Politiek bestuurlijke arena
Profiel van de Nederlandse Overheid
2016
,Profiel van de Nederlandse Overheid 3
Inhoud
2 Enkele begrippen 6
2.1 Inleiding 6
2.2 Geschiedenis van bestuur 6
2.3 Het begrip ‘overheid’ 9
2.3.1 Kenmerken van de Nederlandse overheid 9
2.4 Het begrip ‘algemeen belang’ 10
2.5 Het begrip ‘beleid’ 11
3 De overheid als systeem 12
3.1 Inleiding 12
3.2 De systeembenadering 12
3.2.1 Het model 12
3.2.2 Het werkmodel 13
3.2.3 Het nut van het systeemmodel 13
3.2.4 Systemen zijn met elkaar verbonden 13
3.2.5 Vereenvoudiging of indikking 13
3.2.6 Het veldproces is een keuzeproces 14
3.2.7 De omgeving: de contigentie- en de interorganiatietheorie 14
3.3 Procesanalyse 15
3.3.1 Inleiding 15
3.3.2 De werking van de procesanalyse 15
4 Beleid in fasen 16
4.1 Inleiding 16
4.2 Agendering 16
4.2.1 De maatschappelijke agenda 16
4.2.2 De politieke agenda 16
4.3 Beleidsvoorbereiding 17
4.4 Beleidsbepaling 17
4.5 Beleidsvoering 17
4.5.1 De kernmerken van het beleidsprogramma 18
4.5.2 De (on)mogelijkheden van de uitvoerende organisatie 18
4.5.3 De (on)mogelijkheden in het beleidsveld 18
4.6 Beleidsevaluatie 19
4.7 Beleidsbeëindiging 19
5 Beslissingen 20
5.1 Inleiding 20
5.2 Er zijn vele soorten beslissingen 20
5.3 Besluitvormingsmodellen 20
5.3.1 Het klassieke besluitvormingsmodel 20
5.3.2 Incrementele besluitvorming 21
5.3.3 Mixed scanning 22
5.4 Nog drie modellen 22
,Profiel van de Nederlandse Overheid 5
5.4.1 Niet-beslissen als model 22
5.4.2 Het vuilnisbakmodel 22
5.4.3 Crisisbesluitvorming 22
5.5 Tot slot: soorten beslissingen 22
6 Ontwerpen van beleid 24
6.2 De relatie overheid-burger 24
6.3 Het beleidsontwerp, een model 25
6.4 Bestuursstijlen 25
6.5 Het kiezen van doelen 27
6.6 Het kiezen van middelen 27
6.7 Communicatie 28
6.8 Interactie 28
6.9 Externe invloed 28
6.9.1 Inspraak 28
6.9.2 Invloedspoging uit eigen beweging 29
6.9.3 De belangen-, pressie- en actiegroepen 30
8 De centrale overheid 31
8.1 Inleiding 31
8.2 De Staten-Generaal 31
8.2.1 De Tweede Kamer 31
8.2.2 De Eerste Kamer 32
8.3 De regering 33
8.4 Departementen 34
8.5 Hoge Colleges van Staat 36
8.5.1 De Raad van State 36
8.5.2 De Algemene Rekenkamer 36
8.5.3 De Nationale ombudsman 37
8.5.4 De Hoge Raad 38
8.6 Adviescolleges 38
9 Decentrale overheden: provincies 40
9.1 Inleiding 40
9.2 De provinciale overheid 40
9.2.1 De bestuurders 40
9.2.2 De provinciale organisatie 41
9.3 Dualisering bij de provincie 43
9.4 Overige organisaties op provinciaal niveau: Interprovinciaal Overleg
(IPO) 43
9.5 Het bestaansrecht van de provincie 43
10 Decentrale overheden: de gemeente 45
10.2De gemeentelijke overheid 45
10.2.1 De bestuurders
45
,Profiel van de Nederlandse Overheid 7
10.2.2 De gemeentelijke organisatie
46
10.3Dualisering bij de gemeente 48
10.4Overige organisaties op gemeentelijk niveau 49
10.5Ontwikkelingen bij de gemeenten 49
10.5.1 Herindeling en deelgemeenten
49
10.5.2 Decentralisatie van taken in het sociale domein
50
10.5.3 Efficiënter vergaderen
50
10.5.4 Dichter bij de burger
50
11 Functioneel bestuur 52
11.1Inleiding 52
11.2De waterschappen 52
11.3Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties 54
11.4Instellingen op afstand van het rijk 55
12 Europa
56
12.2Belangrijke begrippen 56
12.3De Europese Unie 56
12.4Instellingen bij de Europese Unie 57
12.4.1 De Europese Raad
57
12.4.2 De raden van ministers
57
12.4.3 De Europese Commissie
58
12.4.4 Het Europees Parlement (het Europarlement)
59
12.4.5 Overige instellingen
59
12.5De beleidsterreinen binnen Europa 60
12.6Europa in Nederland 61
12.6.1 Wet- en regelgeving
61
12.6.2 Het Nederlandse parlement
62
12.6.3 De Nederlandse burgers
62
,Profiel van de Nederlandse Overheid 9
,Profiel van de Nederlandse Overheid 11
2 Enkele begrippen
2.1 Inleiding
2.2 Geschiedenis van bestuur
Het is gebruikelijk om van een staat te spreken als er voldaan is aan drie
criteria:
1. Er is sprake van een (afgegrensd) grondgebied.
2. Er is een (geaccepteerd) bestuursgezag aanwezig. Hierbij speelt
‘soevereiniteit’ een belangrijke rol, ook wel de hoogste macht of
gezag.
3. Er is een (te onderscheiden) staatsvolk.
Veel moderne staten kennen twee pijlers die ten grondslag liggen aan de
inrichting van hun bestuur: de scheiding tussen kerk en staat en de
scheiding van de drie machten.
In feite is er sprake van bestuur sinds er menselijke samenlevingen zijn.
De ontstaangeschiedenis van het besturen zoals we dat nu kennen, heeft
lange tijd in het teken gestaan van de strijd tussen kerk en staat.
De manier waarop ‘de macht’ wordt verdeeld, speelt een belangrijke rol bij
de opbouw van een staat. Een aantal verschillende soorten samenlevingen
zijn:
Samenleving op basis van gelijkheid
Vb hiervan is de jagers-verzamelaarssameleving. De mensen leefden
in groepen waarin de individuen redelijk gelijkwaardig waren. Toch
kenden dit soort groepen wel een soort leiderschap op deelgebieden.
Leiderschap is een basis om macht uit te kunnen oefenen.
Samenleving met rangorde
Vb argarische samenleving. Konden nieuwe machtsposities ontstaan
door bijvoorbeeld het bezit van land. Bezit is namelijk ook een basis
voor macht.
Samenlevinge n met gelaagdheid
Vb gelaagdheid van geestelijkheid, adel, boeren en burgerij. In een
standensamenleving zie je dat de bevolking in verschillende groepen
of standen is opgedeeld. Naast leiderschap zijn ook de
bestaansmiddelen niet meer voor iedereen toegankelijk. Stand
waarin je geboren wordt blijft bijna altijd je stand.
,Profiel van de Nederlandse Overheid 13
Westerse samenlevingen hebben gemeen dat drie machten de basis vormen
van het staatsbestel. Montesquieu beschreef de volgende drie machten
(trias politica):
1. De wetgevende macht
2. De uitvoerende macht
3. De rechterlijke macht
De drie machten zijn gelijkwaardige machten, er wordt gesproken van een
horizontale machtenscheiding. Er is geen vorm van hiërarchie tussen de
machten. Ze houden elkaar in balans.
Het idee achter de trias politica is dat je ook binnen de overheid de machten
zou moeten scheiden. In Nederland zien we het volgende. We kunnen op
rijksniveai onderscheiden:
De Staten-Generaal (wetgevende macht), de ministeries (uitvoerende
macht) en onafhankelijke rechters (rechterlijke macht). Het is wel zo dat de
regering de uitvoerende macht is, maar het maakt ook deel uit van de
wetgevende macht.
Ook is het in Nederland een min of meer geaccepteerd verschijnsel dat de
rechter normen nader invult die door de wetgever te vaag zijn geformuleerd.
Politici horen rechterlijke uitspraken niet te beïnvloeden. Wel voorstelbaar is
dat politici nadenken over andere wetgeving als ze bepaalde ontwikkelingen
in de maatschappij willen bijsturen.
De ambtenarenapparaat (of de bureaucratie) wordt aageduid met de term
‘de vierde macht. Ook al is de minister als de officiele uitvoerende macht
natuurlijk politiek verantwoordelijk, zijn rijksambtenaren kunnen met hun
beleidsadviezen de minister sterk sturen.
