Klinische beelden
- Cortex cerebri:
Hemibeeld (halfzijdig aangedaan) 4s
Spierkracht=
Parese of paralyse, voornamelijk distaal uitval is en minder proximaal
Sensibiliteit=
Homunculus (gekruist), voornamelijk distaal, min symptomen (vermindering)
Spiertonus=
Hypotonie (verlaagde tonus, slappe parese (=samen met minder kracht))
Spasticiteit (verhoogde tonus, spastische parese). Reflexactiviteit niet meer geremd
Met name bij de antizwaartekrachtspieren flexie arm en extensie been.
Knipmes (even spanning en vervolgens kan je erdoorheen bewegen)
Synergievorming (patroon wordt gekoppeld aan beweging, flexiepatroon in arm
Sturing= Fijne motoriek geeft problemen, reflexen in het ruggenmerg zijn ontremd,
pathologische (normaal niet) en primitieve reflexen kunnen weer terugkomen.
Verminderde sturing, combinatie kracht, tonus en reflex problemen is selectiviteit. Is iemand
in staat om een willekeurige beweging uit te voeren hoe hij die wil uitvoeren= selectiviteit.
- Basale kernen
Basale kernen: rol bij programmeren van de beweging, als een beweging al geleerd is wordt
het overgedragen naar de basale kernen en wordt het automatisch. Zit in hogere deel van
motoriek.
Basale kernen hebben een centrale positie motoriek:
Invloed op hersenstam en ruggenmerg (houding en tonus, archi)
Invloed op motorische cortex (initiatie, planning en programmering)
Invloed op frontale cortex (cognitie, emotie en motivatie)
Faciliteren en inhiberen (Start het ene programma en stop het andere programma.)
Onbewuste, aangeleerde bewegingspatronen (automatisch bewegen)
Spiertonus=
Algemene verhoogde tonus (rigiditeit, in basale kernen) in alle spieren van het lichaam, voelt
als een loden pijp, maskergelaat (emotionele motoriek) en vaak een gebogen houding.
Sturing=
Er is te weinig, heel weinig bewegingen, kleine bewegingen (hypokinesie) traag
(bradykinesie) en moeite met starten en stoppen (akinesie), houdingsproblemen en
automatisch bewegen is verstoord.
Om dit te helpen, door in zijn handen te klappen kan hij doorlopen startceu, startsignaal.
Problemen in het faciliteren: hypo kinetische rigide beeld, hele lichaam is stijf en traag,
automatische bewegingen verstoord.
Problemen in het inhiberen: hyper kinetische beeld, te veel en ongestuurde, onwillekeurige
bewegingen.
,- Cerebellum:
Kleine hersenen, onderaan de grote hersenen, zorgt ervoor dat bewegingen vloeiend
verlopen. Typisch: dronkenmansloop (Open keten bewegingen zijn lastig)
Sturing=
Gestoord,
Atactisch beeld= ongecontroleerd bewegen (onhandig, doorschieten) dronkenmansloop,
(Open keten bewegingen zijn lastig) verlies van bewegingsorde, grote bewegingen
extremiteiten, doorschieten (hypermetrie)
Problemen met spraak: dysartrie
Alternerende bewegingen zijn moeilijk (dysdiadochokinese) ten gestelde bewegingen die je
vaker uitvoert, alleen in coördinatie.
Moeilijk een disbalans corrigeren,
Spierkracht=
Geen primair krachtsverlies, alleen coördinatie.
Oorzaken ataxie; evenwichtsorgaan (alcohol enz.), cerebellum/ hersenstam (centraal, CVA,
tumor, erfelijke degeneratie, alcoholdysartrie= lallen) of perifeer sensibel
(polyneuropathie zoals diabetes, achterstrengbanen info komt niet goed aan)
De aansturing van z’n spieren kunnen niet nauwkeurig het
lichaamszwaartepunt binnen het steunvlak houden.
