Week 1
Lecture 1
Psychiatrie was toen erg gericht op één cultuur, waardoor andere mensen uit verschillende culturen
eerder opvielen. Als je niet aan de culturele normen voldeed (status quo), zou je als geestesziek
worden beschouwd en in de psychiatrisch ziekenhuis zou worden opgenomen.
Later in de jaren is er een cross-cultural psychiatrie ontwikkeld. Dit opkomende veld keek ook naar
de sociale en culturele context bij de interpretatie van psychopathologie. Met als resultaat dat het
veld meer interdisciplinair is en ook kijkt naar de culturele omgeving van de persoon (kijken naar
andere perspectieven dan die van jezelf, buiten de gebaande paden denken).
Als de prevalentie van een aandoening overal hetzelfde is, wordt die aandoening vooral veroorzaakt
door genetische make-up. Bijvoorbeeld het syndroom van Down.
Geestelijke gezondheidsverschijnselen (mental health phenomena) zijn overal ter wereld hetzelfde.
De prevalentie ervan hangt af van de meting en de cultuur van een land (wanneer wordt het als een
klinische kwestie beschouwd?).
Een algemene overtuiging was dat de incidentie van psychose onafhankelijk is van de omgeving en
kenmerken van menselijke populaties. Het werd in alle culturen als één ding beschouwd, wat
voortkomt uit de biomedische visie, omdat ze naar specifieke genen kijken bij het onderzoeken van
een aandoening.
Tijdens het EU-GEI-onderzoek identificeerden ze in 19 landen nieuwe gevallen van psychose. De
plaatsen waren een mix van steden en dorpen. Ze keken ook naar alle incidentele gevallen met
psychotische stoornissen. Een beperking van deze studie was dat elk land een andere manier heeft
om de gevallen te identificeren en de normen die ze daarvoor hanteren.
Faris en Dunham wilden kijken naar het fenomeen ubranicity. Ze ontdekten dat de mate van
psychose aanzienlijk verschilde in Chicago. In de meest ongeorganiseerde gebieden in de buurt van
de centra waren de gevallen veel hoger dan in de buitenwijken.
- Hoe meer je naar de ongeorganiseerde delen van Chicago verhuisde (de stad), hoe groter het
risico op het ontwikkelen van een psychose.
Met de Europese steden ontdekten ze dat Zuid-Europese landen over het algemeen een lagere
prevalentie hadden dan de Noord-/hogere Europese landen. Er zijn dus plaatsen waar sprake is van
een urbanicity (zoals in Amsterdam), maar ook niet. Er is ook een sterk urban-rural effect in Noord
Europa, maar niet in Zuid Europa.
Maar in de grootste studie tot nu toe naar de associatie tussen urbanicity en psychose in LMIC's,
werd ontdekt dat het leven in de stad niet geassocieerd was met psychotische ervaringen of
psychotische stoornissen.
- Veel mensen deden hetzelfde experiment opnieuw, maar op plaatsen met een grotere
register en beschouwden dit als de "waarheid".
Urbanicity heeft ook een paar modererende factoren/sociale cohesie, met de juiste interventies
kunnen cases ook vermeden worden:
- Cultureel. Hier wordt gekeken naar sociaal kapitalisme (de netwerken van relaties tussen
mensen die in een bepaalde samenleving leven en werken, waardoor die samenleving
, effectief kan functioneren. Hoe goed kunnen we met elkaar omgaan?) en culturele normen
(wat wordt als abnormaal gezien?).
- Sociaal en economische mechanismen: economic deprivation (een gebied met een lage
middelen kan effect hebben op het mentaal welzijn. Ongelijkheid in welvaart kan negatieve
effecten hebben op het mentaal welzijn) en Social isolation (hoe meer geïsoleerd, hoe groter
de kans op het ontwikkelen van een psychose).
- Environmental exposures: Natuur/green-space (hoe meer green space je hebt, hoe lager de
kans is op het ontwikkelen van ene psychose, dit is wetenschappelijk genoeg onderbouwd)
en lucht vervuiling.
