Geschiedenis
Kerndoel 36 = Leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staats inrichting en de
rol van de burger.
Kerndoel 38 = De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse
multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met
seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
Beeldvorming: verleden, heden en toekomst + inhouden = term ‘beeldvorming’
Beelden van het verleden = De historische werkelijkheid (dingen van vroeger zoals video)
Beelden van het heden = De hedendaagse werkelijkheid (filmpje van Oekraïne oorlog)
Beelden van de toekomst = De toekomstige werkelijkheid (excursie)
Elk persoon bouwt zijn eigen beeld van de werkelijkheid. Daarom heeft iedereen een andere ervaring
die tot beeldvorming leiden. Niemand kan de werkelijkheid volledig kennen, er komt namelijk ook
continue nieuwe kennis.
Soorten beeldvorming: De werkelijkheid (schoolomgeving), afbeeldingen (film, strip, model, kaart,
tekening, foto), gesproken woord (interview, gastspreker, verhaal, geluid), geschreven woord
(teksten, schema’s, bronnen) en doen (leven als…, spelen met…, schrijven, spreken, bouwen,
herdenken, zingen)
Context regio tot wereld: De geschiedenis van de mensheid. Het ontstaan, de groei en de
veranderingen van samenlevingen en menselijke ontwikkeling. Bijvoorbeeld het canon venster heb je
van regio, provincie, land en wereld.
Ontwikkeling historisch tijdsbesef: Het besef van de samenhang tussen de interpretatie van het
verleden, het begrijpen van het heden en het perspectief van de toekomst. Het heden is het
startpunt in het onderwijs. Kinderen leren vanuit dat punt formeel, inhoudelijk, te ontdekken, te
begrijpen en te benutten.
Ontluikende historisch tijdsbesef: Lang geleden, onze tijd = groep 1-3 (verhaaltjes)
Aanvankelijke historisch tijdsbesef: Tijdvakken groep = 4-6 (tijdvakken)
Voortgezet historisch tijdsbesef: Toepassen jaartallen = groep 7-8 (gebeurtenissen)
Kerndoelen en leerlijnen:
- Mens en samenleving (34 t/m 39)
- Natuur en techniek (40 t/m 46)
- Ruimte (47 t/m 50)
- Tijd (51 t/m 53)
Historisch denken en redeneren incl. Bronnengebruik.
Dit valt onder historisch redeneren:
Het stellen van historische vragen
Het gebruik van bronnen
Contextualiseren
Argumenteren
Het gebruik van historische begrippen
Het gebruik van structuurbegrippen
Bronkritiek: Wie heeft de bron gemaakt? Waarom is de bron gemaakt? Met welk doel?
1
,Het gebruik van contexten uit:
de lokale en regionale geschiedenis
Nederlandse geschiedenis
Europese en wereldgeschiedenis
Onderwijswetten:
Sinds 1801 kent Nederland onderwijswetten, die voor het hele land van toepassing zijn. Eerst gaan
die wetten alleen over het leren van lezen, schrijven en rekenen. Maar in de loop van de tijd komen
er steeds meer vakgebieden bij: 1857 geschiedenis, 1916 staatsinrichting, 1985 maatschappelijke
verhoudingen en geestelijke stromingen. Maar in deze onderwijswetten staan alleen de vakgebieden
genoemd en niet de leerstof, die binnen zo’n vakgebied aan de orde moeten komen.
Kind en tijd:
Essentieel voor onderwijs in Geschiedenis & Samenleving is de ontwikkeling van tijdsbesef, te
onderscheiden in dagelijks tijdsbesef en historisch tijdsbesef. In de ontwikkeling van historisch
tijdsbesef worden drie fasen onderscheiden: ontluikend historisch tijdsbesef, aanvankelijk historisch
tijdsbesef en voortgezet historisch tijdsbesef. Interessant is de vraag hoe dagelijks en historisch
tijdsbesef zich verhouden. Een strikte scheiding in de zin van eerst de dagelijkse tijd aanleren en
daarna pas de historische tijd wordt niet meer ondersteund door Duitse, Nederlandse, Amerikaanse
en Engelse publicaties. Hieruit blijkt dat jonge kinderen (vanaf circa 5 jaar) al beschikken over een
‘ontluikend’ historisch tijdsbesef.
