Psychosociale ontwikkeling: de invloed van leeftijdgenoten
9.1 Inleiding
Jongeren zijn ingebed in een groot netwerk van sociale relaties, waarvan de
relaties met leeftijdgenoten en ouders de belangrijkste zijn. Tijdens de
adolescentie nemen de relaties met leeftijdgenoten een steeds grotere plaats
in. De term 'leeftijdgenoten' moet breed opgevat worden. Het gaat hierbij niet
noodzakelijkerwijs om exact dezelfde leeftijd, maar meer om hetzelfde niveau
van sociale, emotionele, en cognitieve ontwikkeling. Relaties met
leeftijdgenoten zijn meestal gebaseerd op gelijkheid wat betreft kennis en
sociale positie en zijn horizontaler dan ouder-kindrelaties, die verticaler zijn.
Relaties met leeftijdgenoten zijn van groot belang voor de normale groei en
ontwikkeling, maar niet alle relaties zijn positief.
9.2 Vriendschappen van adolescenten: kenmerken, dynamiek, effecten en
invloeden
Vriendschap wordt gekenmerkt door wederkerigheid tussen en betrokkenheid
van de twee personen die zichzelf als gelijke beschouwen wat betreft
gevoelens en oriëntatie. Het opbouwen en het onderhouden van
vriendschappen wordt wel als een aparte ontwikkelingstaak gezien.
9.2.1 Kenmerken van vriendschappen
Het hebben van beste vrienden wordt door jongeren kennelijk als iets sociaal
wenselijks gezien. Het is belangrijk onderscheid te maken tussen
wederkerige en zogenaamde 'unilaterale' (of gewenste) beste vrienden.
Wederkerige beste vrienden noemen elkaar als beste vriend. Bij een
unilaterale beste vriend komt de vriendschap van een kant. De
achterliggende verklaring voor dit verschil in invloed is dat unilaterale
vrienden personen zijn met wie een jongere graag bevriend wil raken. In
tegenstelling tot relaties binnen gezinnen worden vriendschappen vaker
aangegaan, veranderd en verbroken. Vriendschappen spelen een grote rol
bij het leren van waarden en normen, de ontwikkelingvan perspectief nemen,
dat wil zeggen: de vaardigheid om het
standpunt en de beleving van anderen te zien, en de ontwikkeling van het
zelf en de eigen identiteit. Daarnaast leren jongeren door middel van de
sociale interacties met leeftijdgenoten
belangrijke sociale vaardigheden, zoals het hanteren van conflicten, het
reguleren van agressie en het onder woorden brengen van meningen en
opvattingen. Een van de bruikbaarste theorieën is de interpersoonlijke theorie
van ontwikkelingvan Sullivan. Hij veronderstelt dat in de verschillende fasen
van het leven en op verschillende momenten in de ontwikkeling
sociale behoeften ontstaan die eigen zijn aan die fasen of tijdstippen. In elke
nieuwe ontwikkelingsfase ontstaat een nieuwe sociale behoefte die als het
ware wordt toegevoegd aan de reeds bestaande behoeften. In de
(pre-)adolescentie ontstaat de behoefte aan interpersoonlijke intimiteit. Deze
behoefte komt naast de behoefte aan tederheid, gezelschap en acceptatie
, die in eerdere ontwikkelingsfasen ontstonden. Volgens Sullivan is de
samenwerking tussen vrienden om in interpersoonlijke intimiteit te voorzien,
het belangrijkste kenmerk van echte vriendschap in de adolescentie.
Maccoby aangeeft:
1 meisjes op jongere leeftijd intimiteit ervaren in hun vriendschapsrelaties
dan jongens;
2 vriendschappen tussen meisjes een hogere mate van intimiteit hebben dan
de vriendschappen tussen jongens;
3 intieme vriendschappen vaker voorkomen bij meisjes dan bij jongens.
Een tweede theorie die bruikbaar is om vriendschap, met name in de
adolescentie, te kunnen begrijpen, is de theorie van interpersoonlijk
perspectief nemen van Selman. In deze theorie ligt de nadruk op de sociaal-
cognitieve vaardigheden die zich ontwikkelen tijdens de adolescentie. In
tegenstelling tot kinderen zijn jongeren in staat om kwalitatief goede relaties
te onderhouden omdat ze beschikken over de cognitieve vaardigheden om
na te denken over zichzelf, de ander en over de relatie tussen hen beiden
,longeren zijn in staat niet alleen hun eigen gevoelens en standpunten te
zien, maar kunnen zich bovendien verplaatsen in de gevoelens en de
standpunten van de ander met wie ze een vriendschapsrelatie onderhouden.
En omgekeerd vormen deze vriendschappen en relaties een goede
voedingsbodem om deze vaardigheden te ontwikkelen.
9.2.2 Dynamiek van vriendschappen: ontstaan, stabiliteit en beëindiging
Vriendschappen in de adolescentie onderscheiden zich van vriendschappen
in de kindertijd onder andere door een grotere stabiliteit. Hoewel vrienden
elkaar kiezen op basis van gelijkheid op een aantal gebieden, speelt
gelijkheid een minder belangrijke rol wanneer de vriendschap eenmaal
gestalte heeft gekregen. In plaats daarvan zoeken jongeren sociale en
emotionele steun of intimiteit binnen de vriendschap. Overigens betekent het
feit dat vriendschappen van jongens minder intimiteit kennen dan
vriendschappen bij meisjes, niet dat de kwaliteit van die vriendschappen
lager is. Dat komt doordat vriendschappen van jongens vaak zijn gebaseerd
op het samen uitvoeren van activiteiten en minder op het uitwisselen van
innerlijke gevoelens en gedachten. Vriendschappen van lage kwaliteit blijken
vaak samen te hangen met weinig intimiteit, steun en nabijheid, en met veel
onenigheid, competitie en conflicten. Conflicten zijn niet per definitie nadelig
voor vriendschappen, want ze kunnen ook positieve effecten hebben. de
effecten van conflicten afhankelijk zijn van de emotionele afstand tussen
mensen die een relatie met elkaar hebben. Het leren oplossen van conflicten
binnen vriendschappen levert belangrijke sociale vaardigheden op die
kunnen worden toegepast in sociale interacties gedurende de rest van het
leven.
9.2.3 Effecten van vriendschappen
Om de effecten van vriendschappen adequaat te kunnen beschrijven, moet
er aandacht worden besteed