Psychopathologie
BIO -ECOLOGISCHE SYSTEEMMODEL VAN BRONFENBRENNER (RIGTER
BLZ . 59-61)
Wordt gebruikt om verschillende invloeden op gedrag te
bestuderen. Het model bestaat uit 6 lagen:
1. Intrapersoonlijke kenmerken
a. Gedragskenmerken
b. Uiterlijke kenmerken
2. Microsysteem
a. Relaties tussen het kind en de personen uit zijn
directe omgeving
3. Mesosysteem
a. Relaties tussen de verschillende microsystemen
waarvan het kind deel uitmaakt
4. Exosysteem
a. Maatschappelijke systemen
i. Beinvloed de ontwikkeling van het kind via micro- en mesosysteem
5. Macrosysteem
a. Wetten, instituties en daarbij horende waarden en normen
6. Chronosysteem
a. Verandering en continuïteit
College 1 – 31 november 2022
Classificeren en classificatiesystemen
10% van de kinderen heeft een psychische stoornis. Per schoolklas zijn dat er ongeveer 3. De
prevalentie is hoger tijdens de adolescentie (meer stress, tijdens de adolescentie zijn er veel
hormonale verandering, hersenontwikkeling). Psychopathologie komt vaker voor bij jongens (maar
discutabel).
Kijk goed naar de leerdoelen. De normale ontwikkeling wordt niet getoetst, deze moet je wel kennen
om psychopathologie toe te passen.
Leerdoelen:
- Kennis over verschillende vormen psychopathologie
o Ontstaanswijze
o Moment
o Prevalentie
Sekseverschillen
Culturele verschillen
o Kernsymptomen en symptoomclusters
o Essentiele verschillen met problematiek die erop lijkt
o Comorbiditeit ( top 3 meest samen voorkomende stoornissen)
Het tegelijkertijd voorkomen van stoornissen
o Gangbare behandelvorm en context
o Effectiviteit gangbare behandelvorm
1
,Ontwikkelingsperspectief
- Vroege kindertijd
- Midden kindertijd
- Adolescentie
Symptomen zijn niet hetzelfde in elk ontwikkelingsperspectief.
Wanneer is er sprake van (ontwikkelings)psychopathologie?
- Klachten
o Lichamelijk functioneren (buikpijn, vermoeidheid)
o Gedrag (dwanghandelingen, opstandig gedrag)
o Emoties (bedrukte stemming, uitgelaten stemming)
o Cognities (dwanggedachten, negatieve gedachten)
o Relaties (moeite met vriendschappen maken, inlevingsvermogen, ruzie)
- Wanneer klachten:
o Niet passen bij de leeftijd
o Niet/zeer moeilijk te corrigeren zijn
o Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden
o Het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
o Uiteindelijk mogelijk ontwikkeling doen stagneren
o Ze hoeven niet allemaal aanwezig te zijn
Of je van een stoornis spreekt is deels afhankelijk van de sociaal-culturele context. Bijv. sociale angst
komt veel voor in westerse en Aziatische landen. Een sociale angststoornis komt veel vaker voor in
westerse landen dan in de Aziatische landen. Omdat daar veel meer verwacht wordt van individuele
prestaties en extraversie. Verlegenheid is juist positief in Aziatische landen.
- Cultuur kan de kans op bepaald gedrag vergroten of verkleinen
- Normen en waarden uit een cultuur beïnvloeden de opvattingen van volwassenen over het
gedrag van hun kind
o Attributie: oorzakelijke interpretatie. Het toewijden aan van gedrag.
CLASSIFICATIESYSTEMEN
- Efficiëntie
- Eenduidigheid in communicatie
International Classification of Diseases (ICD)
- Ontwikkeld door WHO
Diagnostic and Statistical Manual of the mental disorders (DSM-5-TR)
- Ontwikkeld door APA
Beide systemen komen tot stand door consensus van experts. De twee systemen kunnen ook naar
elkaar vertaald worden.
