Hoofdstuk 2 inleiding materieel strafrecht
Strafbepaling = delictsomschrijving + kwalificatie-aanduiding + strafbedreiging
Vier voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat iemand gestraft kan worden:
1. Menselijke gedraging (MG)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO)
3. Wederrechtelijkheid (W)
4. Schuld (V; verwijtbaarheid)
Legaliteit: Art. 1 Sr: ‘Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke
strafbepaling’.
Bestanddelen: de onderdelen van een delictsomschrijving. Moeten allemaal vervuld worden voordat
er een strafbaar feit is gepleegd.
Elementen: wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid.
Onderscheid misdrijven en overtredingen is op drie dingen van belang:
1. Welk soort rechter bevoegd is om kennis te nemen van een strafzaak (absolute
competentie) (formeel strafrecht).
2. Poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet strafbaar. Poging en
medeplichtigheid bij misdrijven zijn wel strafbaar.
3. Veel dwangmiddelen mogen slechts toegepast worden in geval van verdenking van een
misdrijf (meer materieel strafrecht).
Formele delicten: staan in de wet omschreven als een handeling, een specifiek omschreven activiteit.
Het verrichten van deze handeling is strafbaar gesteld.
Materiële delicten (gevolgdelicten): de wetgever heeft niet de handeling strafbaar gesteld, maar het
veroorzaken van een gevolg. Het is bij materiële delicten niet van belang welke handeling heeft
geleid tot het strafbare gevolg. Voldoende is dat het strafbare gevolg is ingetreden.
Commissiedelicten: een doen, een handelen (of het gevolg daarvan) worden strafbaar gesteld. Het
zijn allemaal feiten die een actief handelen veronderstellen en die handelingen zijn strafbaar.
Omissiedelicten: het niet-handelen is strafbaar gesteld. Er moet duidelijk zijn wie wél had moeten
handelen.
Oneigenlijke omissiedelict: als het delict in de wet staat geformuleerd als een commissiedelict, terwijl
het wordt gepleegd door een nalaten. Omdat de wettekst in dit soort gevallen niet vermeldt wie
verplicht was om te handelen, zal de rechter steeds in concrete gevallen moeten uitmaken wie onder
omstandigheden tot het handelen verplicht was.
Bijzondere strafbepaling: delictsomschrijvingen die voortbouwen op andere delictsomschrijvingen,
heeft vaak een extra bestanddeel.
- Gekwalificeerd delict: extra bestanddeel die strafverzwarend werkt.
- Geprivilegieerd delict: extra bestanddeel die strafverlichtend werkt.
,Hoofdstuk 3 opzet en schuld
Opzet: willens en wetens handelen.
Voorwaardelijke opzet: willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans dat (door het
gedrag) het strafbare gevolg intreedt.
1. Aanmerkelijke kans
2. Wetens
3. Willens
Opzet met bedoeling: Het nagenoeg enige doel of streven van de dader is het verrichten van de
strafbare handeling. De dader weet waarmee hij bezig is en wil dat bereiken.
Opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn: De dader heeft een bepaald doel voor ogen, maar hij weet
dat het noodzakelijk is een bepaald – niet primair beoogd – gevolg in het leven te roepen om dat
doel te bereiken. Er is nu dus geen sprake van slechts een aanmerkelijke kans, de kans dat het gevolg
intreedt is 100% zekerheidsbewustzijn.
Als hoofdregel geldt dat alle delictsbestanddelen die volgen na het woord ‘opzettelijk’ opzet allemaal
betrekking op heeft. Er bestaan echter ook delictsbestanddelen waarop, ook als zij tekstueel pas
volgen na het opzetbestanddeel, het opzet van de dader niet gericht hoeft te zijn; geobjectiveerde
delictsbestanddelen.
