wat de grafiek precies vertelt. Sommige grafieken maken het mogelijk om voorspellingen te doen. Dit
heet extrapoleren.
Begrippen die in de toets komen:
Kolomsgewijs rekenen: Onder elkaar rekenen met strepen
Rechthoekmodel: Handig voor het delen van rekensommen
Verwisseleigenschap: de som omdraaien
Reproductie methodiek: Uit je hoofdleren, lesstof is cruciaal
Relatieve karakter breuk: Je kan niet meteen er een getal uithalen
Talstelsels binair: Alleen maar 0 & 1
Rijgen: In meerdere stappen een som uitrekenen bijv. 34 + 28 (+10 +10 +8)
Kwantificeren: Meten
Referentiemaat: 1 meter 1 stap, 1 kilo 1 pak suiker etc.
Getallenlijn: Lijn met getallen
Verhoudingen leerlijn: Inzicht van breuken, procenten en kommagetallen
Resultatief tellen: tot 10 tellen
Binair: Tweetallige talstelsel
Decimaal: Getal met cijfers voor en achter de komma
Hexadecimaal: Zestientallig
Quotiënt: Antwoord na een deelsom
Splitsend rekenen: Van 10, 9 en 1 maken
Wiskunde taal: logica en formele taal
Metrieke stelsel: kg, m, cm etc.
Redeneren: Mening hebben
Ankerpunt: Som die het kind al weet en gebruikt bij een andere som
Samengestelde grootheid: Km/u bijvoorbeeld
Grootheid: Gewicht, inhoud, tijd etc.
Eenheid: kg, m, 14,99, kilometer
Absoluut: 3 appels, precieze aantal
Relatie: 1 op de 5 auto’s, niet exacte hoeveelheid
Informeel: Plaatjes
Formeel: Cijfers
Aantal: Hoeveelheid, kardinale functie
Telgetal: Ordinale functie
Meetgetal: 7 meter, 3 sec, 5 jaar
Naamgetal: bus 115, huisnummer 17
Rekengetal 3 + 5 = 8
Taal
Sociale taalfuncties: Wordt gebruikt als communicatie middel
- Zelfsturing: Handelingen ordenen
44
, - Sturing van andere: Gedrag beïnvloeden
- Structurering van het gesprek: Mag ik even wat zeggen?
- Zelfhandhaving: Zelf verdediging
Mondelinge Taalvaardigheid
Taalverwerving:
Behaviorisme: Kinderen leren taal door imitatie, invloed van ouders
Creatieve constructie theorie: Creatief zinnen maken
Interactionele benadering: taalaanbod tussen omgeving en interactie tussen het kind en andere
moedertaalsprekers
Eerste taalverwerving
Prelinguale periode (0-1 jaar): Periode voordat het kind eerste woordjes spreekt, na 4 maanden
begint het kind te experimentteren met klanken dit is vocaal spel. Na 7 maanden komt de fase van
het brabbelen. Kind oefent in deze fase met aticulatie, klankstructuur, zinsmelodie en communicatie
met andere.
Linguale periode: Na het 1e jaar is de talige periode, dit is te verdelen in 3 periodes
- Vroeg linguale periode (1-2,5): Betekenisvol taalgebruik, 1 jaar = eenwoordzin, 1,5 jaar =
tweewoordzin/telegramstijlfase
- De differentiatiefase (2,5-5): Veel ontwikkeling, kind kent rond 3 e jaar 1000 woorden
- De voltooiingsfase (5-9): Uitbouwen van de processen van woorden
Tweedetaalverwerving
Nederlands niet de moedertaal.
simultane tweetaligheid = 2 talen tegelijk leren, dit is als ze voor hun 3 e jaar 2 talen leren.
Successieve tweetaligheid = 2e taal leren nadat ze hun 1e jaar hebben geleerd.
Spreek strategieën: Manier van spreken die iemand hanteert om een bepaald spreekdoel te bereiken
Stappen: Oriënteren op de inhoud, doelen en publiek bepalen, plannen, presenteren, reflecteren op
doel en inhoud.
Luister strategieën: 4 verschillende
- Globaal luisteren: begrijpend luisteren, niet te veel op details
- Intensief luisteren: Details luisteren
- Kritisch luisteren: Mening vormen tijdens luisteren
- Gericht luisteren: Selecterend luisteren, aspecten waarin je geïnteresseerd bent
4 spreekdoelen:
- Informeren
- Amuseren
- Instrueren
- Overtuigen
Monoloog: 1 spreken
Dialoog: 2 sprekers
Polyloog: Groepsgesprek, meerdere sprekers
45