Kind, kennis, houdingen en vaardigheden:
Kinderen verwerven kennis van de hedendaagse en de historische werkelijkheid door het verwerven
van spontane begrippen en van wetenschappelijke begrippen. Met name die laatste zijn eerst nog
erg vaag, zodat beter van beelden kan worden gesproken. De taxonomie van Bloom bestaat uit zes
stappen, die de ontwikkelingen op cognitief gebied bij een kind duidelijk kunnen maken.
1. Kennis: je kunt je iets herinneren
2. Begrip: je kunt het in je eigen woorden omschrijven
3. Toepassing: je kunt informatie gebruiken in nieuwe situaties en een probleem oplossen
4. Analyse: je kunt informatie opdelen en de onderdelen met elkaar in verband brengen
5. Synthese: je brengt onderdelen samen tot iets nieuws
6. Evaluatie: je hebt een beargumenteerd oordeel en een standpunt
Naast cognitieve doelen worden via Geschiedenis & Samenleving ook affectieve (de kinderen willen
het) en psychomotorische doelen ( de kinderen kunnen het) nagestreefd.
Kinderen leren hun kennis over geschiedenis toe te passen in historische vaardigheden en zij leren
historisch denken en redeneren. In de basisschool gaat het bij Geschiedenis & Samenleving om een
eerste kennismaking met de hedendaagse en de historische werkelijkheid, resulterend in voorlopige
beelden. In een longitudinale opzet (een doorgaande lijn) wordt in het voortgezet onderwijs verder
gewerkt aan die beeldvorming.
Mensen, die alleen maar denken vanuit het heden, missen historisch besef en zijn niet in staat tot
historisch denken en redeneren. De essentie van historisch besef is de samenhang tussen verleden–
heden–toekomst. Door historisch denken en historisch redeneren leren leerlingen tijdens het
geschiedenisonderwijs om gebeurtenissen in het heden en het verleden verantwoord te
2
,interpreteren. Historisch denken en redeneren bestaat uit het beschrijven van processen van
verandering en continuïteit, het verklaren van historische verschijnselen en het vergelijken van
historische verschijnselen of perioden.
Lessen maken voor geschiedenis:
Na de introductie volgt de leskern met als belangrijke eerste keuze de keuze van een didactische
werkvorm: ‘inleiden in’ of ‘ontdekken’? Daarbij gaat het niet om een eenzijdige keuze, maar om
afwisseling naargelang het lesonderwerp. ‘Inleiden in’ is een verzamelbegrip voor didactische
werkvormen voor klassikaal onderwijs: uitleggen of presenteren, vertellen, voorlezen en het gesprek.
Iedere didactische werkvorm uit dit rijtje stelt eigen eisen aan voorbereiding en uitvoering.
Centraal staat in het ‘ontdekken’ dat de leerling zelf op onderzoek uitgaat: actief leren. Vormen
daarvan zijn groepsonderwijs en groepswerk, maar ook het verhalend ontwerpen is een voorbeeld
van actief leren. Ook voor het toepassen van deze werkvormen zijn specifieke didactische
aandachtspunten vereist.
Vervolgens komt de verwerking. Bij de verwerking gaat het erom de leerlingen te laten oefenen met
de nieuwe leerstof. Dat kan door middel van gesloten en open opdrachten, gericht op kennis, begrip
en toepassing. Verwerkingen op een creatieve manier geven ook informatie over de vraag of
leerlingen de nieuwe leerstof begrepen hebben.
Uiteindelijk – bijvoorbeeld na een serie lessen – gaat het erom of de leerling de lesdoelen bereikt
heeft. Die toetsing is de evaluatie. Daarvoor kunnen dezelfde vormen gehanteerd worden als voor de
verwerking, maar nu gaat het om individuele resultaten. Aan de hand van de uitkomsten wordt
duidelijk of de leerstof al dan niet beheerst wordt.
Cognitief: Kennis, canon, tijdvakken
Affectief: inleving, empathie
Psychomotorisch: houding, onderzoekend
Effectieve beeldvormer: Afbeeldingen, dingen doen, werkelijkheid etc.
