Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 5 van psychologie van de adolescentie. Ik vond dit zelf een heel interessant hoofdstuk over ontwikkeling en pubergedrag.
Samenvatting hoofdstuk 5: Cognitieve
ontwikkeling
5.1 Inleiding
Op het terrein van de ontwikkeling van het denken in de adolescentie zijn twee begrippen van
belang, namelijk:
Cognitie. Dat refereert aan de verschillende denkactiviteiten. Heeft niet alleen betrekking op
typisch intellectuele vaardigheden zoals redeneren en problemen oplossen maar het is op te
vatten als aanduiding voor een breder complex systeem van elkaar beïnvloedende processen
die een rol spelen in het opdoen en gebruiken van kennis. Cognitie heeft dus betrekking op
de handeling of het proces van het kennen. Gaat om de wijze waarop informatie wordt
gepresenteerd, georganiseerd en getransformeerd.
Intelligentie. Dat is het vermogen om kennis te verwerven en er nuttig gebruik van te maken.
In tests is intelligentie het product van cognitieve processen.
5.2 Benadering van cognitieve ontwikkeling
Bij het bestuderen van cognitieve ontwikkeling kan er een indeling gemaakt worden van drie
verschillende benaderingen. Deze hebben elk hun eigen uitgangspunten en deze benadering is
globaal, niet alle onderzoeken zijn precies in een bepaalde traditie onder te brengen (deze
benaderingen worden in 5.3-5.5 nader uitgewerkt):
De eerste benadering: Men geïnteresseerd in de ontwikkelingspsychologische veranderingen
die zich manifesteren in de wijze waarop de problemen worden aangepakt. Men heeft vooral
belang voor de soorten redeneringen. Deze benadering wordt ook wel de Piagetiaanse
benadering genoemd.
De tweede benadering: Die richt zich vooral op veranderingen in de capaciteit van het
cognitieve systeem en op veranderingen in de efficiëntie en organisatie van cognitieve
processen. Deze benadering richt zich vooral op de soort informatie, de wijze van
verwerking, en de manier waarop ze de informatie gebruiken bij het oplossen van
problemen. Er is een kwantitatieve groei van de capaciteit van het cognitieve systeem i.p.v.
een kwalitatieve groei (Piaget). Deze benadering wordt ook wel de
informatieverwerkingsbenadering genoemd.
De derde benadering: Dit is de psychometrische benadering. Deze is geïnteresseerd in het
vaststellen van het niveau van cognitief functioneren van adolescenten en gebruikt daarbij
tets als meetinstrumenten om intellectuele capaciteiten van adolescenten zo betrouwbaar
mogelijk vast te stellen. Het accent ligt met nadruk op producten i.p.v. processen of
ontwikkelingen, meer op verschillen tussen individuen dan algemene wetmatigheden.
5.3 De Piagetiaanse benadering
Piaget was een belangrijke theoreticus. Hij heeft het denken over cognitieve ontwikkeling diepgaand
beïnvloed. Op sommige (niet alle) punten wordt zij theorie nog steeds als zeer waardevol en in
essentie juist gezien. Hij gaat uit van 3 vooronderstellingen (worden in 5.3.1-5.3.3 uitgewerkt):
Cognitief functioneren behoort tot een biologisch proces van aanpassen (adaptatie);
Met het ouder worden ontwikkelen zich nieuwe cognitieve structuren.
In samenhang daarmee doen zich kwalitatieve veranderingen voor: de ontwikkeling verloopt
in een opeenvolging van fasen.
, 5.3.1 Adaptatie
Situaties veranderen voortdurend, de persoon zelf ook. Steeds een nieuw evenwicht. Intelligent
functioneren maakt deel uit van het biologische adaptie proces. Hierin kunnen twee aspecten
onderscheiden worden:
Assimilatie: de persoon beïnvloed de omgeving, brengt er veranderingen in aan om deze aan
te passen aan zijn mogelijkheden. Nieuwe informatie wordt ingepast in bestaande kennis.
Assimilatie is het toevoegen van nieuwe elementen aan reeds bestaande structuren.
Accommodatie: persoon voegt zich naar de omgeving, laat zich door omgeving beïnvloeden
tot nieuwe gedrag komt. Nieuwe informatie leidt tot andere kijk. Accommodatie is het
veranderen van de structuur door middel van nieuwe elementen die worden opgenomen.
Verspreiden niet toegestaan
De interactie tussen assimilatie en accommodatie zorgt voor evenwicht, ook wel proces van
equilibratie. Na het bereiken van nieuwe evenwicht functioneert het individu op een hoger niveau
dan daarvoor: het functioneren is flexibeler en beter aangepast aan de eisen die de taak of situatie
stelt. Vanuit het individu gezien spelen twee zaken een rol: zijn handelingen en zijn denken.
Piaget noemt gedachten: geïnternaliseerde handelingen ofwel denkoperaties.
5.3.2 Structuren
In het adaptieproces is de activiteit van het individu heel belangrijk. Kennis wordt telkens opnieuw
gestructureerd en georganiseerd. Door actief met zijn omgeving om te gaan, ontwikkelt zich binnen
het individu een onderling samenhangend geheel van begrippen en inzichten. Dit wordt “cognitieve
structuur of de structuur van de intelligentie” genoemd.
5.3.3 Ontwikkelingsfasen
De kwalitatieve veranderingen in het cognitieve functioneren hebben volgens Piaget een vaste
volgorde. De volgorde van fasen is voor elk individu hetzelfde:
1. De sensomotorische fase: Ervaringswereld van een baby. Een baby staat in contact met zijn
omgeving door zijn zintuigen te gebruiken. De ervaringswereld van een baby wordt in het
boek beschreven als “een cyclus van zintuiglijke ervaringen en motorische handelingen.”
2. De intuïtieve of pre-operationele fase: Peuters/kleuters (18 maanden-7 jaar) zijn in staan tot
innerlijke representatie van dingen om hen heen. Het gebruik van taal is dan erg belangrijk.
B.v.: Een kind kan doen alsof het de dokter is bij wie hij is de vorige dag is geweest. Kinderen
zijn (nog) niet in staat tot role taking (rol nemen) of perspective taking (perspectief nemen)
en worden gekenmerkt door een zeker egocentrisme.
3. De fase van concrete denkoperaties: Oudere kinderen (7-12 jaar) hebben bredere
mogelijkheden om de omgeving te representeren. Zij letten op oorzakelijke samenhang en
kunnen conclusies trekken, maar alleen tot dat wat direct waarneembaar is of rechtstreeks
ervaren wordt.
4. De fase van formele denkoperaties: Deze fase begint bij het begin van de
adolescentieperiode. Men begint formele denkoperaties te vormen. Dit hoeft geen
betrekking te hebben op dingen die direct zichtbaar zijn en op gebeurtenissen die
rechtstreeks worden ervaren. Operaties hebben betrekking op denken zelf. Formele
denkoperaties zijn dus operaties op operaties: nadenken over eigen operaties.
Het ‘denken over denken’ van punt 4 is abstract van aard. Dit komt naar voren in drie onderling
verwante kenmerken van deze fase:
Contrafactisch: Dat wil zeggen dat men in de formeel-operationele fase kan denken over
imaginaire situaties die radicaal afwijken van hoe ze op dit moment feitelijk zijn. (Alsdan
redenering).
Hypothetisch-deductief: Dit is denken door hypothesen op te stellen en vervolgens
deducties maken.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marjavdwind. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.