SAMENVATTINGEN
HOOFDSTUK 1
Probleemgedrag is subjectief en normatief begrip
Bepaling ernst van het probleemgedrag:
Frequentie (hoe vaak komt het gedrag voor)
Duur (hoe lang houdt het gedrag aan)
Omvang (hoever heeft het gedrag zich uitgebreid)
Gevolgen (schade van gedrag)
Verschillende invalshoeken herkennen van probleemgedrag:
Normaal versus abnormaal gedrag, mate waarin bepaald gedrag meer en minder voorkomt.
Kwantitatieve, statistische benadering
Psychische gezondheid versus psychische ongezondheid vijf kenmerken:
Ontbreken van sociale relaties
Ontberen van eigen identiteit
Bestaan van mispercepties
Onvermogen om met problemen om te gaan
Gebukt gaan onder stressvolle omstandigheden
Waar één of meerdere van deze kenmerken aanwezig zijn, neemt de kans op probleemgedrag toe.
Criteria probleemgedrag:
Lijden Irrationeel gedrag
Disfunctioneren Onconventioneel gedrag
Onvoorspelbaar gedrag Overschrijding van de normen
Antisociale probleemgedrag dat vooral storend en lastig is voor de directe omgeving blijft
stabiel/neemt toe door jaren heen.
Agressieve gedrag meer bij jongens dan bij meisjes geconstateerd, ook jeugdigen in
achterstandssituaties meer kans lopen dit gedrag te vertonen.
Voor het vaststellen van de stabiliteit van probleemgedrag bestaan twee bekende onderzoek
modellen:
Het cross-sectionele model
Het longitudinale model -> houdt in dat de ontwikkeling van jeugdigen over een aantal jaren
wordt gevolgd en vergeleken, terwijl het eerste model verschillende leeftijdsgroepen op
hetzelfde moment onderzoekt en aldus vergelijkingen maakt tussen de onderscheiden
leeftijdsgroepen.
HOOFDSTUK 2
Classificeren om structuur en ordening aan te brengen, indeling op basis van gemeenschappelijke
kenmerken
Kritiek over classificeren, werkt stigmatiserend, 2 groepen ontstaan: klinische en empirische aanpak
Klinische aanpak: gebaseerd op klinische indrukken vanuit de praktijk
GAP, DSM, ICD-systemen
Empirische aanpak: gebaseerd op inventariseren van problemen via gestandaardiseerde
vragenlijsten. Broad-band, Narrow-band dimensies; vragenlijsten: CBCL, SDQ en SEV
, HOOFDSTUK 15
Vormen van agressie
Agressie opgevat als assertiviteit
Agressie opgevat als het schade toebrengen
Soorten agressie:
Openlijke agressie: fysieke agressie (schoppen, slaan, vechten en dergelijke) en verbale
agressie (schelden, vloeken en dergelijke).
Bedekte agressie: gedragingen als liegen, dwarsliggen, diefstal en inbraak, vanuit wrok
Manifeste agressie: zichtbare agressie
Latente agressie: verkapt agressief gedrag. Een agressieve houding die de bereidheid om
agressief te reageren vergroot.
Reactieve agressie: jeugdigen met een kort lontje, snel aangevallen, reageren onmiddellijk
met agressie doorslaan of schelden, impulsief, niet weerhouden door consequenties, vaak
door ontbreken van vermogen om emoties te reguleren
o Impulsieve agressie (bij het minste of geringste kwaad worden op de ander)
o Defensieve agressie (anderen de schuld geven en zwart maken)
Proactieve agressie: jeugdigen die zich koelbloedig gedragen, kennen weinig angst, om eigen
doelen te behalen, geen reactie op een provocatie van anderen, weinig empathisch
vermogen, gekenmerkt als: egocentrisch, calculerend en manipulatief.
o Openlijke agressie (de ander verbaal of fysiek pijn doen)
o Heimelijke agressie (anderen beschadigen door in een kwaad daglicht te plaatsen)
Relationele agressie: schade toebrengen aan anderen door manipulatie of beschadiging van
onderlinge relaties, bijvoorbeeld negeren, isoleren, bedreigen met uitsluiting, en negatieve
geruchten over hen verspreiden
Evolutionaire verklaring; agressie zit al eeuwenlang meer in de genen van de man
Biologische verklaring: gebaseerd op de verschillende kenmerken; lichamelijke bouw, hormonen
(testosteron) en de werking van het brein (serotonine en dopamine).
Desisters: delinquente jeugdigen die er mee stoppen of ophouden
Persisters: jeugdigen die delinquent blijven
Theorieën over agressie
Frustratie-agressie theorie; agressie als gevolg van frustratie.
Sociale leertheorie; agressief gedrag is aangeleerd, ouders zijn rolmodel.
Sociaal cognitieve therapie; gevolg van niet adequaat verlopende cognitieve
verwerkingsprocessen.
Psychodynamische benadering; agressie als resultaat van gestoorde interne psychische
processen als gevolg van een traumatisch verleden, door verdringen van ervaring is het
moeilijker om agressie te beheersen
Biologische invalhoek: in hoeverre menselijke fysieke en psychische eigenschappen terug te
vinden zijn in hun genen.
De sociaalecologische benadering: gedrag komt tot stand door wisselwerking tussen de
persoon en de omgeving
Risicofactoren
Het gezin, school, vrije tijd, persoonlijkheid.