Praktisch burgerlijk procesrecht, derde druk
Mr. J.P.H. Timmermans & mr. N.H.P.G. Sommers
1. Kennismaking en ontwikkelingen
1.1 Materieel en formeel burgerlijk recht
Publiekrecht Het publiekrecht ziet op de rechtsverhouding tussen burger en overheid.
De rechtsgebieden die hier ondervallen zijn bijvoorbeeld het strafrecht en
bestuursrecht.
Privaatrecht Het privaatrecht (ook wel het civiele of burgerlijk recht) ziet op de
verhouding tussen burgers onderling. De rechtsgebieden die hieronder
vallen zijn bijvoorbeeld het verbintenissenrecht, het arbeidsrecht of het
ondernemingsrecht.
Materiële burgerlijk recht Het materiële burgerlijk recht omvat de inhoudelijke rechten en plichten.
De rechtsregels om situaties, rechtsverhoudingen en handelingen
juridisch te definiëren en te kwalificeren.
Formele burgerlijk recht Het formele burgerlijk recht bevat regels over hoe je de materiële
rechtsregels kan afdwingen bij de rechter. Het gaat over de manier
waarop een procedure moet worden gevoerd.
Burgerlijk procesrecht Het burgerlijk procesrecht omdat vormvoorschriften en proceduregels
waarmee in een civiele procedure door een diens persoon materiële
rechten plichten kunnen worden vastgesteld, tot stand gebracht, gewijzigd
en beëindigd.
1.2 Functies van burgerlijk procesrecht
Het burgerlijk procesrecht heeft verschillende functies:
1. Het handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten.
1. Het effectueren van rechten en plichten
2. Het vaststellen van rechten en plichten
3. Het tot stand brengen van rechten en plichten
4. Het wijzigen van rechten en plichten
5. Het beëindigen van rechten en plichten;
2. Het voorkomen van een gerechtelijke procedure.
Dit is de zogenoemde ‘preventie functie’. De middelen die het burgerlijk procesrecht biedt,
zoals het uitbrengen van een dagvaarding, kunnen een preventieve werking hebben;
3. Het voorkomen van eigenrichting.
Eigenrichting houdt in dat een persoon zelf met eigen middelen zijn recht gaat halen zonder
hulp van de overheid en zonder dat hem daartoe een wettelijke bevoegdheid is gegeven;
1.3 Bronnen van burgerlijk procesrecht
De vindplaats van een bepaalde rechtsregel wordt de rechtsbron genoemd. Als rechtsbronnen van
het burgerlijk procesrecht gelden met name de wet, verdragen en jurisprudentie.
De belangrijkste wetten voor het burgerlijk procesrecht zijn:
1. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
2. Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO).
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevat concrete regels over het voeren van een
procedure bij de burgerlijke rechter. In de Wet op de rechterlijke organisatie staat beschreven hoe
de rechterlijke macht is georganiseerd in Nederland.
1
,Relevante internationale regelgeving voor het Nederlands burgerlijk procesrecht:
1. EEX-Vordering (betreffende de rechtelijke bevoegdheid de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen bij burgerlijke en handelszaken);
2. EG-Bewijsvordering (betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op
het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken);
3. EG-Betekeningsverordening (inzake de betekening en kennisgeving in de lidstade van
gerechtelijke en buitengerechtelijk stukken in burgerlijke of in handelszaken);
4. Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele
vrijheiden (EVRM).
1.4 Algemene uitgangspunten
Recht op rechtspraak en rechtsbijstand art. 17-18 en 112 Gw
Het recht op rechtspraak en rechtsbijstand houdt in dat door iedereen een geschil moet kunnen
worden voorgelegd aan een overhemdrechter en dat een ieder recht heeft op juridische bijstand in
een procedure.
Onafhankelijk en onpartijdige rechters
Uitgangspunt in het Nederlands recht is dat er recht wordt gesproken door een onafhankelijke en
onpartijdige gerechtelijke instantie die bij de wet ingesteld is. Onafhankelijkheid betekent dat de
rechter geen verantwoording verschuldigd is aan de overheid of collega rechters. Onpartijdigheid
houdt in dat de rechter oordeelt zonder zich te laten leiden door de personen van de
rechtspersonen.
Indien een partij op gerechtvaardigde gronden twijfelt aan de onpartijdigheid van een rechter, kan
die partij een verzoek tot wraking doen (art. 36 Rv). Indien de rechter zelf van mening is dat hij in
een bepaalde zaak niet onpartijdig kan zijn, kan hij verzoeken zich te laten vervangen door een
andere rechter. Dit wordt verschoning genoemd (art. 40 Rv).
Hoor en wederhoor (ook wel gelijkheidsbeginsel genoemd)
Het beginsel van hoor en wederhoor houdt in dat beide partijen in de gelegenheid moeten worden
gesteld om hun standpunten, vorderingen en verweer kenbaar te maken en over en weer te
reageren (art. 19 Rv).
Behandeling en beslissing binnen redelijke termijn
De behandeling van en beslissing over de zaak dienen binnen een redelijke termijn te geschieden
(art. 20 Rv).