Thematafel: Tafel met thema over dat onderwerp
Hedendaagse vluchtelingenproblematiek: Bijv. Oekraïne
Regionale canons: Van Brabant of gemeente Oirschot bijvoorbeeld
Cultureel erfgoed: Een monument
Canonvenster:
±5500 voor christus: Trijntje (de jagers-verzamelaars, eerste vrouw in Nederland)
±3000 voor christus: Hunebedden (de eerste boeren)
47 - ±350: De romeinse Limes (op de grens van Romeinse wereld)
658-739: Willibrord (verbreding van het christendom)
742-814: Karel de Grote (keizer van het westen)
±1075: Hebban olla vogala: Nederlandse taal in ontwikkeling
1356 - ±1450: De Hanze (samenwerken loont)
±1450 – 1516: Jeroen Bosch (schilder in een middeleeuwse stad)
1457-1482: Maria van Bourgondië (vorstin tussen Bourgondië en Habsburg)
±1469-1536: Erasmus (kritische denker in Europa)
1566-1581: De opstand (van beeldenstorm naar plakkaat van verlating)
3
, 1533-1584: Willem van Oranje (van opstandeling tot ‘vader des vaderlands’)
1547-1619: Johan van Oldenbarnevelt (tegenstellingen in de republiek)
1602-1799: VOC en WIC (varen en vechten voor handel)
1612: De Beemster (droge voeten in de polder)
1583-1645: Hugo de Groot (begin van internationale recht)
1637: De Statenbijbel (de kracht van het woord)
±1606-1669: Rembrandt (een land vol schilders)
1662: De Atlas Maior van Blaeu (de wereld in kaart)
1607-1676: Michiel de Ruyter (de republiek in woelige wateren)
1629-1695: Christiaan Huygens (begin van de moderne wetenschap)
1632-1677: Spinoza (op zoek naar waarheid)
±1637-1863: Slavernij (mensenhandel en gedwongen arbeid)
1744-1828: Eise Eisinga (Het zonnestelsel in een huiskamer)
1782: Sara Burgerhart (Rebelse vrouwen in tijden van verlichting)
1780-1795: De patriotten (democratisering van de republiek)
1769-1821: Napoleon Bonaparte (de Franse tijd in Nederland)
1772-1843: Koning Willem I (Het koninkrijk van Nederland en België)
1839: De eerste spoorlijn (alles gaat sneller)
1848: De grondwet (de belangrijkste wet van Nederland)
1860: Max Havelaar (onrecht in Nederlands-Indië)
1863-1901: Het kinderwetje van Van Houten (de fabriek uit, de school in)
1853-1890: Vincent van Gogh (schilder in een nieuwe tijd)
1854-1929: Aletta Jacobs (opkomen voor gelijke rechten)
1914-1918: De eerste wereldoorlog (neutraal in oorlogstijd)
1898-1945: Anton de Kom (strijd tegen racisme en kolonialisme)
1940-1945: De tweede wereldoorlog (Nederlands bezet en bevrijd)
1929-1945: Anne Frank (de Jodenvervolging)
1945-1949: Indonesië (de Strijd voor onafhankelijkheid)
1 februari 1953: De watersnood (het gevaar van het water)
Vanaf 1948: De televisie (de wereld op je scherm)
Vanaf ± 1880: Haven van Rotterdam (Poort naar de wereld)
1912-1986: Marga Klompe (de verzorgingsstaat)
Vanaf 1960: De gastarbeiders (nieuwe Nederlanders)
1911-1995: Annie M.G. Schmidt (lekker stout in een keurig land)
1974-2022? : Kolen en gas (het energievraagstuk)
1975-2010: Het Caribisch gebied (ver weg en toch verbonden)
1995: Srebrenica (verantwoordelijk voor vrede)
Vanaf 1945: Europa (samenwerken voor een vreedzaam Europa
Vanaf 1974: Het Oranjegevoel (sport verbind)
Tijdvakken:
1. Tijd van jagers en boeren ( tot 3000 v.Chr.)
2. Tijd van Grieken en romeinen ( van 3000 v.Chr. tot 500)
3. Tijd van monniken en ridders (500-1000)
4. Tijd van steden en staten (1000-1500)
5. Tijd van ontdekkers en hervormers (1500-1600)
6. Tijd van regenten en vorsten (1600-1700) (gouden eeuw)
7. Tijd van pruiken en revoluties (1700-1800)
4