Samenvatting ‘The Making of the West’
Chapter 10: Commercial Quickening and Religious Reform
§10.1 The Commercial Revolution
Door de verbeteringen in de landbouw en er meer land is ontgonnen kon er een voedsel
surplus ontstaan. De bevolking kon hierdoor groeien, waardoor er nieuwe urbane (stedelijke)
populaties ontstonden.
Oude steden hadden voornamelijk religieuze, sociale en politieke functies. Terwijl
middeleeuwse steden (de nieuwe steden) het centrum waren van productie en economische
activiteiten.
Rijkdom betekende macht: hierdoor was het mogelijk dat bewoners in een stad overgingen
op zelfbestuur.
Fairs, Towns, and Cities:
De economische revolutie was te zien op drie manieren:
1) Markten à lokale producten die over waren werden hier verkocht.
2) Jaarmarkt (fairs) à handelaren komen hier hun spullen verkopen uit andere
gebieden. Deze beurzen duurden ook dagen tot een paar maanden. Particuliere
goederen werden er verkocht, bijv. wijn.
3) Permanente centrums (steden en dorpen) ontwikkeld rondom kastelen, kloosters
en binnen de muren van oude Romeinse steden. Grote heren op het land wilden
profiteren van de winsten die hun landbouwgoederen opleverden. Aan het einde
van de 10e eeuw à reorganiseren van landbouwgrond voor meer productiviteit, ze
moedigen boeren aan om nieuw land te bewerken en zetten ze diensten en
contributies om in geldbetalingen. à Door contant geld bevorderen ze niet alleen
de ontwikkeling van luxegoederen die ze konden kopen, maar ook trok het
handelaren en ambachtslieden aan om zich in de buurt te vestigen.
Langeafstandshandelaren waren Italianen en joden. Italianen begonnen met
handel over lange afstanden vanwege de nabijheid van Byzantijnse en
islamitische havens. Joden uit de regio rond de Middellandse Zee waren al vanaf
de Romeinse tijd betrokken bij handel. Vanaf de 10e eeuw à joden werden van het
platteland verdreven door lokale heren. Ze vonden onderdak in nieuwe dorpen en
steden. Vanaf de 11e eeuw à joden woonden voornamelijk in de steden, maar ze
waren geen staatsburger. Vaak werden zij artsen, financiers, rechters, etc. à Ze
waren lijfeigenen van de koning.
De commerciële centra groeiden het snelste in de gebieden rond de belangrijkste
waterwegen, zoals: De Middellandse Zee, het Rijnland, het Engelse kanaal, de
Oostzee, de Po.
Organizing Crafts and Commerce
In de Middeleeuwen waren de meeste goederen gemaakt met de hand of met
primitieve machine en of met hulpmiddelen. De belangrijkste organisatie was de
gilde (guild). Zij waren mensen die hetzelfde beroep en religie uitoefenen, een
christelijke broederschap. Al snel werden gilden professionele bedrijven, die hun
eigen regels mochten bedenken, bijv. de schoenmakersgilde of de bakkersgilde.
Voor de vervaardiging van afgewerkte producten was vaak de medewerking nodig
van diverse gilden, die meestal werkten onder het toezicht van een koopmansgilde.
Bij elke gilde was er een hiërarchie:
- Leerling: die het vak leerden.
- Gezel: dagloner, je beheerste het vak.
, - Meester: het was moeilijk om een meester te worden. Jongen mensen konden vele
jaren doorbrengen als leerling of gezel. Na het behalen van de meesterproef was jij
een meester.
Naast gilden creëerden middeleeuwse ondernemers nieuwe soorten zakelijke
arrangementen door middel van partnerschappen, contracten en grootschalige
ondernemingen à de voorlopers van het modern kapitalisme. Hoewel ze vele
vormen aannamen, hadden al deze zakelijke overeenkomsten het
gemeenschappelijke doel om mensen samen te brengen om hun middelen te
bundelen en grotere initiatieven te financieren.
Communes: Self-Government for the Towns
In de 11e en 12e eeuw pasten stedelingen niet in de oude categorieën van
middeleeuwse types: zij die bidden, zij die vechten of zij die werken op het land. à
Omdat de stedelingen (burgers) anders waren dan die groepen, gaf dit de
stedelingen een gevoel van solidariteit.
Steden moesten vrijheden verkrijgen, zoals het recht om zichzelf te besturen, deze
privileges werden afgegeven door de politieke macht die hen regeerden, zoals
bisschoppen, koningen, graven of kasteleinen. Er ontstond een stadsinstelling van
zelfbestuur een commune. Ze betaalden een flink bedrag om hun vrijheden en
wetten op te stellen voor de stad. à Ze kwamen vooral voor in Noord- en Midden-
Italië, Frankijk en Vlaanderen.
Buiten Italië vonden bewegingen voor stadsonafhankelijk plaats in het kader van
grotere koninkrijken of vorstendommen. Dergelijke bewegingen waren soms
gewelddadig, zoals in Milaan.
The Commercial Revolution in the Countryside
Het platteland zat gevangen in het web van de handel. Rond het jaar 1150 was het
stadsleven in veel regio’s georganiseerd voor de markt. Ook boeren namen deel aan
de nieuwe handelseconomie. Door de toename van de bevolking en de daaruit
voortvloeiende vraag naar voedsel moest er meer bouwgrond worden ontgonnen.
Soms sponsorden heren landontginning.
De commerciële revolutie en de daaruit voortvloeiende geldeconomie brachten de
boeren zowel voordelen als lasten met zich mee. à Ze profiteerden van stijgende
prijzen, waardoor hun vaste huren minder zwaar werden. Ze hadden toegang tot de
marken waar ze hun overschot konden verkopen en konden kopen wat ze misten.
Toename van ontginning van landbouwgrond en het gebruik van ijzeren werktuigen
zorgden voor een grote productiviteit. Boeren kregen ook meer persoonlijke vrijheid
toen ze de controle door hun heren afschudden. Deze voordelen werden echter deels
tenietgedaan door hun kasverplichtingen. De commerciële revolutie kostten de
boeren veel geld, maar hadden hierdoor wel meer productie.