Openbaarheid van zitting en uitspraak
Het openbaarheidsbeginsel heeft betrekking op de openbaarheid van de terechtzitting en de
openbaarheid van de uitspraak. Art. 27 lid 1 Rv bepaalt dat een terechtzitting in het openbaar dient
te geschieden. Hier kan echter een uitzondering worden gemaakt indien de goede zeden,
openbare orde, de nationale veiligheid van de democratische samenleving, de belangen van
minderjarigen of de bescherming van het privéleven van procespartijen de besloten behandeling
noodzakelijk maken. Ook de uitspraak moet in het openbaar plaatsvinden, zo bepaalt art. 28 lid 1
Rv. Hier kan geen uitzondering op worden gemaakt.
Motiveringsbeginsel
Art. 30 Rv, art. 121 Gw en art. 5 lid 1 Wet RO bepalen dat de rechter zijn uitspraak moet
motiveren.
Geen rechtsweigering en volledige beslissing
De rechter moet altijd een beslissing geven over het geschil dat aan hem is voorgelegd. Hij mag
niet weigeren een uitspraak te doen, zo bepaalt art. 26 Rv en art. 13 Wet Algemene Bepalingen.
Daarnaast moet zijn uitspraak volledig zijn, dus alle geschilpunten betreffen (art. 23 Rv).
2
,Beginsel van partijautonomie (wordt ook wel het lijdelijkheidsbeginsel genoemd) art. 24 Rv
De omvang van de gerechtelijke procedure wordt gevormd door de partijen. De rechter is lijdelijk.
Hij oordeelt slechts over vorderingen, verzoeken, verweren, stellingen en argumenten die partijen
aan hem voorleggen. Hij kan niet meer toekennen dat hetgeen wordt gevorderd of verzocht.
Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden art. 25 Rv
Indien een procespartij zijn vordering of verweer baseert op een onjuiste rechtsgrondslag, moet de
rechter de procespartij te hulp schieten door de juiste rechtsgrond aan te vullen. Voorwaarde is wel
dat de procespartij voldoende feiten en omstandigheden aanvoert om de juiste rechtsgrond te
kunnen onderbouwen.
1.5 Ontwikkelingen
De rechterlijke organisatie zit in een soort moderniseringsfase. Door de Wet herziening
gerechtelijke kaart van 1 januari 2013 heeft er een schaalvergroting plaatsgevonden waardoor het
aantal arrondissementen en ressorten zijn verminderd. Rechtbanken hebben een nieuwe naam
gekregen en zaken worden anders over rechtbanken verdeeld.
Het Wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht beoogt de rechtspraak
toegankelijker te maken en een eenvoudiger rechtsgang te bieden in het burgerlijk procesrecht en
het bestuursprocesrecht. Het wetsvoorstel betreft de volgende vier voornemens:
1. Er komt een uniforme procedure in de plaats van de dagvaardingsprocedure en de
verzoekschriftprocedure. De nieuwe procedure wordt de basisprocedure genoemd.
2. De mondelinge behandeling komt in de nieuwe basisprocedure centraal te staan.
3. Het wordt mogelijk om een procedure voor de burgerlijke rechter digitaal te starten. Het
voornemen is om digitaal procederen verplicht te stellen voor professionele partijen. Dat zal
niet gelden voor personen die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf en die
geen gebruik maken van een professioneel gemachtigde.
4. Het stramien voor de basisprocedure zal ook worden toegepast op procedures in hoger
beroep.
Deze modernisering en vernieuwing van rechtspraak wordt vanaf 2014 stapsgewijs doorgevoerd.
3
,2 Deelnemers aan het burgerlijk procesrecht
2.1 Procespartijen
Natuurlijke personen en rechtspersonen
Aan een civiele procedure kunnen natuurlijke personen en rechtspersonen (bijvoorbeeld een
naamloze of besloten vennootschap, of de gemeente) deelnemen.
Vertegenwoordiging van de natuurlijke persoon
Wanneer een natuurlijke persoon niet handelingsbekwaam is (art. 3:32 BW) moet hij worden
vertegenwoordigd door een handelingsbekwame persoon die optreedt als zijn wettelijke
vertegenwoordiger. De vertegenwoordiger noemen we dan de formele procespartij en de
vertegenwoordigde noemen we de materiële procespartij.
Vertegenwoordiging van de rechtspersoon
Rechtspersonen kunnen niet zelf procederen, ze kunnen immers geen feitelijke handeling
verrichten. De rechtspersoon zal zich daarom moeten laten vertegenwoordigen door een
natuurlijke persoon. De vertegenwoordiger wordt in dit geval geen formele procespartij genoemd.
De rechtspersoon is zowel de formele als materiële procespartij.
Procederen uit groepsbelang of algemeen belang
Het is ook mogelijk dan een partij een procedure start vanwege een groepsbelang of algemeen
belang. De eiser treedt in dat geval in de procedure op als belangenbehartiger voor dit collectieve
belang.
