Inleiding Sociaalwetenschappelijk Onderzoek
Hoorcollege 1 (02-11)
Wat is sociaalwetenschappelijk onderzoek?
- Doel van wetenschap
-> nieuwe kennis produceren, de wereld om ons heen beter proberen te begrijpen en verklaren.
- Onderscheid tussen fundamenteel en praktijkgericht.
-> fundamenteel: bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke kennis (bv. studie naar factoren die bepalen
of mensen racistisch zijn, of factoren die van invloed zijn op institutioneel vertrouwen) (uitgevoerd door
uitsluitend universiteiten of mensen die aan de universiteit verbonden zijn)
-> praktijkgericht: ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van oplossingen voor praktijkproblemen
toepassen van wetenschappelijke kennis (uitgevoerd door zowel universiteiten als andere instellingen, zoals
bedrijven, denktanks, overheid, CBS etc.)
- Sociaalwetenschappelijk onderzoek
-> bv. culturele antropologie, psychologie, sociologie, politieke wetenschappen, bestuurskunde
Fouten bij kennisvergaring
- Wanneer we teveel vertrouwen hechten aan onze eigen observaties, onze eigen kennisvergaring, maken we
fouten.
- Fouten op basis van persoonlijke ervaringen:
❑ Overgeneratisatie (overgeneralization): beperkt aantal waarnemingen uitspraken doen over een grote
groep
❑ Selectieve observatie (selective observation): eigen overtuigingen beïnvloeden onze waarnemingen,
onbewust meer letten op uitingen ergens van
❑ Voorbarige conclusies (premature closure): veel te snel tevreden zijn met een bepaalde verklaring, zonder
aandacht te besteden aan andere, meer complexere verklaringen
❑ Halo-effect: aanwezigheid van een bepaald effect bij de waarnemer waarbij de suggestie wordt gewekt
dat er ook andere effecten of kwaliteiten aanwezig zijn (automatisch vanuit gaan dat iemand anders
bepaalde kenmerken heeft op basis van een ander kenmerk)
❑ Valse consensus (false consensus): andere vergelijkbare mensen ervaren, denken en voelen hetzelfde, op
basis van eigen ervaring
- Of fouten door teveel vertrouwen op experts, autoriteiten, ideologische overtuigingen en waarden en
(populaire) mediaberichten.
- Er zijn dus richtlijnen nodig voor het maken van algemene uitspraken, om te voorkomen dat we fouten
maken bij het maken van conclusies op basis van observaties.
Is objectief onderzoek mogelijk?
- Juiste observaties empirische observaties
- Juiste begrip logica (theorie)
- Theorieën die we ontwikkelen zijn op basis van empirische observaties.
- Drie kernbegrippen van ISWO: theorie, empirische data en wetenschappelijke regels.
Theorie
- Samenhangend geheel van uitspraken waarmee geprobeerd wordt verschijnselen te beschrijven, verklaren
of te voorspellen (hoe kom je van A naar B)
-> hoe leidt een onafhankelijke variabele naar een andere variabele
- De kennis die sociale wetenschappen produceren zijn georganiseerd in theorieën en gestoeld op empirische
observaties.
-> doormiddel van empirische observaties theorieën aannemen, verwerpen of aanpassen
- Aantal onderdelen: begrippen (A en B), conceptualisatie (eenduidige definitie aan de begrippen) en
mechanisme (hoe werkt de variabele op de andere)
- Afhankelijke variabelen en onafhankelijke variabelen
-> in artikel van stijging van vertrouwen in tijden van crisis: onafhankelijke crisis, afhankelijke
, institutioneel vertrouwen
-> theoretische verklaring: ‘rally around the flag’- mechanisme in geval van plotselinge dreiging maken
mensen geen rationele overwegingen, maar emotionele reacties achter de leiding staan om het als een
groep te bestrijden.
Empirische data
- Gegevens die door middel van waarnemingen zijn verzameld.
- Onderscheid is direct waarneembaar en indirect waarneembaar
-> direct: via onze zintuigen (zien, horen, proeven, ruiken en voelen)
-> indirect: via technieken die onze eigen zintuigen uitbreiden (enquête, test, thermometer), afhankelijk van
de direct waarneembare observaties van anderen of andere middelen, abstracte/veelomvattende concepten
(karakter eigenschappen)
- In artikel van stijging van vertrouwen in tijden van crisis.
-> jaarlijkse enquête met ca 7500 personen van 15 jaar of ouder.
-> gemeten doormiddel van de vraag hoeveel vertrouwen iemand heeft in bepaalde instellingen (kerken,
leger, rechters, politie, Tweede Kamer, Europese Unie, politici)
Wetenschappelijke regels
- Regels over onderzoeksmethoden:
-> hoe observeer je? Hoe verzamel je gegevens?