Het bestuderen van mental health globaal en cross-cultureel helpt een beter beeld te krijgen van
socioculturele invloeden op: Etiologie (de oorzaak), Manifestatie (de uiting), course (de loop) en de
mate van het zoeken van hulp en effectieve behandelingen.
Psychopathologie wordt cultureel universeel geuit, bijvoorbeeld depressie. De mate ervan is wel
cultuur specifiek. De geschiedenis van socioculturele context. Veel van de hedendaagse grondwerk is
gebaseerd op Freud.
De evolutie van de psychologie/psychopathologie gaat hand in hand met de geschiedenis van de
mens. De biologische psychiatrie heeft niet echt geleverd wat ze aanvankelijk beloofden, omdat
psychiatrische stoornissen niet waren gericht op specifieke genen of neuromechanismen.
Na WW1 vertoonden
soldaten die
terugkwamen uit de
oorlog symptomen die
niet pasten bij de
bekende aandoeningen.
Later werd het
gedefinieerd als
Shellshock (PTSD).
Vervolgens werd de
farmacologie
geïntroduceerd, wat hoop
gaf.
Na de koude oorlog, ook
wel de "Age of Anxiety" genoemd, groeide de angst, omdat de farmacologie niet in staat was
om elke aandoening te genezen. Dit zorgde ervoor dat onderzoekers meer aandacht gingen
besteden aan de geestelijke gezondheid.
De neo-freudianen gaven de moeders de schuld van de stoornissen van hun kind. Ze dachten
dat de angst die ze ervoeren vanwege de koude oorlog ervoor zorgde dat hun kinderen ook
psychische stoornissen kregen. Dit was het geval van de opstand van het feminisme.
Daarna was er een opstand van psychologische therapieën (IPT en CGT). De impact van
psychologische therapieën was even heilzaam als medicatie.
Geen wetenschappelijke ontdekkingen in de afgelopen 30 jaar hebben geleid tot grote verbeteringen
in de klinische praktijk (bv. geen nieuwe psychotrope middelen die effectiever zijn). Wel was er veel
vooruitgang in fundamenteel onderzoek, maar weinig doorbraken in betere behandelingen. Nu is het
neurobiologisch perspectief sinds een decennia het dominante paradigma (nb financiering, impact,
prioriteiten.).
,Er zijn meer factoren van mental health die over het hoofd gezien worden, zoals de sociale
determinanten.
Op basis van de Whitehall studies is er een onderzoek gedaan naar de sociale gradiënt. De sociale
gradiënt is het fenomeen waarbij mensen die minder bevoordeeld zijn in termen van
sociaaleconomische positie een slechtere gezondheid (en een korter leven) hebben dan mensen die
meer bevoorrecht zijn. Ze volgden en keken naar de rangorde van verschillende mensen in de
regering in het VK en vergeleken deze met hun gezondheid. Mensen in de hogere rang hebben
betere gezondheidsresultaten, er is naar veel verschillende gezondheidsresultaten gekeken, zoals
kanker.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat er twee belangrijke factoren waren voor het Status
Syndroom:
- Mate van controle → In hoeverre heeft u controle over uw leven?
- Niveau van participatie → In hoeverre bent u in staat deel te nemen aan de samenleving
Ongelijkheden hierin, produceren de sociale gradiënt in (geestelijke) gezondheid
Het culturele formuleringsinterview is ontwikkeld om een culturele formulering te conceptualiseren:
Een systematische review van iemands culturele achtergrond en de rol van cultuur in de manifestatie
van symptomen en het niveau van functioneren. Het bestaat uit sociale context, verhalen over
ziekte-ervaringen en hulp zoeken (bijv. alternatieve wegen naar zorg). Het is een persoonsgerichte
zorg (wat denkt een persoon en wat zijn voordelen voor hem), die kan worden gebruikt in elke
klinische setting, elk type professional in de geestelijke gezondheidszorg, trans diagnostisch (Dezelfde
onderliggende mechanismen kunnen leiden tot verschillende stoornissen of deze stoornissen in
stand houden) is en de interculturele klinische communicatie en verbinding kan verbeteren.
Het CFI bestaat uit drie domeinen:
- Culturele percepties van oorzaak, context en steun.
- Culturele factoren die van invloed zijn op zelfcoping en hulp zoeken in het verleden.
