In dit document heb ik de (bijna) volledige kennisbasis samengevat. Ik heb met deze samenvatting de toets in 1x gehaald. Alle begrippen zijn duidelijk beschreven. Wel heb ik alles uitgebreid genoeg beschreven om geen informatie te vergeten.
- Iets te weten willen komen
- Een bepaalf gevoel willen ondergaan
- Zich een menihng willen vormen
- Een bepaalde handeling willen uitvoeren
- Een spel mee willen spelen
1.1.4
Luisterstrategieën
Verschillende manieren van luisteren
- Globaal luisteren (volgt de grote lijn)
- Intensief luisteren (details ook belangrijk vinden)
- Gericht luisteren (specifieke informatie oppikken)
- Kritisch luisteren (mening vormen)
Luisterstrategieën en spreekstrategieën
- Orienteren op het luisterdoel: hoe kun je het beste luisteren?
- Oriënteren op het onderwerp en de eigen kennis daarvan: waar gaat het over en wat weet je er
al van?
- Oriënteren op soort luistertekst: wat voor een soort luistertekst is het?
- Oriënteren op de spreker: naar wie luister je? Wat is het doel van de spreker?
- Refleteren op de luistertaak: berijp je wat er wordt gezegd?
- Monitoren van de luistertaak: is het nodig om vragen te stellen en hoe doe je dat?
- Evalueren van de luistertaak: wat ging goed en wat niet/
Passief luisteren = afwachtend luisteren
Actief luisteren = luisteraar zet zich maximaal in om spreker te volgen en te begrijpen
1.1.5
Spreekdoelen
Amuseren = bijvoorbeeld mop vertellen
Informeren = bijvoorbeeld vertellen hoe laat het is
Instrueren = bijvoorbeeld de weg wijzen
Overtuigen = bijvoorbeeld vertellen hoe goed een bepaald boek is
,1.1.8
Sociale taalfuncties
Zelfhandhaving = zichzelf verdedigen of bezit beschermen (die had ik!)
Zelfsturing – eigen handelen met woorden aankondigen (dan ga ik eerst daarheen en daarna
daarheen
Sturing van anderen = beïnvloeden gedrag anderen (zullen we gaan zwemmen)
Structurering van het gesprek = mag ik even wat zeggen?
1.1.9
Cognitieve taalfuncties
Rapporteren = verslag doen van iets wat in werkelijkheid voorkomt. Hieronder vallen benoemen
etiketteren beschrijven en vergelijken.
Redeneren = beschrijing met extra denkstap zoals chronologisch ordenen, oncluderen of oorzaak-
gevolg.
Projecteren = verplaatsen in de gedachten en de gevoelens van iemand anders
De intractionele benadering vindt dat kinderen niet imiteren maar beschikken ovr een
taalleermechanisme. Daarbij wordt toegevoed dat het taalaanbod van en e interactie met
moeertaalsprekers een grote rol speelt.
1.3.3
Taalontwikkelingsfasen
Prelinguale of preverbale fase = 0-1
Huilen – eerste 6 weken
Vocaliseren – 6-20 weken
Vocaal spel 4-6 maanden
Brabbelfase – vanaf 7 maanden
Linguale of talige fase
Vroeglinguale periode = 1-2,5 jaar (eenwoord, tweewoord, meerwoordzin)
Differentiatiefase 2,5-5 jaar (explosieve ontwikkeling waarin reeds verworden aspecten worden
uitgebouwd en verfijnd en nieuwe aspecten aan bod komen
Voltooiingsfase 5 jaar en ouder (puntjes worden op de i gezet)
Op de basisschool zitten kinderen dus voornamelijk in de voltooiingsfase en leren ze nieuwe woorden
erbij
, 1.3.4
Tweedetaalontwikkeling
Simultane verwerving = al voor de derde verjaardag leert een kind 2 talenz
Simultane ontwikkeling = twee talen worden gelijktijdig verworven na de derde verjaardag
Sucessieve tweetaligehid = kind leert tweede taal verwerven na het derde levensjaar en gebruikt de
dingen die het al weet van de eerste taal
Interferentiefouten = wanneer tweedetaalverwervers fouten maken waarin de kennis van hun eerste
taal een rol speelt (bijvoorbeeld lidwoorden die worden vrgeten omdat it niet in eigen taal voorkomt)
Als je een taal extra na je kindertijd pas aanleert zal het bij weinig mensen qua uitspraak correct
klinken
1.3.6
Communicatieve competentie
Grammaticale competentie: taalgebruiker beschikt over fonologische en syntactische vaardigheden
en over een adequate woordenschat
Tekstuele competentie: taalgebruiker kan tekst structureren en snapt opbouw
Strategische competentie: taalgebruiker kan strategieën hanteren om communicatieve doelen te
bereiken (bijvoorbeeld overtuigen of aanzetten tot actie)
Functionele competentie: de taalgebruiker kan taalgebruik aanpassen aan specifieke contexten
DOMEIN 2
2.1.2
Receptieve woordenschat
Een leerling beschikt receptief over een woord als hij bijvoorbeeld bij het horen of lezen van het
woord cavia het juiste plaatje kan aanwijzen
Een van huis uit nederlandstaligkind beschikt op vierjarige leeftijd receptief over ongeveer 3300
woorden
Tm 8e jaar komen daar ongeveer 600 woorden per jaar bij.
9 tm 12e jaar 1700-3000 per jaar
12 jarige leeftijd hebben kinderen beschikking over ongeveer 17000 woorden
Volwassene 50000-70000 woorden
2.1.4
Woordleerstrategieën
Het aanleren van een woordleerstrategie is een vorm van intentioneel woordenschatonderwijs
Voorbeelden van strategieën die ingezet kunnen worden:
- Woordbetekenissen achterhalen
Woord analyseren
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper envink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €9,29. Je zit daarna nergens aan vast.