Aardrijkskunde
Blok 1
1. Systeem aarde
Aardas
De as waar de aarde om draait; denkbeeldige lijn tussen de noord- en zuidpool.
Aardbaan
De baan die de aarde in 365 dagen om de zon draait (van bovenaf gezien tegen de
klok in).
Aardbeving
Het schokken van de aarde doordat de aardplaten ten opzichte van elkaar bewegen
en er zo druk wordt opgebouwd.
Aardkern
Het binnenste deel van de aarde. Dit bestaat uit een vaste binnenkern en een
vloeibare buitenkern.
Aardkorst
Het buitenste deel van de aarde, bestaande uit afzonderlijke platen.
Aardmantel
Het deel van de aarde tussen de aardkern en de aardkorst. Dit bestaat uit vast
gesteente.
Aardrotatie
De tocht van de aarde rond haar eigen as. De aarde draait in in 24 uur om haar
eigen as (van bovenaf gezien tegen de klok in).
Absolute afstand
De afstand hemelsbreed uitgedrukt in meters of kilometers.
Absolute ligging
Plaatsbepaling op basis van het geografische coördinatenstelsel; ten opzichte van de
evenaar en de nulmeridiaan.
Asthenosfeer
Het buitenste deel van de aardmantel. Dit heeft een dikte van zo’n 250 kilometer en
is taai-vloeibaar. Hierin beweegt magma langzaam.
Atmosfeer
De luchtlaag rondom de aarde met daarin gassen zoals waterdamp, zuurstof, stikstof
en koolstofdioxide. Ook wel dampkring genoemd.
Basalt
Zwaar stollingsgesteente, meestal donker van kleur.
,Biosfeer
Het leven op aarde.
Bodemerosie
Het verdwijnen van de bovenste vruchtbare bodemlaag door wegspoelen of
wegwaaien.
Breedteligging
De afstand van de evenaar tot een bepaald punt.
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst die het gevolg is van spanningen.
Caldera
Oude vulkaan met een kilometers brede krater die is ontstaan door het instorten van
het dak van een leeggelopen magmakamer.
Chemische verwering
Het uiteenvallen va gesteente door een reactie van de mineralen met andere stoffen,
zoals water en zuurstof. De chemische samenstelling verandert hierdoor.
Convectiestromingen
Bewegingen van vloeistoffen of gassen, veroorzaakt door opwarming en afkoeling op
verschillende plaatsen.
Convergentie
Het naar elkaar toe bewegen van platen.
Divergentie
Het uit elkaar bewegen van platen.
Endogene krachten
Krachten van binnenuit de aarde.
Epicentrum
Het punt aan het aardoppervlak loodrecht boven het hypocentrum. De aardbeving is
hier het krachtigst.
Erosie
Het uitscheuren en afvoeren van gesteente door wind, water en ijs (met daarin
verweringsmateriaal).
Exogene krachten
Krachten van buitenaf die ervoor zorgen dat de aardkorst verandert.
Fjord
Een inham met steile wanden in een bergachtige kust, uitgesleten door een gletsjer.
Fossiel
Versteende resten van planten of dieren.
,Fumarol
Plek waar door scheuren hete gassen, zoals zwaveldioxide, ontsnappen.
Geiser
Een heetwaterbron ontstaan door vulkanisme.
Geografische coördinaten
Waarden die een bepaalde plek op aarde aanwijzen ten opzichte van de evenaar (in
0-90 graden noorderbreedte of zuiderbreedte) en de nulmeridiaan (in 0-180 graden
oosterlengte dan wel westerlengte).
Geothermische energie
Energie opgewekt uit de warmte van de aarde die ontstaan is door platentektoniek.
Gesteente
Vast materiaal waaruit de aardkorst bestaat.
Gesteentekringloop
Het proces van vaste stoffen in de aardkorst, die door geologische processen telkens
afgebroken en omgevormd worden.
Getijden
Afwisseling tussen een hoge waterstand van de zee (vloed) en een lage (eb).
Graniet
Stollingsgesteente, meestal tamelijk licht van kleur en gewicht.
Hoogteligging
De afstand van een punt tot het gemiddelde zeeniveau (NAP).
Horst
Door breuken begrensd stuk continentale korst dat minder diep zakt of enigszins
stijgt. Hoger gelegen dan de slenk ernaast.
Hotspot
Een zeer hete plek in de aardmantel (mantelpluim) waar de aardplaten overheen
schuiven.
Hydrosfeer
Het water op aarde in vaste vloeibare en gasvormige staat.
Hypocentrum
Het punt diep in de aarde waar een aardbeving ontstaat.
Lengteligging
De afstand van de nulmeridiaan tot een bepaald punt.
Lithosfeer
De aardkorst, het buitenste deel van de aarde.
, Magma
Gloeiend heet, gesmolten gesteente binnen de aarde (aardmantel). Zodra het de
aardkorst gepasseerd is, wordt het lava genoemd.
Mechanische verwering
Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van temperatuurverschillen en
plantengroei. De chemische samenstelling verandert niet.
Meridiaan
Een lijn evenwijdig aan de nulmeridiaan (verticaal).
Metamorf gesteente
Gesteente dat is ontstaan door een gedaantewisseling (metamorfose) van stollings-
of sedimentatiegesteente, onder invloed van hoge druk of temperatuur.
Mid-oceanische rug
Langgerekte bergrug in zee met in het midden een diepe kloof. Ontstaat door
divergentie van oceanische korst, waar magma omhoog komt.
Midzomernacht
Situatie waarbij de dag 24 uur duurt vanwege de ligging op hoge breedte; op het
noordelijk halfrond is dat op 21 juni, op het zuidelijk halfrond op 21 december.
Nulmeridiaan
Denkbeeldige lijn die tussen de noord- en zuidpool loopt, door Greenwich (nabij
Londen). Ten oosten hiervan ligt het oostelijk halfrond, ten westen hiervan ligt het
westelijk halfrond.
Parallel
Een lijn evenwijdig aan de evenaar (horizontaal).
Platen
Stukken aardkort die ten opzichte van elkaar bewegen. Zij bestaan meestal uit een
deel met een oceanische korst en een deel met een continentale korst.
Platentektoniek
Het bewegen van aardplaten tegen elkaar.
Plooiingsgebergte
Het ontstaan van reliëf door het in, tegen en over elkaar drukken van aardplaten,
zodat deze omhoogkomen.
Poolnacht
Situatie waarbij de nacht 24 uur duurt vanwege de ligging op hoge breedte; op het
noordelijk halfrond is dat op 21 december, op het zuidelijk halfrond op 21 juni.
Relatieve afstand
De afstand uitgedrukt in tijd, moeite, geld of daadwerkelijk af te leggen kilometers.