Voordelen:
- Duidelijke beschrijving van de kern van de problematiek
- Internationale eenduidigheid
o Onderzoek, onderwijs, beleid, communicatie)
- Richtinggevend voor behandeling
2
,Nadelen:
- Mogelijk te sterk gereduceerd
- Categoriale indeling
- Suboptimale basis voor behandeling
Link DSM-5: https://dsm.psychiatryonline.org/doi/book/10.1176/appi.books.9780890425787
DSM-5 CLASSIFICATIE
- Gaat niet uit van ontwikkelingsleeftijd, maar beschrijft aanwezige (bestaande) stoornissen
- Uitgebreid met specificaties & stressoren (V en Z codes)
- Ernst: per stoornis
- Niveau van functioneren:
o WHO DAS (WHO Disability Assessment Schedule)
o 36 items over 6 domeinen:
Communicatie
Mobiliteit
Zelfzorg
Sociale omgang
Activiteiten
Deelname aan de gemeenschap
o Hoe hoger het percentage, hoe minder zelfredzaam
DC: 0-5 (2016)
Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders in Infancy and Early
Childhood, Zero to Five
- Sinds 2019 in Nederland
- Elke as is een dimensie waar je iets over beschrijft in de classificatie.
- As I: stoornis
- As II: relationele context (gedrag, affect, betrokkenheid)
- As III: medische en ontwikkelingsstoornis en conditie
- As IV: psychosociale stressoren
- As V: niveau van ontwikkeling
CASUS
Klachten:
- Durft niet meer alleen te slapen (sinds tenminste 3 maanden)
- Durft niet meer bij opa en oma te logeren
- Buikpijn
- Steeds meer huilen bij afscheid moeder op school
Welke classificatie is aannemelijk (DSM-5):
- Speratieangstsstoornis, V 10, matig, 50%
Klachten ordenen helpt:
- Aandacht/stemming/slaap, etc.
- Handig voor symptoomclusters
Welke risicofactoren zijn aanwezig?
- Ouders hebben relatieproblemen
- Verlegen temperament
3
, Welke beschermende factoren zijn aanwezig?
- Schoolprestaties bovengemiddeld
- Betrokken ouders
- Heeft vriendinnetjes
Etiologie en type behandeling
Factoren die behandeluitkomst voorspellen (Carr, 2016). Je gaat dit lijstje af en kan dan aanvinken
welke van toepassing zijn op de casus.
Domein Variabele Good treatment response Poor treatment response
Kind Diagnose Internaliserende en Pervasieve
externaliserende ontwikkelingsstoornissen
stoornissen
Comorbiditeit Enkele diagnose Comorbide diagnosen
Severity Milde problemen Ernstige problemen
Chroniciteit Latere age of onset en een Chronische cases met vroege
kortere duur onset
Leeftijd Jonge cases Oude cases
Sekse Meisje Jongen
Familie Ouderlijke aanpassing Goede gezondheid en Psychologische of fysieke
aanpassing gezondheidsproblemen
Marital satisfaction Marital satisfaction Huwelijksproblemen
Familie functioneren Flexibel familie Familie disorganisatie
functioneren (samenhang, (weinig aandacht en
coherentie en flexibiliteit) structuur/ dwangmatig en
strict)
Vaderlijke aanwezigheid Vader is betrokken Vader is niet betrokken
SES Hoge SES Lage SES
CLASSIFICEREN VS . DIAGNOSTICEREN
- Classificatie: alleen beschrijvend (niet verklarend)
o Semi-gestructureerd klinische interviews (ADIS, SCID) met ouder en kind > DSM-5
classificatie
o Definitie: het proces waarmee objecten, personen of gebeurtenissen ingedeeld
worden op grond van kenmerken. Het geeft antwoord op de vraag Wat is dit? Of,
Wat is er aan de hand?
- Classificeren is niet diagnosticeren, maar het indelen van
stoornissen in een systeem met categorieen.
- Classificatie: het aan de hand van het DSM-systeem
iemand met bepaalde symptomen indelen bij een
psychische stoornis.
- Diagnosticeren:
o In kaart brengen van levensgeschiedenis, risico-
en beschermende factoren in kind en omgeving,
eerdere interventies + effect daarvan
o Achterhalen hoe de stoornis is ontstaan en
waarom die niet voorbijgaat
o Nauwkeurig leren kennen
o Hypothesen vormen o.b.v. informatie over:
4