2.2 Rechtshulpverleners
Voor het voeren van een gerechtelijke procedure is een specialistische kennis vereist. Om die
reden is het een procespartij veelal aan te raden om zich in een procedure te laten bijstaan door
een deskundige rechtshulpverlener. In art. 18 Gw is het recht op rechtsbijstand verankerd. Ook
procespartijen met onvoldoende financiële draagkracht wordt het mogelijk gemaakt om
rechtsbijstandverlener in te schakelen.
Advocaat
Een advocaat is krachtens de Advocatenwet beëdigd om procespartijen van deskundige
rechtsbijstand te voorzien. In veel gevallen geldt dat een procesvertegenwoordiging door een
advocaat verplicht is (art. 29 lid 1 Rv), maar in procedures voor de kantonrechter en een
kortgedingprocedure (art. 225 lid 1 Rv) is dit niet verplicht.
Tot de taken van aan advocaat behoren onder andere:
1. Het voeren van gerechtelijke procedures;
2. Processtukken opstellen;
3. Het woord voeren tijdens het pleidooi;
4. Het aanspreekpunt zijn tijdens zittingen en getuigenverhoren;
5. Besprekingen en onderhandelingen voeren in het belang van zijn zaak;
6. Administratie (termijnen voor het aanleveren van stukken bewaken)
7. Het aanbieden van stukken aan de gerechtelijke instantie;
8. Het mede bepalen van de te nemen processtappen in de procedure;
9. Het zorg dragen voor de uitwisseling van de correspondentie tussen de gerechtelijke instantie
en de procespartijen.
Een advocaat met adviespraktijk houdt zich vaak bezig met het opstellen van contracten,
bemiddeling of het voeren van een onderhandeling om een juridisch conflict te voorkomen of in de
kiem te smoren.
Een advocaat die bij de hoge Raad procedeert wordt een cassatieadvocaat genoemd.
4
, Andere rechtshulpverleners
Een partij kan zich ook laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. De gemachtigde is in dat
geval bevoegd om de proceshandelingen in naam van de partij te verrichten.
2.3 Gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarder is een door de Kroon benoemd openbaar ambtenaar met officiële
ambtstaken. De officiële ambtstaken die de deurwaarder verricht, kunnen worden onderscheiden
in drie kerntaken:
1. Het uitbrengen van exploten;
2. Het leggen van conservatoir beslag;
3. Het ten uitvoer leggen van uitspraken van de rechter.
Het uitbrengen van exploten
Een exploot is een schriftelijke aanzegging of mededeling van de ene partij, aan de andere, die
door een gerechtsdeurwaarder wordt ondertekend (betekend) en uitgebracht.
Het leggen van conservatoir beslag
Als er tussen partijen een geschil bestaat waarover geprocedeerd wordt of gaat worden, is er vaak
de behoefte om het geld of de zaken waarover het geschil bestaat veilig te stellen, zodat er na
afloop van een eventuele procedure niet alsnog achter het net wordt gevist. De deurwaarder legt
dan conservatoir (bewarend) beslag.
Het ten uitvoer leggen van uitspraken van de rechter
Wanneer een partij zich niet houdt aan de afspraak van de rechter, dan kan de
gerechtsdeurwaarder door het verrichten van ambtshandelingen de nakoming van deze uitspraak
afdwingen.
2.4 Griffier en gerechtssecretaris
De griffie is de gerechtelijke administratie. Wanneer een partij, een rechtshulp verlener of een
andere betrokkene advocaat vragen heeft over de aanhangige procedure, kan contact worden
opgenomen met de griffie. De gerechtssecretaris wordt de terechtzittingen en verhoren bij om daar
een proces-verbaal van te maken. In deze hoedanigheid wordt de gerechtssecretaris de griffier
genoemd. De gerechtssecretaris bereidt de zitting voor door het maken van een analyse van de
zaak en een advies voor de rechter. Na de zitting maakt hij een conceptvonnis dat wordt
voorgelegd aan de rechter.
2.5 Rechter
De beslissing in een civiele procedure wordt genomen door de rechter.
2.5.1 Taak en positie van de rechter
In de einduitspraak bepaalt de rechter wie van de partijen geheel of gedeeltelijk gelijk krijgt. Over
het verloop van de procedure voert de rechter de regie. Hij beslist onder andere of er een zitting
wordt gehouden of verzoeken worden gehonoreerd.
Uitgangspunt voor een eerlijke behandeling van een zaak door de rechter is dat de rechter
onaardigen en onafhankelijk is. De onafhankelijkheid van de rechter moet bestaan ten opzichte
van degene die hem benoemt, ten opzichte van partijen en ten opzichte van elke mogelijke invloed
van buiten. De benoeming van de rechter geschiedt bij koninklijk besluit en hij wordt voor het leven
benoemd (art. 117 Gw).
Ten opzichte van partijen en derden die in een procedure een rol spelen, moet de rechter ook
onpartijdig zijn. Om dit zoveel mogelijk te waarborgen mogen rechters zelf geen belangen hebben
in een zaak of te nauw betrokken zijn bij een van de partijen. Zo mag de rechter bijvoorbeeld geen
zaak behandelen tussen een familielid en haar werkgever. Dit zou immers de schijn van
partijdigheid wekken.
5