Menstheorie B
Ontwikkelingspsychologie
Definitie ontwikkelingspsychologie en pedagogiek
Ontwikkelingspsychologie: Bestudeert de psychologische verandering bij toenemende
leeftijd.
Pedagogiek: De wetenschap van het opvoeden
Relevantie ontwikkelingspsychologie en pedagogiek voor het sociaal werk
In SW krijg je te maken met verschillende leeftijden en ieder is op zijn eigen manier bezig met
de ontwikkelingstaken.
>kwetsbaarheid/problematiek van cliënt plaatsen in perspectief van levensloop.
3 krachten van ontwikkeling (nature, nurture en rijping)
Nature: Aangeboren (aanleg/genen)
Nurture: Aangeleerd (door sociale omgeving, opvoeding)
Rijping: Genetisch bepaald (omgevingsinvloeden hebben een kleine invloed)
Discontinu en continu verloop van ontwikkeling
Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling, wordt groter of meer (kwantitatief)
(voorbeeld taal, groei)
Discontinue verandering: Stapsgewijs, in stappen of stadia. (kwalitatief)
Psychosociale ontwikkeling volgens Erikson
(Psychosociale ontwikkeling: Hoe we ons gedrag in relatie tot elkaar)
Mensen doorlopen 8 levensfase
Alle fase worden afgesloten met een crisis (een ontwikkelingstaak)
Wanneer de taak onopgelost blijft of negatief is afgesloten loopt de ontwikkeling vast.
Ontwikkelingstaken kindertijd, adolescentie, (jong)volwassenen en ouderen
Babyfase (0-1,5 jaar) Vertrouwen vs wantrouwen Veiligheid,geborgenheid
Peuterleeftijd (1,5-3 jaar) Autonomie vs schaamte en twijfel Autonomie, zelf doen
Kleuterleeftijd (3-6 jaar) Initiatief vs schuldgevoel Gewetensontwikkeling,
initiatieven
ondernemen
Basisschoolleeftijd (6 – Vlijt vs minderwaardigheid Competentie en
puberteit) zelfvertrouwen
Adolescentie Identeit vs rolverwarring Doorleefd ik-gevoel
(wie ben ik)
Jongevolwassenheid Intimiteit vs isolement Aangaan van intieme
relatie
Middelbare leeftijd Generativiteit vs egocentrisme Zorg dragen voor
andere/verveling
Ouderdom Integriteit vs wanhoop Tevreden terugkijken/
spijt
Autonomie en losmaken tijdens de adolescentie
, Losmaken van vertrouwde binding: meer gelijkwaardigheid, De-idealiatie: ouder valt van
voetstuk, onderhandeling in regels.
Leeftijdsgenoten en vrienden worden belangrijker: hechte vriendschap, vriendengroep,
subcultuur (biedt een imago, uniek zijn en erbij horen)
Identificatie en experimenteren tijdens de adolescentie
Identificatie: iets eigen maken (van wat een ander heeft)
Experimenteren: ontdekken, onderzoeken, ervaringen
Rites de passage (volwassen worden in andere culturen)
Volwassen worden in een andere cultuur.
Rituelen
Identiteitsontwikkeling volgens Marcia (exploreren, commitment en crisis)
Exploreren= onderzoeken
Commitment=binding
Crisis= kansrijke
Identity achievement, foreclosure, identity diffusion, moratorium
Forclosure: Wel binding, geen exploratie (onderzoek naar eigen identiteit kan niet)
Achievement: Wel binding, wel exploratie (weinig angst, onafhankelijk)
Diffusion: Geen binding, geen exploratie (veel angst, weinig zelfwaardering)
Moratorium: geen binding, wel exploratie (verantwoordelijk, meer onzeker > nog geen keuze
gemaakt)
Cognitieve ontwikkeling: Denken
Cognitie