Met het bewijs van opzet, wordt niets gezegd over de verwijtbaarheid! Het is mogelijk dat de dader
opzettelijk handelt, terwijl dit niet verwijtbaar is. Een ontoerekeningsvatbare kan een opzetdelict
begaan, maar zijn ontoerekeningsvatbaarheid staat dan in de weg aan het aannemen van
verwijtbaarheid.
Bij het bewijs van opzet gaat het erom dat de dader iets daadwerkelijk heeft geweten en niet ‘de
dader had moeten weten dat’. De redenering dat de dader iets niet heeft geweten wat hij wel
behoorde te weten, zou wel kunnen worden gebruikt voor het bewijs van culpa.
Culpa: verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid
- Wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn in ‘schuld’ opgenomen en zijn dus bestanddeel.
- Onvoorzichtig gedrag: schending van geschreven of ongeschreven gedragsnorm.
- Aanmerkelijk: iets wat niet zomaar gebeurd, maar in uitzonderlijke gevallen.
- Verwijtbaar gedrag: verdachte had anders kunnen en moeten handelen.
- Bewuste culpa: als de culpoze dader zich realiseert dat hij onvoorzichtig bezig is. De dader is
zich bewust van zijn actie, maar hoopt op een goede afloop.
- Onbewuste culpa: de culpoze dader realiseert zich niet dat hij onvoorzichtig bezig is. (bijv.
onoplettendheid). Het niet-beseffen, het niet-weten waar dat wel nodig was, is hetgeen wat
men iemand kwalijk neemt.
Grens tussen voorwaardelijke opzet en bewuste culpa
- Voorwaardelijk opzet: zich willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans dat het
strafbare gevolg van het handelen zich voordoet. De gevolgen worden voor lief genomen.
- Bewuste culpa: zich bewust zijn van het gevaar, maar (lichtvaardig) vertrouwen op een goede
afloop.
,Hoofdstuk 4 strafuitsluitingsgronden
Noodweer (art. 41 lid 1 Sr): rechtvaardigingsgrond
Voor een geslaagd beroep op de rechtvaardigingsgrond noodweer moet er voldaan zijn aan de
volgende voorwaarden:
- Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding
- Lijf, eerbaarheid of goed
- Geboden en noodzakelijke verdediging (geboden = proportionaliteit, noodzakelijk =
subsidiariteit)
Noodweerexces (art. 40 Sr): schulduitsluitingsgrond
- Disproportionele verdediging
- Een beroep op noodweerexces is alleen mogelijk als een beroep op noodweer niet mogelijk
is wegens schending van het proportionaliteitsvereiste. Voor een geslaagd beroep op
noodweerexces moet zich dus een noodweersituatie voordoen. Er moet sprake zijn van een
ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van lijf, eerbaarheid of goed en tegen deze
aanranding moet verdediging noodzakelijk zijn (subsidiariteit).
Dubbele causaliteit:
1. De aanval moet de oorzaak zijn van de hevige gemoedsbeweging
2. de hevige gemoedsbeweging moet weer de oorzaak zijn van de disproportionele
verdediging.
- Intensief noodweerexces: verdediging staat in geen verhouding met de aanval.
- Extensief noodweerexces: de verdediging gaat te lang door (duur verdediging)
- Tardief noodweerexces: verdediging begint als de aanval afgelopen is. Bij tardief
noodweerexces niet ten tijde van de ‘verdediging’, maar ten tijde van de aanval een
noodweersituatie moet hebben bestaan. Eis van dubbele causaliteit geldt nog steeds.
Bevoegd ambtelijk gegeven bevel (art. 43 lid 1 Sr): rechtvaardigingsgrond
- Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door
het daartoe bevoegde gezag.
Onbevoegd ambtelijk gegeven bevel (art. 43 lid 2 Sr): schulduitsluitingsgrond
- Een onbevoegd gegeven ambtelijk bevel heft de strafbaarheid niet op, tenzij het door de
ondergeschikte te goeder trouw als bevoegd gegeven werd beschouwd en de nakoming
daarvan binnen de kring van zijn ondergeschiktheid was gelegen.
