Samenvatting Privacy & Gegevensbescherming David
Gloudemans
Blok I EVRM
Week 1 Ratione Personae
Jurisprudentie week 1
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Stes Colas Est and Others v. France,
application no. 37971/97, 16 April 2002.
De zaak Colas Est e.a. t. Frankrijk – die in de inleiding bij dit hoofdstuk reeds kort is
toegelicht – betrof een inval van de Franse mededingingsautoriteiten bij Franse
bouwondernemers. De invallen hadden plaatsgevonden zonder een specifieke rechterlijke
machtiging. In de Niemietz- en Chappel -uitspraken waren de verzoekers in Straatsburg nog
natuurlijke personen. In Colas Est waren het drie rechtspersonen die aanspraak maakten op
bescherming onder art. 8 EVRM. Het EHRM stelde in de Colas-Est -uitspraak voorop dat het
EVRM als living instrument moest worden beschouwd dat naar present-day conditions
geïnterpreteerd dient te worden. Daaraan voegde het EHRM toe dat de tijd was gekomen om
te overwegen dat “in certain circumstances the rights guaranteed by Article 8 of the
Convention may be construed as including the right to respect for a company’s registered
office, branches or other business premises”. Met deze overweging heeft het EHRM in
beginsel aanvaard dat rechtspersonen voor wat betreft door hen gebruikte ruimten
bescherming kunnen ontlenen aan art. 8 EVRM.
Wat opvalt aan hetgeen in Colas Est is overwogen, is dat in de aanloop – met name de
woorden the time has come – eerst wordt gesuggereerd dat het EHRM nu ferm als
uitgangspunt wenst te aanvaarden dat art. 8 EVRM ook op bedrijfsruimten van toepassing is
en rechtspersonen net als natuurlijke personen bescherming aan dit artikel kunnen ontlenen,
waarna deze stap direct weer lijkt te worden gerelativeerd door de woorden in certain
circumstances. Niet duidelijk wordt gemaakt voor welke situaties deze relativering is bedoeld.
In Colas Est werd overigens niet door Frankrijk betwist dat art. 8 EVRM van toepassing was.
Frankrijk stelde echter dat van een inbreuk op dit artikel geen sprake was geweest. Er was
gebruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid tot binnentreden. De bedrijfsruimten waren
evenwel niet actief doorzocht, zo luidde het verweer. Van een search voor documenten was
geen sprake geweest.
De mate waarin inbreuk was gemaakt op het huisrecht was derhalve proportioneel geweest
in verhouding tot het publieke belang dat werd nagestreefd: het bestrijden van
kartelafspraken, aldus het verweer. Het EHRM oordeelt dat in het midden kan blijven of
sprake is geweest van een search for documents , omdat reeds op andere gronden sprake is
van een schending van art. 8 EVRM. Het EHRM acht de wettelijke bevoegdheden te ruim en
de wettelijke waarborgen daartegen te gering, aangezien de bevoegde ambtenaren naar
eigen inzicht over de inzet van hun bevoegdheid tot binnentreden konden beschikken,
waarbij voorts werd meegewogen dat aan het onderzoek geen rechterlijke goedkeurig was
voorafgegaan. Voor Colas Est c.s. vormde deze uitspraak overigens een
Phyrrusoverwinning, daar het EHRM slechts een gering bedrag aan schadevergoeding
toekende. De in Colas Est gekozen lijn is nadien door het EHRM voortgezet. Zo heeft het
EHRM bijvoorbeeld in Petri Sallinen e.a. t. Finland en in Wieser & Bicos Beteiligungen
GmbH t. Oostenrijk – waarin het net als in de Niemietz -zaak steeds ging om een
huiszoeking bij een advocatenkantoor – bevestigd dat ook een kantoor en bedrijfsruimten
,onder het begrip Home kunnen vallen. Ook de in Niemietz ingezette lijn dat zakelijke
gegevens en ook computerbestanden onder het begrip ‘correspondentie’ kunnen worden
begrepen is inmiddels vaste rechtspraak. Het EHRM heeft in dat kader nog geëxpliciteerd
dat niet van belang is of de correspondentie toebehoort aan rechtspersonen of natuurlijke
personen
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Zakharov v. Russia, application no.
47143/06, 04 December 2015
De aanleiding voor Roman Zakharov is de aftap-apparatuur die Russische mobiele
netwerkproviders op bevel van de regering op hun netwerken hebben geïnstalleerd. Volgens
meneer Roman Zakharov kan de Russische veiligheidsdienst met deze apparatuur direct
mobiel telefoonverkeer aftappen, zonder de rechterlijke machtiging die de Russische
wetgeving eigenlijk vereist. De zaak betreft niet het in bulk aftappen van elektronische
communicatie (“ongerichte interceptie” in Nederlands jargon), maar wetgeving op basis
waarvan de Russische veiligheidsdienst aangewezen personen kan aftappen (“gerichte
interceptie”) – hoewel de dienst technisch gezien al het mobiele telefoonverkeer wel zou
kunnen aftappen. Nadat Roman Zakharov’s klachten in een nationale procedure zijn
afgewezen, klaagt hij bij het Hof in Straatsburg dat het enkele bestaan van de Russische
aftapwetgeving een inmenging is met zijn recht op privacy, zoals beschermd door artikel 8
EVRM.
