KGV Deeltoets 3
Van Staveren – Hoofdstuk 9: Evalueren en afronden
Evalueren en afronden:
Een van de belangrijkste fasen. Zou je het gesprek te snel beëindigen, dan loop je het
risico alle inspanningen teniet te doen. Van belang is dat je van tevoren afspraken maakt
over de duur van het gesprek. ‘Ik heb nu … even zien… vijftien minuten voor u. Redt u
het daarmee of zullen we een andere afspraak maken?’ Over de tijd heen gaan lijkt
vriendelijk maar is een vorm van milde grensoverschrijving.
Doelen:
o Bestendigen van het beleid.
o Bestendigen van de relatie.
Vaardigheden:
o Samenvatten: nagaan of je iets bent vergeten, of je elkaar goed begrepen
hebt, of de cliënt zich gehoord voelt en tevreden is met je aanpak, het
advies of het behandelplan. ‘Ik zie dat het tijd is om af te ronden. Al ik even
kort samenvatten wat we besproken hebben? Als ik iets belangrijks
vergeet, moet u het maar zeggen.’
o Vangnetadvies bespreken: houvast bieden. De cliënt moet weten waar hij
op moet letten en wat hij moet doen als de klachten verergeren, als er
complicaties optreden of als hij bijwerkingen krijgt van de medicatie. ‘Gaat
dat lukken?’ ‘U woont alleen. Hoe gaat u dat precies doen?’. Gebruik je
niet-pluisgevoel.
o Evalueren: reflecteren.
Evaluatievragen: uiteendelijke doel is de cliënt de best mogelijke
zorg bieden. Heeft de cliënt het gesprek als zinvol ervaren? ‘Wat
vond u van het gesprek?’ ‘Hoe hebt u het gesprek ervaren?’ ‘Kunt u
zich hierin vinden?’
Meetinstrumenten: instellings- en individueel niveau. ROM-methode
(routine outcome monitoring) bestaat uit een meetinstrument,
afspraken over de wijze en mate van af te nemen metingen bij
clientgroepen en een meetuitkomst. Met de SRS (session rating
scale) en de ORS (outcome rating scale), meten behandelaar en
cliënt de mate van verandering.
o Reageren op de eventuele deurknopvraag: zorgt voor een dilemma,
wel/niet reageren. Leg de keuze bij de cliënt. Geef de cliënt, afhankelijk van
je inschatting, erkenning voor het feit dat hij alsnog met zijn vraag komt.
‘Goed dat u het vraagt. Ik zit nu wel krap in de tijd. Wat zullen we doen?’
J. Morrison – Hoofdstuk 8: Personal and social history
Je hebt informatie nodig over de context waarin de problemen zijn ontstaan:
familieachtergrond en andere biografische data. Hou hierbij een gezonde sceptische
houding, menselijk geheugen kan men in de steek laten vooral bij gebeurtenissen op
jonge leeftijd, en andere dingen waarbij sprake is van interpretatie.
Kindertijd en adolescentie
Jeugd gezin: chronologische volgorde vanaf geboorte: land, stad, broers/zussen,
oudste/jongste, favorieten thuis? Tweeling, voelde je je gewenst?, beide
ouders/gescheiden, geadopteerd.
Opgroeien: leeftijd van ouders bij geboorte, afwezigheid van een/beide ouders
voor bepaalde tijd, algemeen beeld van de omgeving te schetsen.
Vragen naar misbruik: zowel lichamelijk, emotioneel als seksueel.
Jeugd gezondheid: vraag naar mijlpalen. Lopen, zindelijk, zitten, eerste woordjes,
praten, staan. Vraag naar gezondheid, dokters, breuken, ziektes, over
bescherming van de ouders, temperament van het kind tussen 5 en 10. Mogelijke
problemen: bedplassen, tics, stotteren, overgewicht, nachtmerries, fobieën.
Behandelingen? Seksuele problemen: zorgen over masturbatie, pubertijd,
menstruatie, lichaamsontwikkeling.