Vp theorie
Hoofdstuk 5 medicijngebruik
5.1 wat zijn medicijnen en welke namen hebben ze
Medicijnen hebben vaak drie soorten namen:
Chemische naam of soortnaam: de chemische naam verwijst naar de groep medicijnen waartoe dit
medicijn behoort op basis van de chemische samenstelling. Een voorbeeld van een dergelijke naam is
de groep benzodiazepine.
Stofnaam of generieke naam: de stofnaam verwijst naar het werkzame bestanddeel van het middel.
Stofnamen van medicijnen uit dezelfde groep lijken vaak op elkaar. Zo eindigen medicijnen uit de
groep benzodiazepines meestal op ‘pam’, bijvoorbeeld oxazepam of diazepam.
Merknaam of handelsnaam: de merknaam is de beschermde naam van de producent. Een merknaam
begint met een hoofdletter en wordt gevolgd door het teken ®. Het teken ® betekent dat het een
merknaam is die in Nederland is geregistreerd. Voor diazepam is dit bijvoorbeeld: Valium® of
Stesolid®.
Naamgeving medicatie
Chemische naam/werkring Generieke naam Merknaam
Benzodiazepine Diazepam Valium®
Selectieve Fluoxtine Prozac®
serotonineheropnameremmer
(SSRI)
Cumarineproduct Acenocoumarol Sintrom®
Bacteriedodend antibioticum Flucloxacilline Floxapen®
5.2 de werking van medicijnen
Werking van medicijnen
Werking Voorbeeld
Voorkomen van ziekte (profylactische werking) DKTP-vaccinatie, griepprik
Anti-epileptica, antibiotica
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte of Antibiotica (vernietigen bacteriën, zoals
handicap (causale werking) penicilline)
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van Analgetica (pijnbestrijding, zoals paracetamol)
een ziekte of handicap (symptoombestrijding) Laxantia (laxeermiddelen bij obstipatie
Psychofarmaca (beïnvloeden stemming bij
psychische of psychiatrische aandoeningen)
Slaapmiddelen
Aanvullen van tekorten IJzerpreparaten (bloedarmoede)
Anticoagulantia (stollingsremmers)
Verminderen van klachten door suggestie Placebo’s
, Vp theorie
5.2.1 risico’s van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. De volgende risico’s komen voor:
- Bijwerkingen → neveneffecten als diarree, jeuk en dergelijke;
- Cumulatie → ophoping van medicijnen in het lichaam;
- Interactie → werking van medicatie op elkaar;
- Verslaving → lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid;
- Gewenning → steeds meer van een geneesmiddel nodig hebben om hetzelfde effect te
bereiken.
Bijwerkingen
Een medicijn werkt alleen als het op de plaats komt waar het nodig is. Via het bloed komt het middel
ook op plaatsen waar het niet nodig is. Het medicijn kan dan een ongewenste werking hebben: er
kunnen bijwerkingen optreden.
Een bijwerking is een ongewenste reactie bij gebruik van een normale dosering van een medicijn.
Veelvoorkomende bijwerkingen zijn: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, jeuk, maagpijn,
gewenning en verslaving.
Iedere zorgvrager reageert anders op een middel en kan zelf het best aangeven welke veranderingen
er optreden. Er zijn ook zorgvragers die de veranderingen niet kunnen aangeven. De volgende
punten zijn dan van groot belang:
- Observeer de zorgvrager goed en rapporteer je observaties zorgvuldig.
- Schakel zo nodig een arts in.
Cumulatie en interactie
Cumulatie betekent ophoping. Een ophoping van medicijnen kan ontstaan doordat er te veel van
geslikt wordt of doordat het medicijn te langzaam wordt afgebroken. De concentratie in het bloed
wordt te hoog, waardoor een vergiftiging kan ontstaan.
Medicijnen kunnen elkaar ook tegenwerken. Ze kunnen elkaar versterken of juist tegenwerken. De
apotheker houdt precies bij welke medicijnen een zv krijgt.
Verslaving en gewenning
Als iemand geestelijk of lichamelijk afhankelijk wordt van een medicijn, is er sprake van verslaving.
Het lichaam is gewend aan regelmatige toevoer van de verslavende stof en heeft zich daarop
ingesteld. Wanneer die toevoer stopt, is er een gebrek aan die verslavende stof en ontstaat er
ontwenningsverschijnselen. Er zijn lichamelijke ontwenningsverschijnselen, zoals trillen, transpireren,
zich ziek voelen en psychische ontwenningsverschijnselen, zoals een sterk verlangen naar het middel.
Een ander verschijnsel is gewenning. Iemand heeft dan meer van het middel nodig om hetzelfde
effect te ervaren. Wanneer men stopt met het middel, ontstaan er echter geen
ontwenningsverschijnselen.
, Vp theorie
5.2.2 placebo-effect
Alles wat een zv als een behandeling ziet, kan invloed hebben op die persoon. Dat komt doordat hij
min of meer verwacht dat een behandeling effect heeft. Dit geldt voor pillen, injecties en operatie,
maar ook voor massages en oefentherapieën. Klachten kunnen verdwijnen, maar ook verergeren.
Als door behandelingen die volgens de medische wetenschap geen effect kunnen hebben, de
klachten toch verminderen of verdwijnen, dan is er sprake van het placebo-effect.
Een placebo is een middel dat er wel als geneesmiddel uitziet, maar geen werkzame stoffen bevat
(een soort neppil).
5.3 hoe kun je medicijnen verkrijgen
Een recept is een verzoek van (meestal) een arts aan de apotheker om de zorgvrager een medicijn te
geven. De apotheker controleert of bij het voorgeschreven medicijn de juiste dosering, sterkte en
toedieningswijze staan en wijzigt dat zo nodig in overleg met de arts. Eventueel overlegt hij ook over
de versterkende of tegenwerkende werking in combinatie met andere medicijnen die de zorgvrager
gebruikt. De apotheker kan de zorgvrager uitgebreide voorlichting geven over het medicijn en het
gebruik ervan.
Een apotheker kan met behulp van de gegevens in de computer meteen zien of het medicijn
meegegeven mag worden. Van alle zorgvragers houdt hij bij welke medicijnen ze wanneer hebben
ontvangen. Alle bijwerkingen, maar ook versterkende of tegenwerkende werkingen met andere
medicijnen zijn vermeld.
Op een recept moet staan:
- Bijwerkingen;
- De naam en de geboortedatum van de zv;
- De naam en het adres van de voorschrijvende arts;
- De handtekening van de arts;
- De naam van het medicijn;
- De sterkte;
- De dosering;
- De toedieningswijze;
- Een waarschuwing als het medicijn het bewustzijn kan beïnvloeden.
Medicijnen op recept in de thuissituatie
Als de zorgvrager in de thuissituatie klachten heeft, kan de arts medicijnen voorschrijven. De arts
schrijft dan een recept uit op naam van de zorgvrager. Andere disciplines die een recept mogen
voorschrijven, zijn tandartsen, verloskundigen of psychiaters. Deze vier beroepsgroepen mogen
alleen medicijnen voorschrijven die nodig zijn voor de klachten die zij kunnen diagnosticeren en
behandelen.