-> hoe zorgt je ervoor dat je gegevens betrouwbaar en valide zijn?
- Normen en waarden en controle
-> universalisme (wetenschappers moeten onderzoeken en studies beoordelen op de kwaliteit en niet op
basis van de onderzoeker)
-> georganiseerde scepsis (nieuwe ideeën en conclusies moeten niet als vanzelfsprekend worden
beschouwd, maar kritisch bestudeerd worden)
-> belangeloosheid (niet gestuurd worden in het trekken van je conclusies en maken van algemene
uitspraken door bijvoorbeeld de opdrachtgever, je moet onafhankelijk onderzoek doen)
-> communalisme (alle wetenschappelijke kennis moet gedeeld worden met anderen, openbaring van de
observaties en data)
-> eerlijkheid (niet liegen, geen gegevens verzinnen, data manipuleren)
Proces van wetenschappelijke onderzoek (wheel of science)
- Als je wetenschappelijk onderzoek doet kan je beginnen met theorie of met empirische observaties, dat is
afhankelijk van je onderzoeksvraag.
-> zodra je niet weet welke variabelen van toepassing zijn, beginnen we met observaties, vervolgens kijk je
of je algemeenheden kunt reduceren uit de data (patronen herkennen), en met die kennis een theorie
bouwen inductief onderzoek
-> als er wel een theorie is over een fenomeen, als er al artikelen over geschreven zijn, dan begint het bij de
theorie (literatuur induiken), om vervolgens een hypothese te formuleren en deze testen met observaties
deductief onderzoek
Eindopdracht
- Eindopdracht: kies voor een specifieke vorm van institutioneel vertrouwen en een onafhankelijke variabele
op basis van literatuur.
-> onafhankelijke variabelen in video: coronacrisis, gezag van overheid, ervaringen met overheid
(differentiatie), individuele kenmerken (opleiding), woonplaats, toegankelijkheid tot de overheid, zichtbare
aanwezigheid van de overheid (transparantie), situatie van de mens veranderen.
, Hoorcollege 2 (09-11)
Waarnemingen van wetenschappers
- Direct waarneembare en indirect waarneembare concepten
- Kwalitatieve en kwantitatieve gegevens.
-> kwalitatief: kwaliteiten en hoedanigheden (zachte data)
-> kwantitatief: getallen en maten (harde data)
-> belangrijkste verschillen:
1. Kenmerken van data (week 5)
-> kwantitatief maakt gebruik van getallen en maten
-> kwalitatief maakt gebruik van kwaliteiten of hoedanigheden (woorden, foto’s, symbolen)
2. Onderzoeksdoelen (week 3)
-> kwantitatief vaker beschrijvend en verklarend ipv verkennend
-> kwalitatief vaker verkennend en beschrijvend ipv verklarend
3. Onderzoeksproces (week 3 en week 6)
-> kwantitatief vaker lineair en gestructureerd
-> kwalitatief vaker iteratief en flexibel
4. Assumpties over de wereld (week 4)
-> kwantitatief is positivistisch (vanuit gaan dat de sociale wereld in wetten en regelmatigheden te vangen is,
net zoals binnen de natuurkunde)
-> kwalitatief positivistisch of interpretatief (geen één werkelijkheid, iedereen een eigen werkelijkheid en de
sociale wereld is niet te vangen in wetten en regelmatigheden)
5. Rol van theorie (week 2)
-> kwantitatief is vaker deductief
-> kwalitatief is vaker inductief
Ideologie vs theorie
- Ideologie is geen theorie en een theorie is geen ideologie
- Ideologie:
1) Normatief (uitspraken en ideeën over hoe de wereld eruit zou moeten zien of hoe het zou moeten
werken)
2) Absolute zekerheid
3) Concepten niet duidelijk gedefinieerd
4) Negeert tegenstrijdig bewijs
5) Bepaald en onbetwist
- Theorie:
1) Objectief (neutraal)
2) Erkent onzekerheid
3) Expliciet en precies
4) Verwelkomt tegenstrijdig bewijs
5) Open voor discussie
Theorie
- Theorie bestaat uit:
a) Onderzoekseenheden
b) Assumpties (of aannames)
c) Concepten
d) Relaties
-> aan de hand van voorbeeld Public Service Motivation (PSM) waarom kiezen individuen voor een baan
in de publieke sector en hoe kunnen we verklaren dat sommige individuen beter presteren dan anderen
(geen tentamenstof)
-> centrale hypothese hogere PSM zorgt voor hogere prestaties (job performance)