Praktijk van Auditing & Assurance – H3.1 t/m 3.4u
Materialiteit in de controle:
Het materieel belang wordt gedefinieerd als een afwijking die de economische besluitvorming van de
gebruikers van de jaarrekening kan beïnvloeden.
NV COS 320: vaststellen materialiteit voor jaarrekening als geheel. Hiermee wordt richting gegeven
aan de aard en omvang van de controlewerkzaamheden. De accountant neemt deze materialiteit in
acht bij:
Het bepalen van risico’s.
Het bepalen van aard, timing en omvang van controlewerkzaamheden.
Het evalueren van het effect van eventuele niet-gecorrigeerde afwijkingen op financiële
overzichten.
Doelstelling van de controle: verkrijgen van redelijke mate van zekerheid of de financiële overzichten
als geheel geen afwijking van materieel belang bevatten. Hiervoor verzamelt de accountant
voldoende en geschikte controle-informatie.
Controlerisico: risico op onjuist controleoordeel van de accountant wanneer er een afwijking van
materieel belang in de jaarrekening zit.
Hogere materialiteit à beperkter werkprogramma à groter ontdekkingsrisico à groter controlerisico.
Controlerisico kan wel beperkt worden voor specifieke posten indien gebruikers dit vragen van de
accountant à subsidieverstrekker en het aanwenden van subsidiegelden.
In de NV COS worden geen kwantitatieve maatstaven gehanteerd voor de bepaling van het materieel
belang, dit gebeurt op basis van professionele oordeelsvorming.
Vaststellen materialiteit:
D.m.v. benchmark (winst voor belasting, bedrijfsopbrengsten, bedrijfsresultaat, eigen
vermogen).
Gebruikers richten zich in het bijzonder op specifieke onderdelen zoals winst, opbrengsten of
netto activa.
De aard van de entiteit, de sector, de economische omstandigheden en/of de levenscyclus.
De eigendomsstructuur (gefinancierd uit schulden / bezittingen) van de entiteit, meer nadruk
op activa en claims daarop dan op het resultaat.
Vaststellen uitvoeringsmaterialiteit:
Uitvoeringsmaterialiteit wordt gebruikt bij het opstellen en uitvoeren van het controleprogramma.
Het wordt gebruikt voor het bepalen van de omvang van de werkzaamheden. De bepaling vraagt om
toepassing van professionele oordeelsvorming. Het varieert in de regel tussen de 50% en 75% van de
materialiteit van de jaarrekening als geheel.
De accountant kiest het percentage zodanig dat het totaal van de niet-gecorrigeerde en de niet-
ontdekte fouten in de jaarrekening groter is dan het materieel belang.
Als er in de voorgaande jaren materiele fouten zijn ontdekt en tekortkomingen in de interne
beheersing, dan zal de accountant kiezen voor een relatief lage uitvoeringsmaterialiteit (bijvoorbeeld
, 50%), zodat er meer controle werkzaamheden worden ingepland en de kans kleiner is dat er meer
zaken over het hoofd worden gezien. De veiligheidsmarge.
Doelstelling van de risicoanalyse:
De accountant gebruikt NV COS 315 als basis voor het opstellen van de risico analyse.
De doelstelling is het identificeren en inschatten van de risico’s op een afwijking van materieel
belang op het niveau van de financiële overzichten en beweringen als gevolg van fraude of van
fouten, door inzicht te verwerven in de entiteit en haar omgeving, met inbegrip van haar interne
beheersing, zodat een basis wordt verkregen voor het opzetten en implementeren van manieren om
op de ingeschatte risico’s op een afwijking van materieel belang in te spelen.
Er wordt in risico analyse onderscheid gemaakt tussen twee soorten fouten van de organisatie:
1. Fouten als gevolg van fraude.
2. Andere (onbewuste) fouten.
Fasen van de risicoanalyse:
De risicoanalyse is verdeeld in 5 fases:
1. Een analyse van de omgeving: aangelegenheden bedrijfstak, regelgeving, grondslagen en
externe factoren in de macro-omgeving.
Sectorspecifieke zaken: de markt en de concurrentie, seizoensgebonden activiteit, technologische
ontwikkelingen in de branche, energiekosten.
Regelgeving: verslaggevingsprincipes, relevante specifieke wetgeving relevant voor de entiteit,
belastingen, overheidsbeleid, milieueisen.
Externe factoren: economische ontwikkelingen, interestontwikkelingen, inflatie en herwaardering
van valuta, relaties met aandeelhouders en toezichthouders.
2. De aard van de identiteit: inzicht in de structuur van de onderneming, zoals
dochtermaatschappijen, andere locaties of andere groepsonderdelen. Dit brengt
vraagstukken rond goodwill, joint ventures, investeringen of voor een bijzonder doel
opgerichte entiteiten aan het licht. Tevens leert het de accountant meer over mogelijke
transacties met verbonden partijen en de administratieve verwerking hiervan.
Bedrijfsactiviteiten: opbrengstbronnen, samenwerkingsverbanden, geografische spreiding,
vestigingen, clienten en leveranciers, kosten voor R&D.
Investeringsactiviteiten: geplande en recent uitgevoerde overnames of desinvesteringen,
investeringen in effecten en leningen, kapitaalinvesteringen, investeringen in niet-geconsolideerde
entiteiten.
Financieringsactiviteiten: belangrijke dochtermaatschappijen, structuur schulden en
kredietvoorwaarden, gerechtigden en verbonden partijen, gebruik van afgeleide financiele
producten.