Wettelijk voorschrift (art. 42 Sr): rechtvaardigingsgrond
- Niet strafbaar is hij die een feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.
- beoogt straffeloosheid te garanderen aan degene die de strafwet overtreedt ter uitvoering
van een wettelijk voorschrift.
- Proportionaliteit en subsidiariteit
Psychische overmacht (art. 40 Sr): schulduitsluitingsgrond
- Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
- Een van buiten komende drang waaraan men redelijkerwijs geen weerstand kan of behoeft
te bieden. De persoon in kwestie is dan ‘gedrongen’ tot een strafbaar handelen.
, Noodzakelijke overmacht (art. 40 Sr): rechtvaardigingsgrond
- Niet strafbaar is hij die een feit begaat waartoe hij door overmacht is gedrongen.
- Er doet zich een situatie voor waarin een keuze moet worden gemaakt tussen twee
conflicterende plichten: enerzijds de plicht om de strafwet na te leven en anderzijds een
zwaarwegende maatschappelijke plicht
Voorwaarden overmacht als noodtoestand:
- De zaken moeten zodanig liggen dat het maken van een keuze tussen de plichten geen uitstel
kan lijden. Er moet zich letterlijk een noodsituatie voordoen.
- Subsidiariteit en proportionaliteit
Ontoerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr): schulduitsluitingsgrond
- Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend.
- De invloed van de stoornis of het gebrek in de ontwikkeling ten tijde van het begaan van het
strafbare feit zo groot geacht, dat de wil van de dader niet meer in vrijheid is gevormd. De
verwijtbaarheid ontbreekt in dat geval.
- Ontoerekeningsvatbaarheid tast niet automatisch ook het opzet aan. Onder opzet verstaat
men willens en wetens handelen. Ook een ontoerekeningsvatbare kan willens en wetens
handelen, zij het dat zijn opzet dan gevormd wordt o.i.v. de stoornis en dat men dan om die
reden de dader geen verwijt kan maken van de opzettelijke handeling.
- Verminderde ontoerekeningsvatbaarheid is geen schulduitsluitingsgrond, maar geeft de
mate aan waarin een feit aan een verdachte is toe te rekenen. De rechter kan bij het
opleggen van een straf of maatregel wel rekening houden met deze verminderde
toerekeningsvatbaarheid. Er mag ook tbs opgelegd worden.
Afwezigheid van alle schuld (jurisprudentie, Melk-en-water-arrest, Motorpapierenarrest):
schulduitsluitingsgrond
- De gepleegde wetsovertreding valt de dader niet te verwijten ontslag van alle
rechtsvervolging.
- Feitelijke dwaling: men dwaalt omtrent wat feitelijk juist is.
- Verontschuldigbare dwaling: de dader heeft iets niet geweten en behoefde het ook niet te
weten. Melk-en-water-arrest.
- Rechtsdwaling: straffeloosheid uit het verontschuldigbaar niet weten dat de gedraging die
men verricht, bij wet verboden is. Motorpapierenarrest.
- Wanneer de dader heeft gedwaald omtrent een bepaald feit, dan ontbreekt in bepaalde
gevallen niet alleen de verwijtbaarheid, maar ook de voor opzet vereiste kennis. Een beroep
op feitelijke dwaling betekent in die gevallen dat het opzet wordt ontkend. Het ‘weten’
ontbreekt en dus kan er geen opzet zijn als er AVAS is.
Voorwaarde rechtsdwaling (ook bij feitelijke dwaling in sommige gevallen):
- De verdachte heeft onderzocht welke rechtsregel van toepassing was. Kan ook bij persoon
zijn. In zo’n geval speelt de hoedanigheid van de persoon op wiens mededelingen wordt
vertrouwd een grote rol.
- Onderzoeksplicht
Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (jurisprudentie, veearts-arrest):
rechtvaardigingsgrond