100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Development learning and behavior exam 1 €4,49
In winkelwagen

Tentamen (uitwerkingen)

Development learning and behavior exam 1

 11 keer bekeken  0 keer verkocht

These are my notes about everything you need to know for the first exam of the subject development, learning and behavior. There are notes from the colleges and a summary of the book chapters.

Voorbeeld 4 van de 35  pagina's

  • 3 januari 2023
  • 35
  • 2021/2022
  • Tentamen (uitwerkingen)
  • Vragen en antwoorden
Alle documenten voor dit vak (55)
avatar-seller
natasja818nk
Genes and GxE interactions
Certain trades transmitted within families.
Visual appearances. Often based on visual cues, children faces often resembles that from the
parents. Heredity does not only apply to physical appearances but also behavior.

 Field of research interested in genes and behavior is called behavior genetics.

Twin studies
Delen 100% van genen dus zijn identiek. Beste manier om invloed van omgeving te meten.
MZ-paren: erven allebei 100% dezelfde genen, altijd dezelfde sekse.
DZ-paren: erven allebei 50% dezelfde genen, zelfde of verschillende sekse.
Equal environment assumption: omgeving is gelijk. Hiermee kan de invloed van de genen vs. De
omgeving worden bekeken. Hierbij komt eruit dat MZ paren meer gelijk zijn dat DZ paren.

Prenatal environment resulteert ook in verschillen.
Tweelingen hebben ook een deel niet-gedeelde omgeving. Omgeving heeft ook veel invloed.

Adoptie studies
Een geadopteerd kind deelt zijn genen met zijn biologische ouders, maar deelt zijn omgeving met de
adoptieouders. Het is een manier om een onderscheid te maken tussen de invloed van de genen en
de invloed van de omgeving.
 Als adoptiekind meer gedrag van adoptieouders overneemt weten we dat omgeving een
grotere rol speelt.

Van twin studies en adoptie studies kunnen we rekenen wat de heritability rate is. 1 is 100%
genetische invloed en 0 is dat genen geen enkele rol spelen. In de werkelijk is het altijd tussen 0 en 1.
Het is belangrijk om te begrijpen dat de heritability rate niet hetzelfde is voor iedereen.
De erfelijkheid rate kan verschillen over tijd.

 In kindertijd heritability rate 0.4 -> adolescentie 0.5 -> jonge volwassenheid 0.6.
 Wordt genetic amplification genoemd, als het over tijd verandert.
 Active model of selected environments. Wat betekent dat wij actief onze eigen omgeving
kiezen. Gebaseerd op genetic predisposition.
o Voorbeeld: hoger IQ selecteren omgeving die hier bij past (goede scholen bijv.) ->
resulteert in hogere heritability scores.

Hoe werken genen en hoe interacteert de omgeving met de genen.
Als we denken aan fenotype, genotype en omgeving zijn er veel verschillende relaties ertussen.
Genotype ouder genotype kindfenotype kind  omgeving kind  fenotype kind en genotype
kind.

1. Genotype ouders  genotype kind interactie:
- Ons lichaam heeft heel veel cellen die allemaal nucleussen bevatten (kern cel). Elk 46
chromosomen die gepaard zijn. Een paar heeft twee chromosomen. Het is gekruld DNA
(chromosoom).
- Er zijn cellen die maar 23 chromosomen bevat: de geslachtscellen. Kind krijgt 23 van moeder
en 23 van vader. Gameet bevat 23 chromosomen die met een andere gameet een zygote
vormt met 46 chromosomen.

,Waarom zijn broers/zussen niet identiek:
1. Random assortment:
There are two moments in which random assortment occurs. The first one is when the sex cells are
created. When these cells are create, they stem from a single cell that had 46 chromosomes. From
this cell, the sex cells were made, but the sex cells only contain 23 chromosomes. Which
chromosomes are part of the new sex cells, is something that is randomly decided for each new sex
cell. The second moment random assortment happens, is during ferilization. Here you have a random
sperm cell and a random egg cell that combine. Here you have even more possibilities.
o Wanneer de sekse cellen gecreëerd worden. (2 23).
o Bij bevruchting. (223 x 2 23 )
1. Crossing over: secties van het DNA ruilen van chromosomen.
o Van het proces meiose krijg je nieuwe cellen met 23 chromosomen.
o Deel van DNA geswitcht.
1. Mutaties: per ongelijke veranderingen in het DNA.
o Kan ziektes veroorzaken, maar kan ook positieve effecten hebben.
 Bijv. cellen verantwoordelijk voor sikkelcelanemie, leveren ook bescherming
tegen malaria.

1. Genotype kind  Fenotype kind
- Genen zijn segmenten van DNA.
- Elk paar chromosomen draagt genen van hetzelfde type op dezelfde locatie.
- Genen vertellen cellen wat ze moeten doen.
o Ze doen dit door proteïnes aan te maken. DNA is kookboek dat recepten heeft over
hoe je dingen moet doen. Proteïnes bepalen wat cellen moeten doen.
- Waarom maken niet alle cellen dezelfde proteins?
o Genen in een bepaalde cel werken niet allemaal tegelijkertijd, specifiek in de
embryonale ontwikkeling.
 Switch on-of wordt vooral gedaan door regulator genes gebeurt altijd in
een chain of genetic events.

