Hoorcollege 1
Hoofdstuk 1: seksualiteit en perspectief
Seks en Gender
Seks: verwijst naar de seksuele anatomie en seksueel gedrag.
Gender: verwijst naar man of vrouw zijn, in het boek wordt dit gezien als binair (man of
vrouw) maar tegenwoordig zijn er veel meer opties (bv. trans).
Seksueel gedrag: veroorzaakt opwinding en verhoogt de kans op een orgasme (volgens de
biologie: verhoogt de kans op reproductie).
Geschiedenis van seksualiteit
Religie speelt een belangrijke rol in hoe mensen zich gedragen ten aanzien van seksualiteit.
Tot 100 jaar geleden gaf religie de meest belangrijke informatie aan mensen over seksualiteit.
Oude Grieken: verklaarde homo- en heteroseksualiteit aan de hand van dubbel wezens
(oorspronkelijk bestond de mens uit twee aan elkaar verbonden mensen).
15e eeuwse Christenen: dachten dat natte dromen ontstonden doordat iemand gemeenschap
had met een klein, spiritueel wezentje en werd hierdoor als heks beschouwd.
Moslims: seks is een van de beste dingen in het leven.
19e eeuw: de geneeskunde kwam op en er werd gekeken naar bijzondere seksuele
handelingen. Er werd gesteld dat seksuele handelingen die niet bijdroegen aan reproductie
(bv. masturbatie) schadelijk waren, en werden daardoor gezien als ziekte.
Belangrijke seksonderzoekers
Sigmund Freud: een arts en grondlegger van de psychiatrie en de psychoanalyse. Hij zag
seksualiteit als primaire kracht in de motivatie van al het menselijk gedrag en de belangrijkste
oorzaak van alle vormen van neurose.
Henry Havelock Ellis: een arts die mannen en vrouwen als gelijk zag (het zijn beide seksuele
wezens). Ook stelde hij dat masturbatie normaal was en dat seksuele problemen kunnen
ontstaan door zowel fysieke als psychologische factoren.
Richard von Kraft-Ebing: een psychiater die seksuele stoornissen beschreef gebaseerd op de
ervaring van patiënten. Hij bedacht de begrippen sadisme, masochisme, pedofilie, homo- en
heteroseksualiteit.
o Definieerde fetisjen als: de seksuele aantrekkingskracht ten aanzien van fysieke
objecten en menselijke delen zoals voeten en tenen.
o Hij behandelde masturbatie en abnormale seksuele symptomen die hij perversies
noemde: ongewone en extremen seksuele drang en gedragingen.
Magnus Hirschfeld: oprichter van het eerste instituut dat onderzoek deed naar seksualiteit en
de eerste die grootschalig onderzoek deed met een vragenlijst (130 items).
Alfred Kinsey: zoöloog, entomoloog en seksuoloog en oprichten van het Institute of Seks
Research. Hij ontwikkelde de 7-punts Kinsey Scale die gaat over seksuele oriëntatie. Hij was
ook de eerste die seks onderzocht aan de hand van observatie (filmde zichzelf en zijn collega’s
terwijl ze bezig waren met seksuele activiteiten).
Masters en Johnson: duo, waarin de eerste vrouwelijke seksonderzoeker zit. Voerde een
observatiestudie uit waarbij ze 10.000 orgasmes bekeken en ze zijn de grondleggers van de
fysiologie hoe de seksuele respons werkt en welke stoornissen en zijn.
Media
1
,Er zijn verschillende theorieën over hoe de media ons kan beïnvloeden:
Cultivation theory: theorie die stelt dat mensen denken dat dat wat ze zien op de media
representatief is voor het echte leven.
Framing theory: de media geeft aandacht aan bepaalde onderwerpen en laat andere
onderwerpen liggen, wat suggereert hoe we moeten denken.
Social cognitive theory: idee dat de media rolmodellen laat zien die we imiteren.
Selectivity: idee dat mensen bepaalde media content selecteren en daar aandacht aan geven.
Reinforcing spiral theory: iemand sociale identiteiten en ideologieën voorspellen iemands
mediagebruik en mediagebruik beïnvloedt onze identiteit en ideeën.
Differential susceptibility: niet iedereen reageert hetzelfde op dezelfde media.
Cross-culturele perspectieve op seksualiteit
Drie soorten culturen:
o Individualistische culturen: benadrukken onafhankelijkheid, autonomie en individuele
rechten.
o Collectivistische culturen: benadrukken afhankelijke verbindingen tussen mensen, hier
is de groep belangrijker dan het individu.
o Eerculturen: benadrukken face, dit is iemand reputatie en het respect of de eer die
mensen tonen naar anderen.
