Oefenvragen die in studiejaar (door studenten) zijn gemaakt als voorbereiding op het tentamen. De vragen gaan over de vier thema's die zijn behandeld tijdens het blok. Bij de meerderheid van de vragen staan ook een toelichting en het bijbehorende hoofdstuk vermeld.
4.3 Forensische Orthopedagogiek - Oefenvragen door studenten 22-23
DELINQUENT GEDRAG
1. Wat is geen neurobiologische risicofactor?
a. Combinatie van een laag cortisolniveau en hoog testosteronniveau.
b. Het hebben van lage hartslag
c. Hoog testosteron.
d. Zowel een verkleining als een verminderde werking van de amygdala.
2. Wat is geen voorbeeld van civielrechtelijk ingrijpen?
a. OTS
b. Taakstraf na fietsdiefstal
c. Machtiging uithuisplaatsing
d. Gezagsbeëindigende maatregel
3. P. is onveilig gehecht. Welke van de volgende risicofactoren voor het ontwikkelen van
delinquent gedrag is géén gevolg van de onveilige hechting?
a. Gebrekkige emotieregulatie
b. Verminderde empathie
c. Beperking in sociaal affectieve processen
d. Laag niveau van moreel oordelen
4. Wat houdt het primum non nocere-principe in?
a. vergrote kans voor iemand met een laag IQ om gepakt te worden door de politie
b. bewezen effectief professioneel handelen/werken, interventies moeten
wetenschappelijk verantwoord zijn en er moet bewijs zijn voor de effectiviteit
c. uitgangspunt dat stelt dat je in de eerste instantie geen schade toe mag brengen
d. het minst zware middel inzetten om een bepaald doel te bereiken
5. Welke combinatie van neurotransmitters zorgt voor een verhoogd risico op
agressief/antisociaal gedrag?
a. laag cortisol, hoog testosteron
b. hoog cortisol, laag testosteron
c. hoog GABA, lage dopamine
d. laag cortisol, hoge dopamine
6. Welke van onderstaande stellingen is juist?
Stelling 1: Comorbiditeit heeft invloed op de etiologie op criminaliteit
Stelling 2: Comorbiditeit vergroot de kans op recidive
a. stelling 1 is juist, stelling 2 is onjuist
b. stelling 1 is onjuist, stelling 2 is juist
c. beide stellingen zijn onjuist
d. beide stellingen zijn juist
, 7. Welke van onderstaande redenen is geen reden waarom de rechtspositie van jeugdigen
onzeker is in het huidige systeem met de jeugdwet?
a. De mening van kinderen lijkt onvoldoende meegewogen te worden ten aanzien van
belangrijke beslissingen.
b. Er is geen consensus in de instelling over wat vrijheidsbeperkende maatregelen zijn
c. Jeugdigen mogen zelf een vertrouwenspersoon aanwijzen waardoor deze vaak
onvoldoende juridisch onderlegd is om de jeugdige adequaat te kunnen helpen.
d. Het begrip “drang” is niet wettelijk geregeld dus er gelden geen juridische
waarborgen
8. Wanneer Jan-Willem wordt gevraagd waarom hij de winkel heeft overvallen geeft hij aan dat
hij eigenlijk geen reden zag om het niet te doen en dat het hem wel spannend leek. Bij welke
hypothese past deze gedachtegang?
a. Low-arousal theory
b. Angstloosheidshypothese
c. Mesomorph-genetic hypothese
d. Sensationseeking-hypothese
9. Wat is geen reden voor uithuisplaatsing?
a. Onveilige ouder-kind relatie
b. Verminderd contact met de realiteit
c. Ouders kunnen binnen afzienbare tijd weer verantwoordelijk zijn voor opvoeding
d. Gevaarlijk of bedreigend gedrag van jeugdige richting gezin
10. Fee is toegetreden tot een nieuwe vriendengroep die geregeld kleine overvallen plegen om
aan hun geld te komen. Fee heeft dit nog nooit gedaan, maar staat op het punt om voor het
eerste een tankstation te overvallen. Om de spanning wat te minderen, bieden haar vrienden
aan om een lijntje coke te nemen. Fee doet dit en merkt dat het niet zo spannend is. Ze
gebruikt bij volgende overvallen nu geregeld coke.
Van welk pad (relatie drugsgebruik en criminaliteit) is er sprake in de casus van Fee?
a. Gemeenschappelijke- oorzaakmodel
b. drugsgebruik leidt tot criminaliteit
c. Criminaliteit leidt tot drugsgebruik
d. Reciproque model
11. R. is 16 jaar en zit in een JJI. Hij is opgepakt voor diverse geweldsdelicten, zoals illegale
drugsdeal en steekincidenten. Vanuit de instelling is de vraag gekomen om een passende
interventie in te zetten om hem bewust te laten worden van zijn delinquente gedrag en om
recidive te voorkomen. Na de intake blijkt bij R. naast zijn gedragsproblemen ook sprake te
zijn van middelengebruik. Moeder geeft aan hier geen zicht op gehad te hebben, maar geeft
aan zich wel bewust te zijn van haar rol in de problematische ontwikkeling. Als de keuze
bestaat uit onderstaande vier interventies, welke zou dan het meest passend zijn?
a. Forensische Ambulante Systeemtherapie (FAST)
b. Relationele Gezinstherapie (RGT)
c. Multi Dimensional Family Therapy (MDFT)
d. Multisysteemtherapie (MST)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elsvanbroekhoven. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.