ALLE collegeaantekeningen van Biologische en Cognitieve Psychologie aan de VU. Inclusief kopies van dia's die belangrijk zijn en extra hints van de professors over het tentamen. Uiteindelijk zelf een 9,4 behaald voor het tentamen.
Aantekeningen hoorcolleges door Richard Godijn en Dennis van ’t Ent
Hoorcollege 1
1 november 2021 – Richard Godijn
Cognitieve psychologie:
• Study of the mind
• Functionele benadering → procesmodellen
• Hoe interacteren deze processen?
Biologische psychologie:
• Studie van de biologische basis van de “mind”
• Structurele benadering
• Focust op brein processen → structuurmodellen
• Hoe interacteren breingebieden?
Model: representatie van structuren of processen die ons helpen om de structuur of het proces te
visualiseren en begrijpen/verklaren.
Je kunt onderscheid maken tussen:
- Structuurmodellen: representeren breinstructuren betrokken bij bepaalde functies (fysieke
structuur)
- 3D modellen, diagram, etc.
- Procesmodellen: illustreren hoe een proces plaatsvindt.
- Zoals Broadbent’s filter model, Atkinson en Shiffrin’s modal model, etc.
Integratie tussen deze twee → cognitieve neurowetenschap
- Sinds 1990 ongeveer (mede door de uitvinding van fMRI)
The mind is what the brain does
Note to self: don’t get behind!!
Geschiedenis:
1860: er bestond nog geen psychologie
- Psychofysica: fysieke stimulus en hoe je die ervaart
- Relatie van fysieke energie naar sensatie (kun je het verschil zien tussen intensiteiten van
licht)
- Weber and Fechner’s wet
1867: Hermann von Helmholtz
- !
- Perceptie is een proces van onbewuste inferentie over de wereld
1879: Wilhelm Wundt
- Opende het eerste psychologie laboratorium
- Structuralisme: totale ervaring wordt bepaald door het combineren van basiselementen van
ervaring (sensaties). (Geen goede benadering).
, - Analytische introspectie: een techniek waarbij participanten hun gevoel en denkprocessen
over stimuli beschrijven.
Müller: actiepotentialen gaan enorm snel → spiritueel (lebenskraft)
- Hij dacht dat snelheid hetzelfde was en waarneming hangt af van waar de informatie het
brein ingaat (bijv. je kunt horen omdat informatie in de temporale kwab kan)
Von Helmholtz: hij mat hoe lang het duurde voor een elektrisch signaal om ergens heen te gaan.
- Hij sneed een poot af van een kikker
- Bij mensen: hij stimuleerde de teen en liet iemand een knopje indrukken als hij de sensatie
voelde. Vervolgens deed hij hetzelfde met het been en berekende het verschil (dit is hoe snel
een impuls gaat)
Donder’s experiment (substractie methode):
- Mentale processen nemen tijd in beslag.
- We kunnen deze tijd meten.
- Gemeten door reactietijd. Hier heb je twee vormen van:
- Simpele reactietijd: de tijd die nodig is om te reageren op een stimulus (bijv. knopje
indrukken bij het zien van licht).
- Keuze reactietijd: de tijd die nodig is om een keuze te maken tussen twee stimuli
(bijv. J indrukken voor licht rechts en K voor licht links).
- Het verschil tussen deze twee reactietijden zou dan de duur van het maken van een
beslissing zijn.
- De “mind” werd bestudeerd door mentale responsen (waarnemen van licht) te meten met
gedrag (indrukken van knopje).
Go / No-go taak: keuze maken tussen twee stimuli (er komt een extra stap bij)
RT (go/no-go) – RT (simpele taak) = stimulus discriminatie tijd
Problemen met dit experiment:
- Het neemt aan dat er verschillende stadia zijn
- Sterke aanname dat de stadia onafhankelijk zijn (je moet eentje afronden voordat je de
andere kunt beginnen)
1. Studeerfase: hij leerde een lijst van nonsens lettergrepen en mat deze tijd
2. Wacht een bepaalde tijd
3. Test fase: hij mat de tijd hoe lang het duurde om de lijst opnieuw te leren
4. Het verschil tussen deze tijden → savings (wat hij al onthouden had)
Behavioristen als Watson (1913) en Skinner vonden het onzin om de mind te bestuderen. Je kunt wel
zien hoe ze reageren op bepaalde stimuli.
- S-R psychologie (stimulus-respons)
,Introspectie: het verbaal beschrijven van stimuli, gevoel en gedachten. Heel variabel (verschillende
proefpersonen) → was niet goed volgens de behavioristen (Watson).