Etnocentrisme: de neiging om de eigen cultuur als superieur te zien. Veel ervaringen met
betrekking tot seksualiteit worden slechts in één cultuur als normaal gezien, wanneer dit jou
cultuur is zie je dit als de beste manier.
Incest wordt evenals verkrachting in elke cultuur afgewezen.
Culturen verschillen vaak op de kijk op: seksuele technieken (bv. zoenen), masturberen, seks
voor het huwelijk, seks buiten het huwelijk, seks met partners van hetzelfde geslacht en
standaarden van aantrekkelijkheid.
Etniciteit en seksualiteit in de USA
African Americans: zwarte mensen hebben minder vaak orale seks voor de eerste keer
vaginale seks, wel zijn zwarte vrouwen even vaak geneigd tot orale seks als blanke vrouwen.
Ook trouwen African Americans minder vaan omdat er niet genoeg zwarte mannen zijn en
zwarte mensen meer moeite hebben met het vinden van een baan waardoor en niet genoeg
geld is voor een gezin.
Latino’s: traditionele cultuur wat betreft genderrollen. Ze omschrijven de genderrollen met
machismo (mannelijk; verantwoordelijk voor eer en welzijn) en marianismo (vrouwelijk;
moederschap).
o Familismo: benadrukt het belang van familie in zaken als steun, loyaliteit, solidariteit en
familie eer.
Asian Americans: kernwaarde van deze cultuur zijn collectivisme, conformeren aan normen
en emotionele controle.
American Indians: mannen worden bestempeld als nobele mensen en vrouwen als prinses. Er
ligt druk op het hebben van seks op een jonge leeftijd.
Bi-raciale en multi-raciale mensen: mensen die niet in deze categorieën passen.
Raciale microagressions: subtiele beledigingen tegens mensen met een kleur, vaak is dit
onbewust.
Cross-cultureel onderzoek laat zien dat er veel variatie is in menselijk seksueel gedrag en helpt
om de eigen standaarden in perspectief te plaatsen.
Perspectieven van seksualiteit over soorten heen
2
, Masturbatie is ook teruggevonden bij andere zoogdieren (vooral apen), ook seksueel gedrag
met hetzelfde gedrag is teruggevonden bij andere soorten.
Omgevingsinvloeden zijn veel belangrijker in het vormen van seksueel gedrag van zoogdieren
(vooral mensen) dan bij ander soorten.
Bij bijna alle zoogdieren zijn vrouwtjes alleen seksueel actief als ze vruchtbaar zijn, bij de mens
is seksueel gedrag van de vrouw minder afhankelijk van hormonen.
Seksuele gezondheidsperspectief
Seksuele gezondheid: gaat niet alleen over de afwezigheid van ziekten/soa’s, maar ook over
hoe men zich voelt. Het is een fysieke, emotionele en mentale staat en sociaal welzijn in
relatie tot seksualiteit.
Seksuele rechten: het idee dat alle mensen bepaalde basisrechten hebben met betrekking tot
seksualiteit (bv. het recht op voortplantingen of recht op seksuele zelfexpressie).
Hoofdstuk 2: theoretische benaderingen van seksualiteit
Evolutionaire perspectieve
Evolutionaire psychologie: focust zich op psychologische mechanismes die gevormd zijn door
evolutie (gaat erven uit dat ieder kenmerk een adaptieve betekenis heeft).
o Het idee van de evolutie binnen de seksuologie is dat mannen en vrouwen
verschillende adaptieve problemen hebben op het gebied van korte en lange termijn
voortplanting. Vrouwen zullen op korte termijn vooral voor mannen die allerlei directe
bronnen aanbieden, en op de lange termijn zoeken ze een partner die dit op de lange
termijn doet. Mannen zijn op korte termijn geïnteresseerd in vrouwen die zich seksueel
aanbieden, terwijl ze deze op lange termijn vermijden.
o Deze theorie blijkt niet waar te zijn, want zowel mannen als vrouwen willen lange-
termijnpartners.
Sociobiologie: de toepassing van evolutionaire biologie om sociaal gedrag, waaronder
seksueel gedrag, van dieren en mensen te begrijpen.
o In deze theorie is natuurlijke selectie (grotere overlevingskans voor individuen die
beter aangepast zijn aan de omgeving) belangrijk.
o In de sociologie is het belangrijk om te zorgen voor zo veel mogelijk gezond nageslacht
met jouw genen, hierdoor ontstaat:
Identificeren van gezonder partners: de gezondheid van iemand schatten we in
aan de hand van aantrekkelijkheid.
