Psychologische gespreksvoering
SKILLS
H1 Inleiding
Het eerste doel is een bijdrage te leveren aan het inzicht in processen die een rol
spelen bij het voeren van hulpverleningsgesprekken. Een ander aspect van
inzicht is dat de hulpverlener leert zien wat voor invloed het eigen gedrag heeft
op degene die hij wil helpen. Het tweede doel is daarom het zo nauwkeurig
mogelijk beschrijven van de concrete vaardigheden die men nodig heeft om
iemand met een persoonlijk probleem te helpen.
H2 De gezindheid van de hulpverlener
GEZINDHEID heeft drie vragen die je kunt stellen:
1. Hoe wil naaste/hulpverlener dat mensen leven en welk doel wil hij/zij met hen
bereiken?
2. Hoe wil naaste/hulpverlener dat doel bereiken?
3. Wat zijn belangen die op het spel staan bij naaste/hulpverlener en cliënt?
Medische, persoonlijke, omgevingsbelangen.
In het DIAGNOSE -RECEPTMODEL is het de hulpverlener die nadenkt, terwijl de
cliënt afwacht. Door dat de hulpverlener vragen stelt en na denkt wordt er een
diagnose gesteld en het recept voor de oplossing komt tot stand. De hulpverlener
presenteert zich als onderzoeker en de cliënt veranderd in het object van een
onderzoek.
Een belangrijk aspect van het SAMENWERKINGMODEL is dat de hulpverlener zich
zeer bewust als doel stelt een beter inzicht in de gevoels, denk en leefwereld van
de cliënt te vormen. Ze probeert zich te verplaatsen in zijn belevingswereld. Zij
doet dat om daarin zelf een goed inzicht te krijgen en zo de cliënt te kunnen
helpen bij de verheldering en verfijning van zijn eigen visie op zijn eigen vragen.
De hulpverlener maakt de cliënt tot partner in het gesprek in plaats van een
object van het onderzoek. De cliënten krijgen zo meer inzicht in dat wat zich in
en om hen heen afspeelt en ze krijgen meer vaardigheid om die processen de
beïnvloeden en hebben dus meer beheersing over hun levenspad. Bij een
samenwerkingsmodel gaat het er om dat er samen wordt nagedacht.
Diagnose-receptmodel Samenwerkingsmodel
Rol professional Inhoudsdeskundige Procesdeskundige
Centraal Oplossing Proces
Verantwoordelijkhei Helper Cliënt
d
Actief/passief Cliënt is object van Cliënt denkt zelf na m.b.v.
studiepassief hulpverlener
Activiteiten Regelen, beslissen, Structureren, luisteren,
hulpverlener opdragen, vertellen verkennen, accepteren
De GERAFFINEERDE HULPVERLENER zijn hulpverleners die eropuit zijn zoveel
mogelijk van hun kennis te gebruiken om problemen van een cliënt te
verminderen. Het is de plicht van de hulpverlener om haar rol zo te kiezen dat zij
anders reageert op de cliënt dan deze in zijn omgeving tegen komt. Op die
manier kan een cliënt tot andere inzichten komen (manipulatie).
,H3 De cliëntgerichte benadering
Bij CLIËNTGERICHTE BENADERING staat de persoon centraal, als uniek individu, met
zijn kenmerkende eigenschappen en eigen wijze van denken en voelen. De
hulpverlener richt zich ook primair op die persoonlijke kant van de cliënt. De
hulpverlener stelt zichzelf vragen die voortkomen uit belangstelling voor de
complexe mens die daar voor hem zit, zonder behoefte om die persoon al snel in
een algemeen hokje te plaatsen en er een bijpassende behandeling op los te
laten.
De theorie van Rogers (1902-1987)
Zelfactualisering
- De mens beschikt over het bijzondere vermogen dat hij zich bewust is van
zichzelf en zijn omgeving. Hij kan er over nadenken.
- mensen hebben voor hun zelfactualisering de verbondenheid met andere
mensen in sociaal verband nodig.
- De mens ontwikkelt een toekomstgericht streven. Daarbij neemt hij doelbewust
beslissingen en maakt keuze over waarden en richting voor zijn denken en
handelen.
Zelfactualisering is eigen tendens van groei naar een optimale, individuele vorm.
Bepaald door de kwaliteit van het beleven, experiencing, het ervaren van de
persoon. Gaat vanzelf als omstandigheden gunstig zijn.
ONVOORWAARDELIJKE ACCEPTATIE (UNCONDITIONAL POSITIVE REGARD):
Basisgevoel van geaccepteerd worden. Zonder voorwaarden voldoende warmte
en liefde ontvangen.
VOORWAARDELIJKE ACCEPTATIE (CONDITIONAL POSITIVE REGARD ): Liefde en
acceptatie afhankelijk van ‘beter’ gedrag. Leidt tot incongruentie: richten naar
normen van omgeving i.p.v. naar eigen ingevingen, beoordelingen en gevoelens.
