Aangeven wat de belangrijkste samenwerkingsvormen tussen overheid en onderneming zijn en deze
onderkennen.
• Overheidstoezicht en handhaving
o Toezicht op de naleving van wetten en regels d.m.v.
▪ Sancties
• Mededingingsrecht, Europese Commissie of Autoriteit Consument en
Makt.
▪ Toezeggingsbesluiten
• Afspraken met ondernemingen over toekomstig gedrag.
• Vergunningen
o Ondernemers vragen voor het ontplooien van hun activiteiten vergunningen aan.
▪ Rechtsmiddelen: bezwaar en (hoger)beroep.
• Contracteren met de overheid
o Overheid is een grote opdrachtgever voor diensterlening, leveringen en de
bouwsector. Ook contracteren overheden onderling bijv. o.g.v. sociale voorzieningen
en afvalverwijdering.
o Aanbestedingswet → drempelvoorwaarden en categorieën.
• Subsidies
o Tijdelijke financiële ondersteuning en/of stimulans voor bedrijfsactiviteiten door
nationale, provinciale, lokale overheden en de EU.
o Nadelen:
▪ voldoen aan complexe voorwaarden aan EU- nationale of regionale
regelgeving.
▪ Stevige verantwoording over de wijze van gebruik.
▪ Wijzigen van de politieke verhoudingen leidt tot heroverwegingen van een
subsidie.
• Staatsteun
o Financiële hulp v.d. overheid voor een onderneming.
o Verboden vanwege oneerlijke concurrentie → meldplicht + goedkeuring Europese
Commissie.
• Overheidsdeelnemingen
o Publieke taken worden ook via privaatrecht behartigd, door deelname in:
stichtingen, vennootschappen en verenigingen.
, Aangeven welke grenzen het Europees recht aan deze samenwerking stelt aan de hand van de regels
van het vrij verkeer en het verbod van staatssteun en deze toepassen op een casus.
• Doelstellingen EU, art. 3 VEU.
o Creëert een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (lid2);
▪ dit bereik je door welvaart.
o Brengt een interne markt tot stand (lid3);
▪ Door de interne markt bereik je de rest ook.
▪ Interne markt → een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer
is gewaarborgd, art. 26 lid 2 VWEU.
• Vrij verkeer van:
• goederen (titel 2)
o materieel → alle stoffelijke objecten
• personen (titel 4 telt ook voor hierna)
o duurzaam → langere periode werken/wonen
o werknemers, art. 45 e.v. VWEU
o recht van vestiging, art. 49 e.v. VWEU
• diensten, art. 56 e.v. VWEU.
o immaterieel → alles wat niet stoffelijk is
o tijdelijke opdrachten
• kapitaal, art. 63 e.v. VWEU
o alles wat bestaat uit waarde papier, zoals valuta en
aandelen.
o Stelt een Economische en monetaire unie in (lid 4).
Het is voor een lidstaat soms voordeliger om geen interne markt te hebben, omdat zij dan
alleen het genot hebben van belastingcenten en werkgelegenheid. Daarom houden lidstaten
zich (bewust of onbewust) niet aan de vier vrijheden doordat zij maatregelen opstellen die in
strijd zijn met de vier vrijheden.
De verschillende verboden van de interne markt:
• Discriminatieverbod, art. 18 VWEU
o Elke discriminatie op grond van nationaliteit is verboden.
o Doel: tegengaan van protectionisme
o 2 soorten:
▪ Discriminatie met onderscheid (mmo). Directe discriminatie
• Discriminatie naar nationaliteit
o Vb. vacature waarin staat dat alleen Nederlanders mogen
solliciteren.
▪ Zonder onderscheid (mzo)/ indirecte discriminatie
• Maatregel maakt geen onderscheid naar nationaliteit, maar heeft
alsnog discriminerend effect.
o Vb. vacature waarin staat dat een Nederlands diploma is
vereist.
o 2 uitzonderingen bij hogere belangen
▪ Primair EU-Recht = verdragsuitzonderingen
• Vrij verkeer van goederen, art. 36 VWEU.