Relatiepatronen: alles wat je met je potentiële partner onderneemt (bv. daten,
dansen en sporten) zegt iets over hoe fit je bent, wat ook iets zegt over de kans
op voortplanting.
Familiestructuren en kwetsbaarheid van kinderen: vrouwen zorgen voor de
fysieke verzorging, manen zorgen voor resources (bv. eten, geld en veiligheid).
o Parental investment: gedragingen of investeringen in het nageslacht door de ouder die
de overlevingskans van het nageslacht verhoogt. Volgens deze theorie zijn mannen
meer bereid om te investeren in biologische kinderen dan in stiefkinderen.
o Seksuele selectie: selectie die verklaard waarom er verschillen zijn tussen mannen en
vrouwen. Seksuele selectie bestaat uit twee processen:
Competentie onder leden van een gender (vaak mannen) voor toegang tot paren
met leden van het andere gender.
Voorkeurskeuze onder leden van een gender (vaak vrouwen) voor bepaalde
leden van het ander gender.
3
, Genderneutrale evolutie theorie: gezien de verschillende omgevingen is het niet adaptief
voor mensen om vast gedrag (of vaste geslachtsverschillen in gedrag) te vertonen bepaald
door evolutie.
Psychologische theorieën
Psychoanalytische theorie
Deze theorie begon bij Freud, hij geloofde dat menselijk gedrag gedreven wordt door de zin in
seks/seksuele energie (libido) en doodsinstinct (thatantos). Hij was geïnteresseerd in
verschillende delen van het lichaam die de erogene zones genoemd werden.
Mensen hebben een persoonlijkheidsstructuur wat bestaat uit drie componenten:
o Id: aanwezig vanaf de geboorte, handelt vanuit het genotsprincipe, bevat het libido.
o Ego: handelt vanuit het realiteitsprincipe, zorgt dat personen realistische, rationele
interacties hebben met anderen, het bestaat om het id onder controle te houden.
o Superego: handelt vanuit idealisme, wordt beschouwd als ons bewustzijn, bevat de
waarden en ideeën van de samenleving. Houdt het id tegen en probeert ego over te
halen tot morele doelen.
Volgens Freud doorlopen mensen verschillende fasen, maar het kan ook dat ze vastlopen en
niet doorgaan naar de volgende fase, dan wordt de rijping onderbroken.
Fase Beschrijving
Oraal (tot 1 jaar) Genot komt voort uit stimulatie van de lippen en mond.
e
Anaal (2 jaar) Genot komt voort uit het controleren van de blaas en stoelgang.
Fallisch (3-6 jaar) Interesse van het kind in zijn genitaliën:
Oedipus complex: seksuele aantrekking van een jongen naar zijn moeder,
uit angst voor de vergelding van zijn vader voelt hij castratieangst en
uiteindelijk stopt het verlangen naar zijn moeder en verschuift naar
identificatie met zijn vader.
Electra complex: de seksuele aantrekking van een meisje naar haar vader.
Meisjes beseffen dat ze geen penis hebben en ervaren penisnijd. Ze lijden
hieronder waardoor ze altijd een beetje onvolwassen blijven.
Latent (6 jaar – Seksuele impulsen worden onderdrukt of zijn in rustige staat.
adolescentie)
Genitaal Seksuele neigingen, gericht op de geslachtsdelen, ontwaken in de puberteit.
Orale, anale en genitale neigingen komen samen om reproductie te
bevorderen.
Restjes uit eerdere fasen blijven over en beïnvloeden iemands persoonlijkheid. Als iemand
gefixeerd raakt kan dit leiden tot ongewone seksuele interesses en gedragingen.
De data waar dit model op gebaseerd is, is afkomstig van (verstoorde) patiënten van Freud
waardoor niet de menselijk patronen maar die van de verstoorde mens beschreven zijn. Ook
ligt er volgens sommige te veel nadruk op biologische determinanten van gedrag (instincten).
Daarnaast is deze theorie gericht op mannen, waar vrouwen onder kunnen leiden. Hij maakte
onderscheidt tussen een vaginaal en clitoraal orgasme en stelde dat vrouwen de
volwassenheid bereikt hadden als ze een vaginaal orgasme hadden gehad terwijl er helemaal
geen verschillen tussen deze twee orgasme bleken te zijn.
Freud slaagde erin seks te introduceren als een geschikt onderwerp voor wetenschappelijk
onderzoek.
Learning theory
4