaal ondernemen.
= Onderneming die is opgericht om een verschil te kunnen maken in de samenleving. Zij willen bijdrage aan het
oplossen van een maatschappelijk probleem.
Let op: Niet bedoeld om winst te maken. Winst wordt geherinvesteerd om te behalen of de impact groter te
maken. Dit noem je meervoudige of gedeelde waarde creatie.
VB: buddy to buddy.
Innoveren.
Radicale innovatie vs incrementele innovatie.
- Radicale innovatie: Een compleet nieuw idee. ( kost veel tijd )
- Incrementele innovatie: Kleine verbetering voor het geen wat al bestaan binnen een organisatie.
Open vs gesloten innovatie.
- Open innovatie: wij hebben niet alle kennis dus we gaan ook naar andere organisaties om kennis en ideeën
op te doen.
- Gesloten innovatie: wij ( het bedrijf ) denkt alle kennis al in huis te hebben en kijkt niet verder.
,Soorten innovaties.
Product: Producten ( materialen, methode of activiteiten ) aanbieden of verbeteren.
Markt: Het openen van een nieuwe markt.
Proces: Processen die het bedrijf uitvoert verbeteren.
Organisatie: Binnen de organisatie aan doelen werken. VB: kwaliteit werk of nieuwe verhoudingen.
Stel jezelf de volgende vragen.
1. Wat is je doel van de ontwikkeling?
2. Wat is het probleem?
3. Wat is de oplossing? Is dit financieel haalbaar?
4. Waarom nu? Wat maakt het nu relevant?
Financieringsmogelijkheden.
Subsidies: De gemeente verstrekt subsidies voor goede ideeën.
Fondsen: Bedrijven stellen geld ter beschikking.
Crowdfunding: Via het internet geld vragen aan mensen.
Ruileconomie: Ruil diensten met elkaar.
Rechtsvormen.
= Je kunt altijd je eigen onderneming starten. Zoals het worden van een zzp’er.
Er kunnen twee mensen aansprakelijk zijn voor de schulden. ( als je onderneming deze maakt)
- Een natuurlijk persoon: Dan is een mens dus persoonlijk aansprakelijk.
- Een rechtspersoon: Dit is een persoon die gemaakt is door de wet en de zelfde rechten heeft als een mens. Je
zal dan dus niet persoonlijk voor de schulden opdraaien.
Voordelen van rechtspersoon:
- Niet privé aansprakelijk.
- Continuïteit: Gaat door ondanks dat de oprichtster verhuist of overlijdt. Bedrijf mag overgenomen worden.
- Financiële motieven: Belasting is voordeliger/anders bij een rechtspersoon.
- Rechtspersonen moeten worden gecreëerd door de notaris -> kost geld.
- Je moet een rechtspersoon openbaar maken/publiceren.
Zowel natuurlijke als rechtspersonen kunnen een onderneming starten:
Een natuurlijk persoon. ( zonder rechtspersoon )
- VOF, CV en maatschap. ( hier ligt geen nadruk op )
- Eenmanszaak/ zzp’er.
= Je schrijft je in bij kvk en je hebt weinig kosten. Maar je loopt wel een groter risico.
Een rechtspersoon. ( je bent dan niet zelfaansprakelijk )
- Bv, nv coöperatie. ( hier ligt geen nadruk op )
- Stichting
Kenmerken stichting:
Geen leden.
Oprichting mogelijk bij de notaris door één persoon.
Bestuur is het enige orgaan. Één persoon bestuurd en maakt de beslissingen.
‘’Doelvermogen’’ ( geld wat vrij komt ) moet binnen de stichting worden besteed.
Meer autoriteit. ( ivm één leider )
Geld komt binnen via, donaties, leningen, subsidies, erfenissen. Geen aandeelhouders.
Betaald geen belasting.
VB: ziekenhuis, musea, laboratorium en zorginstellingen.
- Vereniging.
Kenmerken vereniging:
Is democratisch vanwege ledenvergadering.
Bestuur neemt collectief ( = samen ) besluiten.
Mensen zijn lid. ( minimaal 2 )
Je moet de belangen van je leden behartigen.
Winst moet in de verenigingskast blijven. ( mag niet naar de leden )
Geld komt via de leden, donateurs of inzamelacties. Geen aandeelhouders.
Betaald geen belasting.
Twee verenigingen:
- Informeel -> onderlinge afspraken en heel klein.
- Formeel -> officiële vereniging met rechtspersoon.
, Twee soorten: ( extra niet in les behandeld )
- Volledig rechtsbevoegd: Heeft dezelfde rechten en plichten als burger. Kan geld lenen, huiskopen en subsidie
ontvangen.
- Beperk rechtsbevoegd: Bestuurder zijn privé aansprakelijk. ( = opgericht zonder notaris )
Extra informatie:
- Verschil maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoord betrokken ondernemen.
= Maatschappelijk verantwoord ondernemen = gewoon eigen proces uitvoeren en daarbij rekening houden
met anderen.
= Maatschappelijk betrokken ondernemen = extra dingen doen voor de maatschappij.
- Sociale impact = resultaat ( van de sociale onderneming ) op de maatschappij.
- Moet je voor een sociaal initiatief altijd een stichting oprichten?
= nee, als tie klein is, kost het te veel geld ivm de notaris. Is er een risico wat je moet afdekken?
Tips:
- Zorg dat je over een goed voorbeeld bij kunt noemen. En denk na over ondernemingen passend bij de
verschillende hoofdstukken.
- Toets: noem een voorbeeld van een sociaal initiatief.
- Toets: Sociaal ondernemen wat is dat? Benoem een voorbeeld.
Mijn sociale initiatief: emotieregulatie op basisscholen bijvoorbeeld.
Week 2: Inleiding van het recht.
Wet- en regelgeving: Overal heb je daarmee te maken, zij stellen ook eisen aan de kwaliteit van dienstverlening.
Recht: Alle overheidsregels die in de samenleving gelden. Dit is voor ordening, rechtvaardigheid, het beschermen van de
zwakkere en een oplossing voor conflicten.
Rechtsbronnen. ( =plek waar je het recht vandaan haalt )
De wet. = formele wetgeving
- De belangrijkste vindplaats van recht. Je vindt ze terug in de wetboeken.
Opgesteld door: Overheid en 1ste en 2de kamer.
Jurisprudentie.
- Uitspraken van rechters. Dit gaat dus meer over hoe je invulling geeft aan het recht. Toepassen dus.
Www.rechtsspraak.nl daarop kun je uitspraken van rechters terug vinden.
Gewoonte.
- Gewoontes zijn dingen die nergens in de wet vaststaan. Maar waar men zich wel aanhoud.
VB: regels van ethiek, fatsoen en moraal. Beroepscode.
Internationaal verdrag. = gaat voor nationaal. ( wordt gemaakt door Brussel )
- Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die schriftelijk zijn gesteld. Je houdt je als land dan aan
dat recht dat je hebt afgesproken.
VB: verdrag over de EU, internationaal verdrag in zaken de rechten van het kind en fundamentele vrijheden.
Rechtsgebieden:
Publiekrecht
Juridische verhouding tussen de burgers/bedrijven en de overheid. ( OM ) + de overheden onderling.
De overheid ( het OM dus ) veroordeeld.
VB: staatsrecht, strafrecht, bestuursrecht, internationaal recht.
Privaatrecht
Recht voor de burgers en bedrijven onderling.
VB: Burgerlijk recht, civielrecht. Kopen van huizen, trouwen en arbeidsovereenkomsten.