Om te beginnen verheldert het Hof in Roman Zakharov de voorwaarden waaronder iemand
in Straatsburg over aftapwetgeving kan klagen. Normaal gesproken toetst het Hof nationale
wetgeving niet in abstracto, maar beoordeelt het alleen de toepassing van regels in een
concreet geval. In het geval van geheime surveillance maakt het Hof sinds Klass en
Anderen/Duitsland soms een uitzondering. In die zaak erkende het Hof dat een verzoeker
meestal niet weet dat zij “slachtoffer” is – het ontvankelijkheidsvereiste van artikel 34 EVRM
– van geheime surveillance, juist omdat de surveillance in het geheim plaatsvindt. Het Hof
toonde zich in Klass en Anderen bereid in dat soort gevallen onder omstandigheden toch
slachtoffer-status toe te kennen, zodat burgers niet van rechtsbescherming worden
uitgesloten. Na Klass en Anderen ontwikkelde het Hof verschillende methodes om te
bepalen of iemand in het geval van geheime surveillance daadwerkelijk recht van klagen
heeft. Met de uitspraak in Roman Zakharov brengt het Hof hier één lijn in aan. De vraag of
iemand bij het Hof kan klagen over aftapwetgeving, hangt voortaan af van het bereik van de
regels, en van de kwaliteit van de rechtsbescherming op nationaal niveau.
Ten eerste bekijkt het Hof of de verzoeker misschien is afgetapt, ofwel omdat ze behoort tot
een specifieke groep personen waar de beklaagde regels op zien (bijvoorbeeld mensen die
verdacht worden van terroristische plannen), of omdat de regels simpelweg alle gebruikers
van elektronische communicatiediensten treffen, door een systeem in te stellen waaronder
ieders communicatie onderschept kan worden.
Ten tweede onderzoekt het Hof of het nationale rechtssysteem effectieve rechtsmiddelen
biedt aan iemand die vermoedt dat ze is afgetapt. Als er geen rechtsmiddelen zijn, heeft de
verzoeker sowieso recht van klagen in Straatsburg, want in zo’n geval is het niet onredelijk
dat burgers het gevoel hebben dat aftapbevoegdheden worden misbruikt. Als er wel
rechtsmiddelen zijn, moet de verzoeker bewijzen dat ze vanwege haar persoonlijke situatie
mogelijk het risico loopt om afgetapt te worden.In casu stelt het Hof vast dat de beklaagde
Russische wetgeving direct alle gebruikers van mobiele telefonie treft (de eerste
voorwaarde), en dat het Russische recht niet voorziet in effectieve rechtsmiddelen voor
iemand die vermoedt dat ze is afgetapt (de tweede voorwaarde; zie hieronder). Roman
Zakharov kan dus stellen dat hij slachtoffer is in de zin van artikel 34 EVRM, en het Hof gaat
door om zijn klacht inhoudelijk te onderzoeken.
,De toegevoegde waarde van de uitspraak in Roman Zakharov is dat de Grote Kamer van het
Hof uitspraken van de gewone Kamer bevestigt, en zeer kritisch toepast.13 Het Hof
controleert nog uitvoeriger dan voorheen of het Russische systeem in de praktijk aan de
vereisten van artikel 8 EVRM voldoet, en of het toezicht onafhankelijk en effectief is. Hierbij
is het aan de overheid om de effectiviteit van het toezicht met voorbeelden te demonstreren.
Het Hof noteert bijvoorbeeld dat er in Rusland in theorie voorafgaand rechterlijk toezicht is op
aftappen. Maar, zo constateert het Hof, Russische rechters die vooraf toezicht houden,
onderzoeken “in their everyday practice” niet of er een redelijk vermoeden bestaat dat
iemand bijvoorbeeld terroristische plannen heeft, en ze gaan ook niet na of het aftappen
noodzakelijk en proportioneel is.
Met betrekking tot de effectiviteit van het toezicht achteraf, herhaalt het Hof in Roman
Zakharov het belang van kennisgeving en informatieverstrekking aan de betrokkene. Iemand
heeft namelijk alleen toegang tot de rechter of een klachtenprocedure bij een andere
toezichthouder als ze weet dat ze is afgetapt. In Klass en Anderen formuleerde het Hof de
regel dat kennisgeving aan de betrokkene in beginsel moet plaatsvinden zodra dit mogelijk is
zonder het eigenlijke doel van de geheime surveillance op het spel te zetten. Het Hof merkt
op dat betrokkenen in Rusland nooit geïnformeerd worden, en dat zij niet op andere zinvolle
wijze informatie kunnen opvragen. Deze twee factoren, en allerlei andere gebrekkige
aspecten van de vier verschillende juridische procedures die afgetapte personen in theorie
kunnen doorlopen, leiden tot het oordeel dat het Russische recht geen effectieve
rechtsmiddelen ter beschikking stelt aan burgers die zijn afgetapt. Het recht op privacy in
artikel 8 EVRM impliceert nog geen “right to be informed” over geheime surveillance, maar
volgens sommigen gaat het Hof met haar uitspraak in Roman Zakharov wel die kant op.