Archi: (vestibulo) evenwicht, axiale spieren (as van lichaam) en oogbewegingen
Paleo: (spino) controle in gang zijnde (automatische) bewegingen en proximale motoriek
Neo: (cerebro) coördinatie van fijne/ distale motoriek, motorisch leren.
- Ruggenmerg:
Uitval onder laesie niveau, alles daaronder is aangedaan, sensorisch en motorisch. Kan
volledig of gedeeltelijk zijn. Daarbij kunnen alle 4s problemen geven.
Spierkracht= volledig of gedeelte, op en onder niveau laesie.
Volledige paralyse en min symptomen
Gedeeltelijk parese en plus en min symptomen.
Sensibiliteit=
Is aangedaan afhankelijk van de locatie van de schade,
Achterkant= gnostische sensibiliteit, voorkant= vitaliteit.
Spiertonus en sturing= hypotonie en hyperreflexie (slappe parese) uitval van sturing vanuit
de cortex, geen sturing meer mogelijk. In de loop van de tijd kan het zijn dat er wat
hypertonie terugkomt. Secundaire hypertonie en hyperreflexie. Geen inhibitie uit cortex en
geen synergievorming. Clonus, geeft een soort trilling.
, Samenvatting hoorcolleges
HOORCOLLEGE 1
T: taak: open/gesloten, cognitief/motorische, statisch/dynamisch, taakeisen
P: persoonskenmerken: fysiek (GME, capaciteit) cognitie (motivatie) emotie (gevoel)
O: omgevingskenmerken: ondergrond, steun,
Klinimetrie= objectief vastleggen van testresultaten, hypothesetoetsing, objectief in kaart
brengen problematische handeling/ activiteit en evt onderliggende functiestoornissen.
Op 3 manieren: prognostisch, diagnostisch (diagnose stellen) en evaluatief (hoe het op dat
moment gaat)
HOORCOLLEGE 2
Sulkus centrales verdeelt de hersenschors
in 2 gebieden:
- Motorische schors (actie)
- Sensorische schors (waarneming)
Naast de motorische homunculus ligt een sensorische homunculus, hier is een goede
samenwerking voor nodig= sensomotorische kring.
Keuze gemaakt in prefrontale cortex: tertiaire cortex M3 secundaire cortex (voor het
programmeren) M2 primaire motorische schors hier ligt de homunculus M1 (hier wordt
het uitgevoerd) via het ruggenmerg naar de spieren.
Tastinformatie komt binnen in de primaire sensorische schors S1 analyseren van de
prikkels in de secundaire schors S2 gekoppeld aan andere vormen van sensoriek in
tertiaire sensorische schors S3(zicht, gehoor)
Centraal motorische neuron CMN (cortex cerebri/ hersenschors)
Perifeer motorisch neuron PMN (medulla spinalis/ ruggenmerg) (alpha)
Tussen deze 2 zit een baansysteem om signalen door te geven.
Facilitatie (aanzetten) en inhibitie (remmen) PMN
Tracus corticospinalis (piramidebaan) directe verbinding van de cortex naar ruggenmerg.
Overige baansystemen schakelen wel over (indirect)
Tractus corticospinalis:
- Direct naar het ruggenmerg (interneuronen)
- Lateralis= Het grootste deel kruist in de hersenstam, 85%, naar de andere kant van het
lichaam. (10% van de baan gaat niet naar interneuronen maar gelijk naar de hand. Daar
is dus een directe verbinding.)
- Anterior= ongekruist, 15%, naar axiale spieren (nek en romp) blijft aan homo laterale
kant.
- Overige banen uit hersenstam/ basale kernen lopen ongekruist en indirect naar axiale
spieren.
Bijsturing via somatosensorische cortex, door feedback, dit is vrij traag.
Bij sturing via cerebellum, feedback: vergelijkt instructies met effect (langzaam) of
feedforward: onderschept instructies en stelt bij op basis van verwachting (snel)
(voorafgaand aan de beweging)