De media, lobbyisten en advies- en organisatieadviseurs worden elk ook
machten genoemd. Kenmerkend is dat ze , soms achter de schermen, de
politiek besluitvorming beïnvloeden.
Voor de huidige staatsinrichting van Nederland is 1848 een belangrijk jaar,
de grondwetswijziging die het begin betekende van de ‘gedecentraliseerde
eenheidsstaat’ vond plaats.
De grondwetswijziging was zo ingrijpend dat zij ook wel een ‘vreedzame
revolutie’ wordt genoemd. De grote man hierachter was Johan Rudolf
Thorbecke (1798 – 1872). Het Nederlandse bestel dat toen ontstand wordt
ook wel het ‘huis van Thorbecke’ genoemd. Voorbeelden van wijzigingen die
nu nog steeds relevant zijn:
Invoering van ministeriële verantwoordelijkheid
Rechtstreekse verkiezing van Tweede Kamer, Provinciale Staten en
gemeenteraden
Deze ‘antieke’ grondwet is nog steeds de basis voor ons staatsbestel.
Grondrechten zijn rechten die de burger beschermen tegen de overheid. Er
zijn 2 soorten:
, Profiel van de Nederlandse Overheid 15
1. Klassieke grondrechten – zaken waar de overheid zich niet mee mag
bemoeien.
2. Sociale grondrechten – onderwerpen waar de overheid zich juist wel
mee moet bemoeien, ze kunnen niet worden afgedwongen.
Met de Grondwet van 1848 begint in Nederland de ‘moderne tijd’ ( 1848 –
1940). Deze kenmerkt zich door een groot aantal ontwikkelingen die de
samenleving steeds complexer maken: grote bevolkingsgroei, toenemende
landbouwproductiviteit, industrialisatie en ontwikkeling van de wetenschap.
Dit verandert ook de rol van de overheid. In de 19de eeuw was de
overheidsrol beperkt tot het garanderen van de veiligheid van de inwoners
door de aanwezigheid van politie en leger.
Er was weinig bemoeienis met d einwoners van ons land. Deze periode heet
de ‘nachtwakersstaat’.
In het begin van de 20ste eeuw zie je dat de overheid steeds belangrijker
wordt bij het aanpakken van de grote maatschappelijke problemen uit die
tijd: armoede, slecte arbeidsomstandigheden en gebrekkige huisvestiging.
Belangrijke stappen in die ontwikkeling zijn het Kinderwetje van Van Houten
en de Ongevallenwet.
Na de Tweede Wereldoorlog breidt de overheidstaak zich snel en sterk uit.
De overheid gaat zich steeds meer met de samenleving bemoeien. Je zou de
verschuiving van het aandachtsveld van de overheid kunnen aanduiden met
de begrippen codificatie en modificatie.
Condificatie = het op schrift stellen van recht. Er wordt bedoeld dat
de overheid eerst de ontwikkelingen in de samenleving volgt en
daarna (eenmalig) wetten opstelt die passen bij de geconstatteerde
ontwikkelingen.
Modificatie = de overheid wil continu inspelen op de ontwikkelingen
in de samenleving en mogelijk zelfs daarop vooruitlopen en
ontwikkelingen beïnvloeden.
De verzorgingstaat ontstaat. Dit is een samenleving waar de burger van de
wieg tot aan het graf wordt verzorgd. In deze tijd zzijn vele sociale
voorzieningen en de sociale verzekeringen opgesteld. Ook op andere
terreinen als het welzijnswerk, de gezondheidszorg n de volkshuisvesting
wordt de overheid een bepalende factor.
In het begin van de verzorgingsstaat was financiering van deze
ontwikkelingen niet zo’n probleem. Maar door een aantal andere factoren
zoals de toenemende vergrijzing, een verslechterde economische situatie en
veranderde maatschappelijke patronen is niet alles meerbetaalbaar is.
We zijn in een soort ‘post-verzorgingsstaat’ terecht gekomen. Aan de ene
kant mag er niet bezuinigd worden op de verzorgingsstaat en wordt het
gezien als verworvenheden. Aan de andere kant is het duidelijk dat het
huidige stelsel niet meer vol te houden is. Ook zijn er geluiden dat de
overheid te veel verantwoordelijkheden op zicht heeft genomen die eigenlijk
bij de mensen zelf horen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper x_riannee_x. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.