Genen expressie
 Dominant allel
 Recessief allel
 Heterozygoot (Bb)
 Homozygoot (BB/bb)

- Wanneer het dominante allel aanwezig is zal het kind de dominante gen hebben. Enkel
wanneer het dominante allel niet aanwezig is zal het recessieve gen tot uiting komen.
Polygenetic: beïnvloedt door veel verschillende genen

1. Omgeving kind  fenotype kind relatie
 Focus op hoe de omgeving interacteert met de genen wat het fenotype beïnvloedt.
 Met hetzelfde genetische materiaal bepaald de omgeving wat de definitieve uitkomst zal zijn.

Stressvolle momenten zijn risicovol voor psychologische problemen later in het leven bij kinderen.
Maar niet elk kind zal dit ontwikkelen, dus iets anders moet ook van invloed zijn. Sommige mensen
zullen meer kwetsbaar hiervoor zijn.

Veel genen zijn related met elkaar en interacteren met elkaar. Veel onderzoekers kijken naar het
genoom (alle genen bij elkaar) : genome wide association studies, omdat ze het gehele genoom
meenemen.

, 1. Fenotype kind  omgeving kind
- Kind creëert eigen omgeving.
o Bijv. kind dat lezen leuk vindt zal dit ook meer doen.
- Kan werken in een minder positieve manier.
o Kinderen met gedragsproblemen krijgen meer problemen met ouders en minder
positieve reacties, wat de gedragsproblemen versterkt.

1. Omgeving kind  genotype kind
- Epigenetica: de studie van stabiele veranderingen in genen expressie die gemedieerd worden
door de omgeving. Meest voorkomend: methylation
o Genetische code veranderd niet, maar de expressie ervan.
- Genotype een fixed concept. ( 1 allel vader en 1 moeder en dat is het). De structuur kan
alleen veranderd worden door de omgeving.

Gene-environment interaction vs epigenetics
 Gene-environment interaction  een bepaalde genotype maakt je meer kwetsbaar voor
omgevingsinvloeden. Geen veranderingen in genetica activiteiten of expressie.
 Epigenetics de omgeving verandert de activiteit/expressie van de genen.
Belangrijke concepten
- Genotype : het genetische materiaal geërfd door de ouders.
- Fenotype : de geobserveerde expressie van de genen.
- Omgeving : alles anders dan de genen.
- Allel
- Polygenetic: beïnvloedt door veel verschillende genen.
- Epigenetics
- Methylation



Prenatal development
WEIRD science
- Based on what is currently known about scientific research.
- Knowledge largely based on weird science
- Western, Educated, Industrialized, Rich, Democratic
- 95% participants of countries form 12% of world population
- Not certain to what extent typical development can be generalized to other population
- We know little about individuals out of the WEIRD people.
- Implication useful, turned out to be telling things about other people as well.
- We need to be careful and not generalize the weird people results. We cannot use it as a
golden standard.
- Means that we need to strive for more diverse samples in the research. Does not mean to
use more diverse samples to get a better aproximation of the gold standard for all humans.
o Reason is that such universal golden standard probably do not exist. The processes
that make up development are shaped by continuous interactions between various
systems within us and our environment. As a result development will be different for
everyone.

Müller-Lyer illusion
- Two lines in reality the same length

, - Illusion
- Illusion different to different cultures.
o Explained by the amount of angular structures present in various cultures. The more
straight angles there are present in the environment, the more you are attuned to
use these features to gage depth.
What is development?
- Specific type of change.
o Qualitative.
 Not how much there is but about changes what there is.
o Sequantial
 Over development some changes proceed other needs before some
development takes place.
o Cumulative.
 One developmental stage can build up other developmental stage.
o Directional
 Progressive, regressive
 Build up or broken down
o Multifactorial
 There is not one factor that can determine the course of development. Some
may be important at some moments.
o Individual
 Developmental pathways unique for every human being.
 Depicted in terms of milestones. Certain stages. Order can be different
between individuals. Some people seem to skip some milestones.

Prenatal development
- Female eggcells develop in embryo around 20 weeks.
- Eggcells female eggcells

Two types of cell division
- Mitoses
o Normal cell division
o Each cell contains full complement of genetic material.
 Genetic blue print
 Tells cell what to be and to do
 Information described in genes and chromosomes.
o All genetic material neatly copied and separated in 2 sets. So that after the cell
division is complete, the remaining two cells contains an identical full copy of your
genetic code.
- Meiosis
o Creates sex cells
o After genetic material is copied the dead mom pairs of chromosomes first exchange
genetic information between each other in the process called crossing-over.
 Ends up with 4 cells
o This process is basis for genetic variation and therefore the genetic basis for
qindividual differences in all kinds of development.
 This can help us understand the interaction between nature and nurture.
 Cause you have monozygote twins and diozygote twins.
 Identical and not identical.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper natasja818nk. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd