Financieel Management Samenvatting
Hoorcollege 1 – Thema Kostenplaatsmethode
Waarom zou je willen weten hoe kostencalculatie werkt -> omdat je wil weten hoe een
product tot stand komt -> Dan kan je je verkoopprijs bepalen.
- Kostencalculatie is makkelijk bij homogene productie, omdat je vaste en variabele
kosten hebt die allemaal te maken hebben met die één product.
- Kostprijsberekening wordt pas moeilijk als je kosten moet toekennen bij meerdere
producten (heterogene productie).
-
Homogene productie (een product of dienst verkopen) is het verschil tussen vaste en
variabele kosten. Bij homogene productie is er enkel sprake van integrale kostprijs en direct
costing
- Integrale kostprijs (absorption costs) -> Alle kosten (variabele en vast) toegerekend aan
product/dienst.
C/ N + V/ W
Constante kosten/ Normale productieomvang + Variabele kosten/ Werkelijke productie
- Direct costing -> alleen variabele kosten toegerekend aan product/dienst. De vaste
kosten gaan direct naar de W&V.
Als een producent meerdere producten (heterogene productie) maakt, zijn er directe
kosten en ook indirecte kosten (ook wel overheadkosten genoemd). Directe kosten kunnen
rechtstreeks aan de productie en verkoop van het te onderscheiden product worden
gekoppeld; indirecte kosten niet.
Heterogene productie -> er is verschil tussen direct en indirecte kosten. Er is een manier hoe
je deze berekeningen kan uitvoeren.
(BIJV: Hartoperatie vindt plaats in ziekenhuis
*Directe kosten -> zijn de kosten van de chirurg en specialisten
*Indirecte kosten -> zijn de kosten van de ambulance voor het ziekenhuis)
- Enkelvoudig/meervoudige opslagmethode -> eenvoudig productieproces en
Klein assortiment
- Kostenplaatsmethode -> complexe bedrijfsprocessen en groot assortiment. Globale
methode
- Activity Based Costing -> complexe bedrijfsprocessen en groot assortiment.
Meer exacte methode.
Bijv. Kostenplaatsmetode -> Ziekenhuis
- Complexe bedrijfsprocessen -> Hartoperatie, Ooglaserbehandeling etc.
- Groot assortiment -> Veel diensten beschikbaar.
Het belang van deze methode (kostenplaatsmethode en ABC) zit hem in het juist
onderbouwen van de uiteindelijke verkoopprijs – maar ook om kostenbeheersing. Want als
je weet hoe de indirecte kosten ontstaan en samenhangen met de productieomvang, dan
heb je meer grip op je kosten. Indirecte kosten van een onderneming, de overheadkosten,
kunnen in het kader van de kostprijsberekening worden verbijzonderd via de
opslagmethode, via de kostenplaatsmethode en via activity based costing.
, Kostenplaatsmethode -> Hoe werkt dat?
1. Kostensoorten
1.1 Directe kosten -> zijn kosten die direct toewijsbaar zijn aan de kostendragers, niet nodig
iets te doen.
1.2 Indirecte kosten -> zijn kosten die niet direct toewijsbaar zijn, deze kosten moet je
namelijk verdelen. Zij maken gebruik van onderstaande twee plaatsen.
1.2.1 Hulpkostenplaatsen -> veroorzaakt geen kosten, bijv. kosten van een gebouw,
dus onderhoudskosten, afschrijvingskosten. Het is een ondersteunende deel van
het bedrijf, zoals een HR-afdeling of administratieafdeling. Het is geen fysiek
plek, maar het bestaat wel op papier.
(Dit zijn kostenplaatsen waarop indirecte kosten zijn verzameld die niet
rechtstreeks herleidbaar zijn tot de producten en waarbij via de zogenaamde
verdeelsleutels dit in het kader van de kostenplaatsmethode wordt gedaan.)
1.2.2 Zelfstandige kostenplaatsen -> veroorzaakt soms zelf ook kosten erbij. Bijv. Een
onderhoudsafdeling (die maakt gebruik van het gebouw, dus geen
hulpkostenplaats), daar werken mensen. Die maken gebruik van een deel van
het gebouw. Er worden hier ook kosten veroorzaakt -> deze kosten moet je weer
verdelen aan de hoofdkostenplaats. Afdeling inkoop ook, want die koopt
producten in die worden toegewezen aan afd productie. In de zelfstandige
kostenplaats wordt niks geproduceerd. Dit heeft wel een fysieke plaats en is dus
aanwijsbaar.
(Dit zijn hulp- maar ook hoofdkostenkostenplaatsen die wel op een specifieke
afdeling betrekking hebben, zoals de personeelsafdeling.)
1.3 Hoofdkostenplaatsen -> is de plaats waar het proces plaats vindt, product wordt
gemaakt, waar de diensten worden geleverd, zoals de afdeling productie en verkoop.
Bijv. machinehal, assemblagehal. De hoofdkostenplaatsen betreffen de afdelingen
productie en verkoop.
Hoofdkostenplaats -> Dit zijn de zelfstandige kostenplaatsen die een directe relatie
hebben met de producten die de onderneming voortbrengt en verkoopt (veelal de
productieafdeling en de verkoopafdeling).
2. Kostendragers -> producten/diensten van de organisatie. Zij dragen alle kosten.
- Theorievraag: leg uit het verschil tussen hulp- en zelfstandig kostenplaats
*Kosten doorbelasten gaat stap-voor-stap:
- Eerst van hulpkosten- naar zelfstandige kostenplaatsen, dan van zelfstandige naar
hoofdkostenplaatsen en tenslotte van hoofdkostenplaatsen naar kostendragers (product)
Kostenplaatsmethode is een globale methode, bijvoorbeeld:
- Er zijn grote verschillen in kosten marketing voor verschillende producten
- Er zijn grote verschillen in kosten distributie voor de verschillende distributiekanalen.
- Voor meer precisie, kan er gekeken worden naar Activity Based Costing.
Kostenverdeelsleutel -> Dit is de maatstaf waarmee de indirecte kosten van de ene
kostenplaats kunnen worden doorberekend naar de andere kostenplaatsen. Een
kostenverdeelsleutel is bijvoorbeeld het aantal vierkanten meters in het geval van het
doorberekenen van de huisvestingskosten.
Kostenverdeelstaat -> Een schematische weergave van hoe de indirecte kosten worden
verbijzonderd van de hulpkostenplaatsen en de zelfstandige kostenplaatsen naar uiteindelijk
de hoofdkostenplaatsen (zodat ze kunnen worden verbijzonderd naar hoofdkostendragers).
STAPPENPLAN Kostenplaatsmethode
, 1e Verdeel de termen onder directe kosten of indirecte kosten (hulpkostenplaats, zelfstandige
kostenplaats of hoofdkostenplaats)
2e Hoofdkostenplaats is een plek waar de productie werkelijk tot stand komt, zelfstandige
kostenplaats zijn afdelingen zoals onderhoud en inkopen. Hulpkostenplaats is een pand of wel
huisvesting
3e Zet alle info in een helder tabel om een goed beeld te hebben. De vraag hierbij wordt: “Wat zijn
de kosten per uur van machine en assemblage?”
4e Om de vraag te beantwoorden moet je de indirecte kosten op elkaar doorbelasten door een
andere tabel. Dus je hebt €100.000, €150,000, €34.000 en €56.000. Om het doorbelasten te starten,
nemen we de eerste verdeelsleutel, die voor alle 3 te gebruiken is ofwel m2.
Om te weten hoeveel m2 elke kostenplaats gebruikt in €, doe je het volgende:
- Eerst tel je alle m2 bij elkaar op ban elke kostenplaats, dus
100 m2 + 300 m2 + 600 m2= 1000 m2.
- De huisvesting betaalt dus €100.000 voor het gehele gebouw van 1000 m2.
- Om het tarief te weten per 100 m2, doe je €100.000 x = €10.000. Dit bereken
je vervolgens voor elke kostenplaats:
- In totaal zou het bedrag van onderhoud dan €160.000 worden.
5e We gaan weer verder met de volgende verdeelsleutel, namelijk de onderhoudsuren, die kun je
berekenen voor allebei de hallen.
- We tellen de uren bij elkaar op 1200 + 800= 2000 onderhoudsuren. Dus de afdeling
besteed 2000 onderhoudsuren, dat kun je onder die kolom zetten.
- Om erachter te komen wat het tarief is van elke onderhoud uur, doe je € 160.000 x 1/
2000= €80,00
- Om te weten hoeveel de onderhoudsuren bedragen, reken je het volgende uit:
1200 x €80 = €96.000 en 800 x €80= €64.000
- Nu je het aantal uren in de onderhoudsuren ook hebt berekenen, kun je bij machine hal
en assemblagehal de getallen bij elkaar op tellen.