FA-BA103 Toediening van geneesmiddelen samenvatting
Week 1: Inleiding biofarmacie
Farmacon/werkzame stof = chemische of biologische verbinding die in het lichaam bepaalde
fysiologische parameters of het ziektebeeld wijzigt.
Doelstelling = het verkrijgen van een voorspelbaar therapeutisch effect met een geneesmiddel dat op
grote schaal kan worden geproduceerd met een reproduceerbare, acceptabele kwaliteit.
-> juiste keuze farmacon en juiste keuze hulpstoffen van belang.
Een aantal factoren kunnen de werking/opname beïnvloeden:
-Vanuit de patiënt spelen membranen, receptoren, enzymen, eiwitbinding, weefsels en organen een
rol.
-Vanuit het farmacon spelen de lipofiliteit, grootte en pKa een rol.
Het farmacon wordt toegediend in de toedieningsvorm(=farmacon + hulpstoffen). Dit is het
geneesmiddel. De toedieningsvorm bepaalt of het farmacon kan gaan werken.
De rol van de toedieningsvorm:
- Het maakt het farmacon hanteerbaar en toedienbaar.
- Het kan het toedieningsgemak vergroten (bv sustained/slow release -> minder toedieningen vergroot
therapietrouw).
- Het kan slechte smaak verbergen.
- Het kan voortijdige afbraak voorkomen (bv delayed release -> geen afgifte voordat de dunne darm is
bereikt).
- Het kan de maag beschermen (delayed release door bv enteric coating).
- Het is een prettig alternatief voor een injectie (bv zetpil of sublinguaal).
Orale toediening
Het beste zou zijn: toedienen op de plaats waar het effect moet optreden (=lokaal).
-> sterke en snelle werking
-> bijwerkingen afwezig/minimaal
Voorbeelden lokale toedieningsvormen: pulmonaal (luchtwegen), oculair (ogen), cutaan/dermaal
(huid).
Een lokale toediening is niet altijd mogelijk want veel plaatsen zijn niet direct bereikbaar.
-> dan systematische toediening = via het bloed.
De orale toediening heeft de voorkeur, want
- eenvoudig en pijnloos te nemen/toe te dienen.
- gemakkelijk.
- het hoeft niet steriel te zijn.
- er is een snelle productie mogelijk van grote hoeveelheden.
- de afgifte kan worden beïnvloed.
MAAR, de orale toediening lukt niet altijd:
- het farmacon wordt onvoldoende of te langzaam opgenomen.
- het farmacon wordt afgebroken in het maagdarmkanaal.
- patiënt-gerelateerde factoren: bewusteloos, weigert medewerking, maagdarmkanaal functioneert niet.
Parenterale toediening
= een toedieningsvorm waarbij het maagdarmkanaal wordt omzeild -> meestal een injectie.
- systemisch effect
,Voordelen: direct en snel in het lichaam, maagdarmkanaal wordt omzeild.
Nadelen: onaangenaam (pijn/angst), infectiegevaar (moet steriel), kan meestal niet thuis, kostbaar.
Zonder absorptiefase: intraveneuze toediening -> maximale
absorptie, snelle en korte werking.
Met absorptiefase: intradermaal (hoek van 10 tot 15 graden),
subcutaan (hoek van 45 graden), intramusculair (hoek van 90
graden).
In het lichaam
Uiteenvallen, oplossen, absorptie, verdeling, eliminatie en receptor interactie. Dit hangt af van de
fysisch chemische eigenschappen.
3 fasen na orale toediening
o Farmaceutische fase: uiteenvallen, bevochtigen poederdeeltjes en oplossen.
o Farmacokinetische fase: opname in het bloed (absorptie), verdeling en eliminatie.
o Farmacodynamische fase: receptor interactie.
Farmaceutische beschikbaarheid (FB) (farmaceutische fase)
= fractie van de dosis van het farmacon die in een voor absorptie geschikte vorm(opgelost) uit een
toedieningsvorm vrijkomt. Als het farmacon volledig oplost heb je dus een FB van 100%.
Eigenschappen zoals pKa, log P en deeltjesgrootte kunnen de FB beïnvloeden.
De meeste absorptie vindt plaats in de dunne darm, dit komt doordat:
- de verblijftijd in de dunne darm (ca. 4 uur) langer is dat de verblijftijd in de maag (ca. 30 min.).
- door Kerckkring plooien, villi en microvilli wordt het oppervlakte van de dunne darm vergroot,
waardoor ook het absorptieoppervlak groter is.
Biologische beschikbaarheid (BB) (farmaceutische fase)
= fractie van de dosis van het farmacon die onveranderd in de algemene circulatie(voorbij het
poortaderstelsel en de lever) verschijnt.
Als het farmacon in het bloed terechtkomt, gaat het via de poortader naar de lever. Daar wordt een
deel van het farmacon afgebroken(first pass effect). Daarna gaat het naar de algemene circulatie.
Als alles vrijkomt uit je toedieningsvorm(FB) en alles in het bloed terechtkomt(BB) is de FB gelijk
aan BB(100%) -> gebeurt niet vaak, want er zijn verliesposten zoals first-pass effect, ontleding in
maagdarmkanaal en chemische reacties.
AUC(oppervlakte onder de curve concentratie tegen tijd) is de biologische beschikbare fractie.
Naast de mate van absorptie is de absorptiesnelheid is ook van belang:
I geeft veel bijwerking, II is goed, III geeft geen effect.
Absolute BB: systemische beschikbaarheid ten opzichte van een
intraveneuze toediening van dezelfde verbinding.
Relatieve BB: systemische beschikbaarheid ten opzichte van een
geaccepteerde standaard van dezelfde verbinding via dezelfde route.
, Week 2: analytische technieken
Spectroscopie
-> het gebruik van licht om concentraties van chemische stoffen te meten.
Golflengtegebied:
- UV: 10-380 nm
-VIS: 380-780 nm
De laagste golflengte heeft de hoogste energie:
-> h = constante van Planck (Js), E = energie (j) per foton.
Lichtabsorptie meten:
-> T = I/I0 -> A = -log T
Wet van Lambert beer:
o A=ε*c*l
c in mol/L
o E = E 11 * c * l
c in g/100 mL
-Meer resonantie (conjugatie) -> minder energie dus een hogere golflengte.
-UV-VIS absorptie vindt met name plaats door moleculen met π-elektronen.
-Absorptie van een bepaalde golflengte -> uitzenden van tegenovergestelde golflengte (dus absorptie
van blauw licht (450 nm) geeft een oranje kleur).
-Een molecuul heeft elektron-, vibratie- en rotatie-energie. Er geldt: elektronenergie >> vibratie-
energie >> rotatie-energie.
IR spectrometrie
IR absorptie -> de vibratie-energie neemt toe (het molecuul gaat ‘harder’ trillen).
IR straling -> golflengte: 2,5-15 µm
golfgetal : 4000-600 cm-1
= 1/λ (λ in cm).
-Molecuultrilling is de som van tal van trillingen tussen de atomen van het molecuul ->
normaalvibraties.
-Frequenties van geabsorbeerde IR-straling komen overeen met de frequenties van de
normaalvibraties.
Rekvibraties = afhankelijk van de massa, bindingen die periodiek inkrimpen en
uitrekken, zowel symmetrisch als asymmetrisch.