Literatuur week 1
Alles tot en met hoofdstuk 1 van B. van der Sloot, B. van der Sloot, 'De Algemene
Verordening Gegevensbescherming in gewonemensentaal', Amsterdam University
Press, Amsterdam, 2e editie, 2019.
Dit hoofdstuk bevat een heel summiere basisuitleg voor de AVG. Derhalve heeft het weinig
zin om dit samen te vatten. Wel is het nog handig om de redenen achter het vervangen van
de Richtlijn Bescherming Persoonsgegevens 1995 door de AVG. Er zijn vijf redenen.
1 Harmonisering regels: Er bestonden voorheen grote verschillen in de manier waarop
landen van de EU de regels uit de richtlijn in hun nationale wetgeving hadden
geïmplementeerd. Hierdoor werd de doorvoer van persoonsgegevens bemoeilijkt. Daarbij
ontstaat daardoor een zwakkere positie van het datajasubject omdat bedrijven zich vaak
vestigden in een land met een soepele interpretatie van het gegevensbeschermingrecht.
2 Harmonisering handhaving: het tweede probleem was dat de handhaving van de
gegevensbescherminsregels nog steeds op landelijk niveau gebeurde. Hierdoor was er ook
verschil in hoe actief de regels werden gecontroleerd en afgedwongen in verschillende EU-
landen. Dit onder meer tot gevolg dat internationale bedrijven zich vestigden in landen waar
de regeldruk laag was en de handhaving beperkt. De AVG geeft meer macht aan de EU om
de regels zelf te handhaven en voorziet in meer mogelijkheden voor nationale autoriteiten
om samen te werken.
3 Versterking handhaving: Omdat er weinig mogelijkheden waren voor sancties en boetes in
de Richtlijn Bescherming persoonsgegevens, was de praktijk dat niet alle bedrijven en
organisaties het even nauw namen met de gegevensbescherming. De verordering biedt
mogelijkheden om zeer hoge sancties en boetes op te leggen. Ook hebben de
, handhavingsorganisaties veel extra middelen en bevoegdheden gekregen om strenger en
effectiever op te treden.
4 Democratisering handhaving: het gegevensbeschermingsrecht ging primair uit van controle
en handhaving vanuit de door de overheid ingestelde handhavingsorganisaties. Door de
verordening krijgen handhavingsorganisaties meer bevoegdheden en middelen en wordt een
deel van de regeldruk verlegd naar de gegevensverwerkende organisaties zelf.
5 Bewustwording: De Verordening geeft meer informatie aan individuen over wat er met hun
gegevens gebeurt en geeft hen meer controle over het gegevensbewerkingsproces.
Overweging 12, 171 en 172 en artikel 1, 94 en 99 van de AVG
Overweging 12
Artikel 16, lid 2, VWEU machtigt het Europees Parlement en de Raad om de regels vast te
stellen betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking
van persoonsgegevens, alsmede de regels betreffende het vrije verkeer van die gegevens
Overweging 171
Richtlijn 95/46/EG dient door deze verordening te worden vervangen. Verwerkingen die al
gaande zijn op dedatum van toepassing van deze verordening, dienen overeenkomstig deze
verordening te worden gebracht binnen twee jaar na de inwerkingtreding ervan. Om de
verwerkingsverantwoordelijke in staat te stellen na de datum van toepassing van deze
verordening de verwerking voort te zetten, hoeft de betrokkene voor een verwerking
waarmee hij krachtens Richtlijn 95/46/EG heeft ingestemd op een manier die aan de
voorwaarden van deze verordening voldoet, niet nog eens toestemming te geven. Besluiten
van de Commissie en door de toezicht houdende autoriteiten verleende toestemmingen die
op Richtlijn 95/46/EG zijn gebaseerd, blijven van kracht totdat zij worden gewijzigd,
vervangen of ingetrokken.
Overweging 172
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig
artikel 28, lid 2, vanVerordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op 7 maart 2012 (1) advies
uitgebracht.
Art 1
Onderwerp en doelstellingen
1. Bij deze verordening worden regels vastgesteld betreffende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende
het vrije verkeer van persoonsgegevens.
2. Deze verordening beschermt de grondrechten en de fundamentele vrijheden van
natuurlijke personen en met name hun recht op bescherming van persoonsgegevens. 3. Het
vrije verkeer van persoonsgegevens in de Unie wordt noch beperkt noch verboden om
redenen die verband houden met de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van
de verwerking van persoonsgegevens.
Art 94
Intrekking van Richtlijn 95/46/EG
1. Richtlijn 95/46/EG wordt met ingang van 25 mei 2018 ingetrokken.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening.
Verwijzingen naar de groep voor de bescherming van personen in verband met de