Samenvatting Vastgoedeconomie 5e druk
Vastgoedeconomie editie 2022-2023: (voor HBO Vastgoedopleidingen en
overige beroepsopleidingen vastgoed en makelaardij)
Buist, Jan
ISBN: 9789083241647
Hoofdstuk 1 – inleidende begrippen
1.1. Het begrip economie
Economie = huishoudkunde = keuzes maken.
Nutsmaximalisatie = het zo veel mogelijk proberen te bevredigen van
behoeften. Bij bedrijven heet dit winstmaximalisatie.
1.2. Welvaart, welzijn, welstand
Welvaart: hoe goed kun je je behoeften bevredigen.
Welzijn: behoeftebevrediging van middelen die niet schaars zijn. Geluk, zuurstof
etc.
Welstand: persoonlijke voorspoed.
1.3. Behoeften
Behoefte = menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door de beschikking
over schaarse goederen en diensten. Oneindig. Wordt geremd door beschikbare
inkomen. Primaire, secundaire, stoffelijke, onstoffelijke, individuele en collectieve
behoeften.
Inkomen = stroom van verworven koopkracht zonder in te teren.
Bruto – belastingen + premies = beschikbare inkomen (netto)
Netto – uitgaven voor primaire behoeften en vaste lasten = vrij besteedbaar/
discretionair inkomen (voor luxe goederen/ sparen).
Primaire inkomens = inkomens uit KANO
Secundaire inkomens = inkomen min belastingen en premies
Personele inkomensverdeling = verdeling KANO
Tertiaire inkomensverdeling = inkomens na bv. Kinderbijslag etc. Hierdoor
nivelleert Lorenzcurve meer.
1.5. Economische orde
= wijze waarop een land vraag en aanbod organiseert.
Allocatievraagstuk= wie beslist er in een land over het verdelen van de
productiefactoren over verschillende productiemogelijkheden?
o Centraalgeleide planeconomie = aanbod wordt volledig door overheid
voorgeschreven.
o Vrijemarkteconomie = aanbod wordt overgelaten aan vrijemarkt.
o Georiënteerde markteconomie= overheid heeft regulerende rol, maar
vrije markt heeft blijvende vrijheden.
Macro = heel land, meso= bedrijfstak, micro= bedrijf (1.6)
1.7. Data van de economie
Behoeftenschema’s consumenten
Beschikbare hoeveelheden en kwaliteiten productiefactoren
Juridische en sociale organisatie
Stand van technische kennis
Omvang beroepsbevolking
1.8. Economische indicatoren
Binnenlands:
, o Groei bbp
o Conjuncturele situatie
o Index consumentenvertrouwen
o Ontwikkeling werkloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit.
o Ontwikkeling van prijzen
o Orderportefeuille bedrijven
Buitenlands:
o Renteontwikkelingen
o Ontwikkeling export, import
o Ontwikkeling wisselkoersen
o Verloop dollarkoers
o Ontwikkeling energieprijzen
Economische gegevens van CPB zijn basis voor troonrede. Producten CPB:
o Basismateriaal voor Miljoenennota.
o Macro Economische Verkenning (MEV): verwachte financieel-economische
ontwikkeling in binnen- en buiteland.
o Centraal Economisch Plan (CEP): o.b.v. MEV verder uitgewerkt, rekening
houdend met nieuwe ontwikkelingen.
Hoofdstuk 2 - Macro-economie
2.1. Macro-economische grootheden
Nationaal inkomen, werkloosheid, nationale productie e.d.
Collectieve sector: : overheid in ruime zin.
Particuliere sector: ondernemingen die voorzien in individuele goederen en
diensten.
2.9. Instanties die economische data verzamelen
A.d.h.v. concrete cijfers kunnen bedrijven en de overheid misschien een trend
ontdekken waarop ze hun beleid kunnen afstemmen door te investeren in deze
groeisectoren.
NVM en BOVAG: brancheorganisaties met cijfers over ontwikkelingen, ook ABN
AMRO en Rabobank etc.
Branche overkoepelende organisaties, zoals MKB Nederland en VNO ook nodige
cijfers over ontwikkelingen.