De methode van Rogers
De hulpverlener moet tegen over de cliënt gedrag gaan vertonen dat een
compensatie bevat voor het verstorende gedrag van belangrijke personen in de
omgeving van de cliënt die het proces van zelfactualisering belemmeren.
Er zijn een drietal voorwaarden waaraan een hulpverlener zich kan houden:
- Onvoorwaardelijke positieve waardering.
- Echtheid.
- Empathie.
ONVOORWAARDELIJKE POSITIEVE WAARDERING :
De ander accepteren zoals die is met al zijn goed en slechte gedachten,
gevoelens en gedragingen. De ander in zijn waarde laten met al datgene wat hij
is en niet is, kan en niet kan en dat dit gerespecteerd wordt.
ECHTHEID :
De hulpverlener dient authentiek, transparant en geïntegreerd te functioneren.
Bij echtheid wordt er onderscheid gemaakt tussen het denken en beleven van de
hulpverlener enerzijds en zijn doen anderzijds. Het gaat erom dat je in de eerste
plaats echt en eerlijk bent tegen over je zelf. De hulpverlener mag allerlei
gedachten en gevoelens met betrekking tot de cliënt, ook minder mooie, toelaten
in zijn eigen beleving, zodat de hulpverlener deze gevoelens erkent en
vervolgens nagaat wat hij er eventueel in het contact mee kan doen. dit kan de
, hulpverlener ook aan de cliënt laten merken. Deze transparantie schept ook
duidelijkheid voor de cliënt.
EMPATHIE:
Vermogen om je ongestoord in belevingswereld van cliënt in te leven, alsof het
eigen belevingen en ervaringen zijn. Ook moet de hulpverlener laten merken dat
hij de cliënt begrijpt.
“To sense the client’s private World as if it were your own, but without ever losing
the as if quality. To sense the client’s anger, fear of confusion as if it were your
own, yet without your own anger, fear or confusion getting bound up in it, is the
condition we are endeavouring to describe”.
Kritiek op Rogers
1. TE OPTIMISTISCH:
o Ontplooiing, gaat niet ‘vanzelf’. Zelfverwerkelijking cliënt moet óók
gestimuleerd en gecorrigeerd worden in het leerproces.
o Toepassing beperkt. Eist hoog intellectueel niveau en formuleren, uiten
eigen gedachten en gevoelens.
o Zelfactualisering. niet gebaseerd op natuurlijk aanwezige ‘goedheid’ van
de mens. Is mede cultuurbepaald. Mens is ook sociaal wezen, gevoelig
voor normen en invloeden omgeving, anderen. Leven is geven en nemen.
2. TE VAAG:
o Gebrek aan directiviteit. Vanuit cognitieve psychologie (jaren 70). Ziet
mens als individu dat denken en voelen kan leren wijzigen en meer inzicht
kan krijgen in eigen functioneren. Richt zich op hoe mens informatie
opneemt, verwerkt, codeert, bewaart en weer beschikbaar maakt voor
gebruik. Signaleert gebrek aan directiviteit en te weinig beïnvloeding van
het cognitieve proces. Cliënt éérder wijzen op verkeerde denkgewoonten
en alternatieven voorleggen. Bijv. training in assertiviteit.
o Zelfactualisering gaat niet ‘vanzelf’. Mens is geen ontluikende bloem!
3. ROGERS WÉL ESSENTIEEL:
o Noodzaak van een goede relatie tussen helper en cliënt als voorwaarde
voor effectieve hulpverlening.
o Ruim gelegenheid voor cliënt om zo zelfstandig mogelijk een oplossing te
vinden voor problemen.
o Algemene (niet te specifieke) start van relatie is nodig om beeld te krijgen
van wat omgaat in cliënt.
o Herkenbaar onderscheid tussen zelfbeeld en ideaalbeeld, tussen wat jezelf
voelt en wat je meent te moeten voelen.
Cognitieve theorie over het beleven (Wexler 1974)
1. ZELFACTUALISATIE : geen passief maar een actief proces. Mens selecteert,
ordent en maakt eigen beleving. Heeft eigen stijl.
2. SELECTIE ETC . IS BEÏNVLOEDBAAR : je kunt leren het anders te doen.
3. SELECTIE EN INTERPRETATIE LEIDT TOT INFORMATIEVERWERKING .
o Hierbij speelt taal een rol: verwoorden, benoemen schept helderheid.
o Differentiatie: verfijning en nuancering aanbrengen in beleving.
o Integratie: verbanden leggen, overzicht krijgen. Kan leiden tot ‘nieuwe
kijk’.
4. PLAATS VAN GEVOELENS: staan niet op zich, maar zijn verbonden met
cognitieve processen. Verwerken informatie leidt tot gevoelens.