Uitwerkingen BIAZ-centraal
zenuwstelsel
Inhoud
Anatomie en fysiologie...........................................................................................................................2
Zenuwstelsel algemeen......................................................................................................................2
Cerebrum............................................................................................................................................3
Diencephalon, mesencephalon, pons en cerebellum.........................................................................4
Medulla oblongata en ruggenmerg....................................................................................................5
Hersenvliezen.....................................................................................................................................6
Intracraniële druk...............................................................................................................................6
Bloedvoorziening van de hersenen.....................................................................................................8
Hersenventrikels en liquor..................................................................................................................9
Neurale buis.....................................................................................................................................10
Fysiologie..........................................................................................................................................11
Neuronen, gliacellen en witte en grijze stof.....................................................................................12
Neurologische aandoeningen...............................................................................................................14
Bewustzijn en bewustzijnsstoornissen.............................................................................................14
Neurologie........................................................................................................................................15
Neurologische onderzoek.................................................................................................................18
Epilepsie...........................................................................................................................................21
Epileptische aanvallen......................................................................................................................22
Status epilepticus.............................................................................................................................23
Delier................................................................................................................................................24
Pijn, pijnbestrijding en sedatie.............................................................................................................25
Postoperatieve pijn en pijnbestrijding..............................................................................................25
Opioïden...........................................................................................................................................27
Anatomie en fysiologie van pijn........................................................................................................29
Oncologische pijn.............................................................................................................................30
Chronische pijn.................................................................................................................................30
Viscerale pijn....................................................................................................................................31
Sedatie..............................................................................................................................................32
Zintuiglijk..............................................................................................................................................33
Zintuiglijke functies...........................................................................................................................33
1
, Zintuiglijke stoornissen.....................................................................................................................35
Endocrien stelsel..................................................................................................................................36
Anatomie en fysiologie
Zenuwstelsel algemeen
Zenuwstelsel: orgaansysteem wat een coördinerende rol speelt bij verschillende handelingen.
Ontvangt prikkels van het inwendige en uitwendige milieu, integreert deze informatie en coördineert
hierna gewilde en ongewilde reacties van andere orgaanstelsels.
Centraal zenuwstelsel (CZS): bestaat uit het ruggenmerg, de herenstam en de hersenen. Hier vindt de
verwerking van sensorische informatie plaats en worden impulsen doorgegeven aan de spieren. In de
hersenen bevinden zich ook functies als intelligentie, geheugen en emotie.
Perifeer zenuwstelsel (PZS): hier vindt de communicatie tussen het centrale zenuwstelsel en de rest
van het lichaam plaats. Bestaat uit al het zenuwweefsel buiten het CZS. Bestaat uit 12 paar
hersenzenuwen, perifere zenuwen en 30 paar ruggenmergzenuwen.
Autonoom zenuwstelsel (AZS): bestaat uit de sympathicus en de parasympathicus. Regelt
automatisch bijna alle onbewuste functies en processen in je lichaam.
Hersenstam: hier vinden gecompliceerde automatisch doorlopende processen plaats. Zoals:
ademhalen, coördinatie van de oogbewegingen, veranderen van de pupilgrootte en automatische
bewegingen van het lichaam.
2
,Cerebrum
Cerebrum: grootste gedeelte van de hersenen. Hier worden bewuste gedachten gevormd en
verstandelijke functie uitgevoerd.
Corpus callosum: hersenbalk, verbinding tussen beide hemisferen.
Hemisferen: twee helften van het cerebrum.
Cortex cerebri: hersenschors, buitenste laag cerebrum.
Hersenkwabben en -schorsen:
Hersenkwabben: elke kwab houdt zich bezig met
motorische aansturing en sensorische informatie. Elke
hersenhelft is via motorische en sensorische banen
verbonden met de tegenovergestelde kant van het
lichaam.
Hersenschorsen: in de hersenschors wordt informatie
uit het lichaam ontvangen, geanalyseerd en
geïnterpreteerd. Hierna wordt deze informatie
ongezet in gedachten of aansturing van het lichaam.
1. Sensorische schors: bevindt zich in de
pariëtaalkwab, neuronen ontvangen somatische sensorische informatie van pijn-, druk-, tast-
en temperatuurzintuigen.
2. Pariëtaalkwab: is verantwoordelijk voor de motoriek, sensibiliteit en ruimtelijk inzicht.
Laesie veroorzaakt hemiparese contralateraal (aan de andere kant), apraxie,
sensibiliteitsstoornissen contralateraal en stoornissen in het ruimtelijk inzicht.