CBS: cijfers op macroniveau (productie, bevolkingssamenstelling, inkomens), zij
meten dus achteraf.
CPB maakt prognoses over toekomstige ontwikkelingen.
OESO= Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling:
internationale organisatie die macro-economische ontwikkelingen toont en
vergelijkt.
2.10. Conjunctuur en structuur van de economie
Conjunctuur gaat over vraagzijde economie
Juglar-Curve: 7-11 jaar !! Ken ze stuk voor stuk !!
o neergang: teruggang productie, daling werkgelegenheid, daling
bestedingen
o recessie: langdurige teruggang productie, grote werkloosheid, weinig
bestedingen. Twee kwartalen krimp = recessie.
o Herstel: lichte stijging productie, stijgend consumentenvertrouwen,
voorzichtige stijging bestedingen.
o Opleving: stijgende productie zet door, stijging bestedingen en meer
werkgelegenheid.
o Overspanning: vraag is groter dan aanbod, volledige werkgelegenheid,
inflatie mogelijk.
o Crisis: hoogconjunctuur slaat om in neergang. Etc. etc.
, Trend is stijgende lijn, omdat productie groeit. Erboven is hoogconjunctuur,
eronder is laagconjunctuur.
Kondratieff-curve: 50 jaar golven.
Structuur gaat over aanbodkant van de economie
2.11. Overheid en conjunctuurbeleid
Bij laagconjunctuur kan de overheid ingrijpen, echter is dit soms lastig, omdat bij
een open economie de laagconjunctuur internationale gevolgen heeft.
Dit kan de overheid nastreven: volledige werkgelegenheid, rechtsvaardige
inkomensverdeling, stabiel prijspeil, evenwicht op betalingsbalans.
NL steeds meer gebonden aan regels EU.
Capaciteitseffect: investeringen hebben ook een effect op productiecapaciteit.
Acceleratoreffect: bij het bereiken van de productiecapaciteit gaan bedrijven
investeren in bv. Extra gebouwen en machines.
2.12. Onroerendgoedmarkt en conjunctuur
Binnenlandse indicatoren van invloed op makelaardij:
o Groei bbp: meer investeringen > gemaakte groeiprognoses o.b.v.
economische groei zorgen voor investeringen
o Conjuncturele situatie: hogere/ lagere uitgaven in onroerend goed.
o Index consumentenvertrouwen: ook te merken in kopen en verkopen
woningen.
o Ontwikkeling werkloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit: men wordt
voorzichtig bij werkloosheid, als lonen omhoog gaan, de huizenprijzen
meestal ook.
o Inflatie: huizenprijzen worden hiermee gecorrigeerd.
Buitenlandse indicatoren van invloed op makelaardij:
o Renteontwikkelingen: invloed op hypotheken, maar ook op investeringen
in vastgoed. Hoge rente is meer investeren.
o Ontwikkeling energieprijzen: vaste lasten worden hierdoor hoger,
consumenten kunnen gaan verhuizen naar energiezuinig huis.
2.13. Overheid en structuurbeleid
Voorbeelden structuurbeleid overheid:
Strenge milieuwetgeving, dienstverlenende bedrijven stimuleren door gunstige
vestigingsvoorwaarden, gunstige fiscale faciliteiten, goede infrastructuur,
voldoende aanbod voor gekwalificeerd personeel
2.15. de coronacrisis: nieuwe fase van laagconjunctuur
Economische gevolgen van corona:
o Daling BNP door handelsbeperkingen en stilleggen hele sectoren
o Daling import en export
o Stijging werkloosheid door thuiswerkende dienstverlenende sector
o Daling belastingopbrengsten
o Dalend consumentenvertrouwen
o Verandering aanbodzijde economie: door corona en overheidsmaatregelen
worden hele sectoren weggevaagd.
Hoofdstuk 3 – Meso-economie: bedrijfstak en concurrentieverhoudingen
3.1.5. Branche
Belangenorganisaties behartigen belangen gehele bedrijfstak, bv. NVM. Doelen:
o Assisteren van aangesloten bedrijven met inrichting bedraag
o Ondersteunen aangesloten bedrijven door geven vakopleidingen