- Culturele factoren die het huidige hulp zoeken beïnvloeden.
Als iemand binnenkomt met een traumatische hulpzoekende ervaring is het heel belangrijk om
erover te praten en te bespreken hoe het beter kan.
Leerdoelen:
- Begrijpen hoe cultuur de klinische representatie van psychopathologie kan vormen
- Begrijp interculturele verschillen in het risico op psychopathologie. Denk aan psychose en
dat er grote verschillen zijn tussen culturen, landen en plattelandsgebieden.
- Communiceer hoe interculturele psychiatrie bijdraagt (cross-cultural psychiatry) aan het
vergroten van onze kennis over geestelijke gezondheidsproblemen → Cultuur is een
belangrijk aspect wanneer we geestelijke gezondheid proberen te begrijpen.
- Definieer culturele formulering en de functie van het culturele formuleringsinterview (CFI)
, Lecture 2: Forensic Neurpsychology
Leerdoelen:
Je zal in staat moeten zijn om...
- (de risicofactoren voor) antisociaal, crimineel en agressief gedrag uit te leggen.
- De biologische verklaring van crimineel gedrag te beschrijven
- Uit te leggen hoe disfunctie van de hersenen en executieve delinquent en antisociaal gedrag
kan veroorzaken;
- Uit te leggen waarom en hoe het belangrijk is om neuropsychologie in forensische populaties
aan te pakken.
Agressiviteit is elk gedrag of handeling gericht op het schaden van een persoon of dier of het
beschadigen van fysieke eigendommen. Het is een vorm van antisociaal gedrag, maar het bevat veel
meer. Hier zijn vier soorten te onderscheiden:
1. Accidental agressief gedrag: per ongeluk agressief zijn. Bijvoorbeeld, wanneer een kind aan
het spelen is en iets per ongeluk naar iemand gooit, zonder enig gericht letsel, een ander
kind slaan terwijl je een arm door de mouw van een jas steekt, of iemands blokken omstoten
terwijl je door een krappe ruimte loopt.
2. Expressieve agressie: een agressieve daad plegen omdat het goed voelt. Het doel is niet om
iemand pijn te doen omdat het goed voelt, bijvoorbeeld als een kind de blokken omgooit uit
frustratie.
3. Instrumentele agressie: De agressie dient een bepaald doel, object, territory of recht zonder
een emotionele component. Zoals een pestkop die een ander onderdrukt om zo geld van
diegene te kunnen krijgen.
4. Vijandige agressie: wanneer je agressieve handelingen wilt verrichten en iemand wilt
schaden, zonder dat iemand anders het uitlokt.
Antisociaal gedrag bevat acties die sociale normen schenden op een manier die een weerspiegeling
is van minachting voor anderen of een schending van de rechten van anderen. → bijv. Wanneer je
iemand manipuleert om je zin te krijgen, wanneer je te veel drinkt of liegt om je zin te krijgen. Ze zijn
niet empathisch zijn voor een ander. Er zijn drie soorten te onderscheiden:
1. Antisocial Personality disorder (ASPD: Psychopathie). Dit komt voor in volwassenen en
wordt ook wel psychopathie genoemd. Het word gekenmerkt door een langdurig patroon
van minachting of schending van de rechten van anderen, evenals het lastig in stand houden
van langdurige relaties, een zwak of niet-bestaand geweten, een verleden met het
overtreden van regels die soms kan leiden tot het overtreden van de wet, een neiging tot
middelenmisbruik en impulsief en agressief gedrag.
2. Oppositional Defiant Disorder (ODD). De persoon zal dan snel geïrriteerd, gefrustreerd raken
en ook zelf irritant zijn.
3. Conduct Disorder (CD): Hier worden de eerste symptomen bij kinderen van antisociale
gedrag zichtbaar en ook schade aan dieren toegebracht.
Criminaliteit is gedrag dat in strijd is met of verboden is door het strafrecht, zoals stelen, SA en het
aansteken van brand.
Psychopathie is een neuropsychiatrische aandoening die wordt gekenmerkt door gebrekkige
emotionele reacties, gebrek aan empathie en slechte controle over het gedrag, wat vaak resulteert in