3. Motorische schors: bevindt zich in de frontaalkwab, neuronen wekken willekeurige
bewegingen op door somatische motorische neuronen in de hersenstam en het ruggenmerg
aan te sturen.
4. Frontaalkwab: is verantwoordelijk voor het denkvermogen, initiatief, blikcentrum en
sommige primaire functies.
Laesie veroorzaakt initiatiefverlies, gedragsstoornissen, ontremming en in de
dominante hemisfeer onvermogen tot spraak.
5. Occipitaalkwab: is verantwoordelijk voor de visuele waarneming.
Laesie veroorzaakt eenzijdige contralaterale gezichtsvelduitval, visuele hallucinaties
en soms prosopagnosie.
6. Temporaalkwab: is verantwoordelijk voor het geheugen, taalbegrip en concentratie.
Laesie veroorzaakt denk- en concentratiestoornissen en sensorische afasie in de
dominante hemisfeer.
Centrum van Broca: motorische spraakcentrum, betrokken bij spreken en grammaticale aspecten van
taal. Zorgt ervoor dat je in stilte tegen jezelf kan praten. Ligt in de dominante hemisfeer van de
frontaalkwab. Laesie kan motorische afasie veroorzaken.
Centrum van Wernicke: sensorisch spraakcentrum, taalbegripcentrum. Is verantwoordelijk voor het
begrijpen van de taal. Ligt in de dominante hemisfeer van de temporaalkwab. Laesie kan dyslexie of
sensorische afasie veroorzaken.
Laesie: schade aan weefsel als gevolg van een aandoening, verwonding of ingreep.
Ataxie: ongecoördineerd en onsamenhangend verloop van bewegingen.
3
, Dysartrie: onvermogen tot correcte uitspraak.
Apraxie: onvermogen doelbewuste handelingen te verrichten.
Agnosie: onvermogen om dingen te herkennen.
Sensorische afasie: Wernicke-afasie, persoon begrijpt de taal niet, de ontvangst is verstoord.
Motorische afasie: Broca-afasie, taalbegrip is normaal, maar uitdrukken gaat slecht.
Prosopagnosie: niet kunnen herkennen van gezichten.
Diencephalon, mesencephalon, pons en cerebellum
1. Diencephalon: tussenhersenen, ligt tussen de grote hersenen en de
hersenstam. Bestaat uit de thalamus en de hypothalamus. Zorgt voor
filterfunctie van binnenkomende signalen en de regeling van bewegingen
en homeostase.
Laesie veroorzaakt verlamming, pijnsyndromen, tremoren en
ontregeling van de temperatuur en andere primaire functies.
Glandula pinealis: epifyse/pijnappelklier, hormoonklier in het
achterste gedeelte van de diencephalon. Scheidt melatonine af.
Mogelijk remt het de ontwikkeling van de geslachtsklieren af tot
de puberteit begint.
2. Thalamus: schakelstation van de meeste sensorische banen. Gedeelte
wordt gerekend tot formatio reticularis. Regelt het bewustzijn.
3. Mesencephalon: middenhersenen, sensorische kernen zijn betrokken bij
de verwerking van visuele en auditieve informatie. Zorgen voor reflexen
bij input, zoals sluiten ogen bij lichtflitsen.
Reticulaire formatie: ligt in het mesencephalon, hier ligt een groot deel van het
bewustzijn.
Substantia nigra: ligt in het mesencephalon, is betrokken bij de huishouding van het
hormoon dopamine en het initiëren van bewegingen.
4. Pons: verbindt cerebellum met diencephalon, mesencephalon, cerebrum en ruggenmerg.
Hier liggen sensorische en motorische kernen van vier hersenzenuwen. Pons is betrokken bij
de regulering van de ademhaling.
Hypothalamus: centrum voor hormoonproductie, zowel voor de neuro-als de adeno-hypofyse.
Temperatuurcentrum, samen met het verlengde merg. Dorstcentrum (ADH). Hongercentrum. Regelt
het onderbewustzijn. Productie van oxytocine.
Hypofyse: klier midden in het hoofd, onder de hersenen en is gelegen in een holte in de schedelbasis.
Scheidt 9 hormonen af die de homeostase reguleren.
Vierheuvelplaat: ligt in de achterzijde van het mesencephalon, schakelcentrum voor ogen en oren.
Spiertonus: spierspanning in rust, nucleus ruber (rode kern) en substantia nigra (zwarte kern) hebben
hier invloed op. Deze liggen in het mesencephalon.
Limbisch systeem: verbinding tussen thalamus, hypothalamus en grote hersenen. Groep structuren
in de hersenen die betrokken zijn bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen. Ligt in de
grote hersenen.
4