Behaviorisme (dominante paradigma’s):
- Klassieke conditionering: Pavlov’s hond → associatie tussen stimuli
- Operante conditionering: Skinner’s box → leren door reinforcement/bestraffing
Later: S – O – R psychologie (O = organisme. Wat er gebeurt binnenin het organisme wordt
meegenomen)
Cognitieve revolutie (vanaf 1950): de “mind” werd weer in acht genomen.
Tolman stopte ratten in een doolhof en liet ze even rondlopen om het doolhof te leren kennen. Het
eten werd vervolgens steeds aan de rechterkant gepresenteerd. Behavioristen vonden dit logisch en
wanneer de rat aan de andere kant in het doolhof ging, zou hij volgens hun weer rechts moeten
gaan, MAAR hij ging links → cognitive map (S-O-R psychologie)
Cognitieve psychologie
Core: mens als informatieverwerker.
Sternberg’s kortetermijngeheugen experiment: hoe meer dingen je in je kortetermijngeheugen
opslaat, hoe langer het duurt om deze informatie op te halen/een beslissing te maken.
Stimulus → respons
Informatie vanuit retina, door thalamus naar occipitale lob
- Ventrale pad (wat route) → temporale lob
- Dorsale pad (waar/hoe route) → pariëtale lob
Dan gaat informatie naar de frontale lob → beslissing. Als laatste gaat informatie door naar primaire
motorische cortex en dan wordt er een signaal door het ruggenmerg gestuurd naar effector.
Effector = hand of voet bijv.
Dubbele dissociatie → een manier om aan te tonen dat een bepaalde functie door een bepaald
breingedeelte wordt aangestuurd. Hiervoor moet je een persoon met een hersenbeschadiging die
ervoor zorgt dat functie A niet werkt, maar B wel en een persoon met een andere
hersenbeschadiging die ervoor zorgt dat functie B niet werkt, maar A wel. Bewijs voor lokalisatie van
functies.
Enkele dissociatie: je kunt niet aantonen dat een bepaalde functie door een bepaald hersengebied
wordt aangestuurd.
Brein imaging technieken
Direct:
- EEG: elektrodes registreren elektrische activiteit geproduceerd door het brein op de schedel.
- MEG: gelijkwaardig aan EEG, maar er wordt magnetische activiteit geregistreerd.
, - Beter in laten zien wanneer iets gebeurt (temporale resolutie), maar niet waar (ruimtelijke
resolutie).
Event-related potentials (ERP): er vindt een gebeurtenis plaats en de potentialen hierna worden
gemeten.
- Kunnen afgeleid worden van de EEG als de proefpersoon een bepaalde taak uitvoert. Het
levert informatie over de timing en het activatielevel van verschillende stadia in
informatieverwerking.
- ERP’s worden ook gebruikt als index van het aantal items wat je in het kortetermijngeheugen
kunt opslaan.
- Je weet niet waar de breinactiviteit vandaan komt.
Indirect:
- PET: radioactieve stof
- fMRI: bloedtoevoer naar bepaalde breingebieden wordt gemeten.
- Actieve breingebieden trekken bloed (zuurstof) aan
- Zuurstofvermindering in hemoglobine → verschil in magnetic properties. Dit ziet de
fMRI machine
- Hemoglobine (in bloed) heeft magnetische eigenschappen. Doordat het bloed
zuurstof verliest, wordt de hemoglobine nog magnetischer. De relatieve verandering
wordt vastgelegd door de fMRI detector.
- Minder goed in laten zien wanneer iets gebeurt, maar beter waar het gebeurt.
Single cell recordings: meet activering van een paar neuronen of een enkel neuron (hoogste
ruimtelijke en temporale resolutie).
Zintuigelijke code: hoe neuronen bepaalde eigenschappen van de omgeving representeren.
- Specificiteit coderen: het idee dat een object gerepresenteerd wordt door het vuren van een
gespecialiseerd neuron die alleen reageert op dat object. (Waarschijnlijk niet correct).
- Populatie coderen (verspreide codering): de representatie van een object door het patroon
van vuren van een groot aantal neuronen.
- Sparse (schaars) coderen: een kleine groep neuronen een bepaald patroon vuurt als
representatie van een bepaald object.
Hoorcollege 2
3 november 2021 – Dennis van ’t Ent
Actiepotentialen: informatieoverdracht van cellen.
Elementen in ons lichaam:
Vetten zijn lange strengen van C (koolstof).
Fosfaat is voor membranen.
Binding elementen:
- Ionbinding = elektrostatische kracht.
- Min trekt plus aan en andersom.
- Bijvoorbeeld NaCl2 → zout
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper manoukackermann. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.