Samenvatting Kwaliteit - Basisboek Facility
Management
Hoofdstuk 2.4 – Economische factoren
Economische ontwikkelingen kenmerken zich door een afwisseling van perioden van groei
(hoogconjunctuur) en perioden van krimp (laagconjunctuur). Vanwege demografische
ontwikkelingen zal de economische groei in de toekomst naar verwachting achterblijven bij de
ontwikkeling over de laatste decennia. De lagere bevolkingsgroei en de vergrijzing zijn daar de
oorzaak van. Het verhogen van de pensioenleeftijd heeft weliswaar een positief effect op de
potentiële beroepsbevolking, maar dat is onvoldoende om het drukkende effect te compenseren.
Het economische klimaat is altijd voelbaar voor de facility manager. In tijden van crisis ligt de nadruk
op kostenbesparingen en efficiëntieverbetering. Reductie van overhead, flexibilisering,
ketenverkorting en outsourcen zijn thema’s waarvan de financiële effecten kunnen worden
aangetoond. Als de economie aantrekt en de overheid en bedrijven meer geld te besteden hebben
ontstaat er ruimte voor andere waarden, zoals verbetering van klanttevredenheid, ondersteuning
van de organisatiecultuur, verbetering van het imago, duurzaamheid etc. het is de uitdaging voor
facility professionals om juist in tijden van economische neergang duidelijk te maken wat de
toegevoegde waarde van facility management is, anders dan kostenbeheersing. Bijvoorbeeld het
ondersteunen van de productiviteit van medewerkers, het waarborgen van de continuïteit van de
bedrijfsvoering door risicomanagement of het vergroten van de flexibiliteit waarmee huisvesting en
services kunnen meebewegen met groei of krimp van de activiteiten van de opdrachtgever. Omdat
maatschappelijke dynamiek zo groot is willen bedrijven de flexibiliteit hebben om zich aan te passen
aan veranderende omstandigheden. Dat heft invloed op de contractduur: waar voorheen
langlopende contracten van 5 jaar of langer voor huisvesting gangbaar waren, zijn nu contracten met
een looptijd van 2 jaar of zelfs korter veelgevraagd. Ook voor de inkoop van facilitaire services neemt
de gemiddelde contractduur af en worden clausules opgenomen die tussentijdse aanpassing van de
contractafspraken mogelijk maken.
Kenniseconomie
Nederland heeft een zogenaamde kenniseconomie. Nederland kan niet concurreren op lage lonen,
maar wel met slimme technologie en nieuwe oplossingen. Arbeid wordt niet zozeer gezien als
kostenpost maar veel meer als een essentiële investering die kan leiden tot innovatie en
productiviteitsgroei. Kennis is dus een belangrijk productiemiddel voor bedrijven, maar die kennis zit
in de hoofden van medewerkers. Om het delen van kennis en innovatieprocessen te ondersteunen,
moet de facility professional inzicht hebben in deze ‘kennisproductieprocessen’. De facility manager
moet verstand hebben van hoe mensen samenwerken en hoe zij tot kennisdeling komen. Alleen dan
kan hij een omgeving en dienstverleningsconcept bieden dat de juiste ondersteuning biedt.
Deeleconomie
Een betrekkelijk nieuw fenomeen is de deeleconomie, waarin toegang tot voorzieningen (gebruik)
belangrijker is dan bezit van voorzieningen. Directe beschikbaarheid, in plaats van bezit, is de nieuwe
norm. Dit wordt mede ingegeven door de onvoorspelbaarheid van de toekomst waarbij bezit (vooral
van gebouwen, omdat die een grote waarde vertegenwoordigen) een financieel risico vormt als het
economisch minder gaat. Vooral in stedelijke gebieden is het delen van bezit in opkomst. Mensen
lenen meer van elkaar, delen meer en maken samen gebruik van ruimtes. Een duidelijk voorbeeld is
de opkomst van het concept ‘vastgoed as a service’. Hierbij wordt de werkplek niet meer als product,
,maar als dienst gezien. Flexibele kantoorruimtes of coworking spaces worden door partijen
aangeboden met een ‘all inclusive service’ voor een vast bedrag. Facility management richt zich
(meer) op het totaalconcept, de ervaring, in plaats van op een incidentele dienst of voorziening.
Netwerkeconomie
In een netwerkeconomie is informatietechnologie de dominante kracht, met een directe toegang tot
een overvloed aan kennis en informatie. Informatietechnologie kan bedrijven en individuen over de
hele wereld met elkaar verbinden. De dynamiek in onze maatschappij leidt ertoe dat organisaties
steeds weer andere combinaties van expertise nodig hebben. Economische groei ontstaat door de
kwaliteit van de verbindingen die een organisatie kan aangaan met partners, omdat deze bijdragen
aan de wendbaarheid en innovatiekracht van organisaties. Hierdoor ontstaan nieuwe economische
structuren: de zogenaamde netwerkorganisaties. Een kenmerk van een netwerkorganisatie is dat ze
met gelijkgestemde bedrijven samenwerkt. Dat is een andere manier van denken, gericht op het
benutten van kansen voor het realiseren van meerwaarde voor alle betrokken partijen. Een
voorbeeld hiervan is co-creatie met leveranciers/klanten.
Mobiliteit en bereikbaarheid
Een maatschappelijk onderwerp dat nauw samenhangt met economische ontwikkeling is het
mobiliteitsvraagstuk. Nederlanders leggen steeds meer kilometers af. In de auto, maar ook met het
openbaar vervoer en op de fiets. Niet alleen in het personenvervoer neemt toe, ook het
vrachtvervoer. Met name het internationale transport profiteert van de groei. Van de
(wereld)handel. De filezwaarte (lengte x duur van de file) neemt hierdoor toe. Niet alleen in de spits,
maar gedurende de hele dag.
De oplossing voor de fileproblematiek is niet massaal voor de trein i.p.v. auto kiezen. Een mogelijke
maatregel is de verhoging van ticketprijzen voor reizen in de spits (in plaats van korting buiten de
spits) om mensen te prikkelen op andere momenten te reizen. Hoe meer vertraging mensen
ondervinden door files, hoe korter de afstand in kilometers die zij in een uur kunnen overbruggen.
Dat betekent dat het geografische wervingsgebied voor bedrijven kleiner wordt. Dit is een van de
redenen dat thuiswerken en meer flexibiliteit in werktijden steeds breder geaccepteerd worden. Dat
heeft weer gevolgen voor de facility manager: locatiekeuze, openingstijden, wisseling bezetting
werkplekken etc. Maar ook het beheer van de parkeervoorzieningen (parkeerplaatsen,
fietsenstallingen) behoort tot de taken van de facility manager. Door inzichtelijk te maken wat de
maatschappelijke kosten zijn van autogebruik kan de HRM-afdeling adviseren over een groener
mobiliteitsbeleid. Omdat medewerkers hun reisgedrag laten bepalen door de snelste optie, kan de
keuze voor vervoersmiddelen per reis verschillen. Werkgevers spelen hierop in door medewerkers
een mobiliteitsbudget toe te kennen.
Circulaire economie
Een andere factor die de economie de komende decennia zal beïnvloeden, betreft de uitwerking van
het Klimaatakkoord. Om opwarming van de aarde beperken tot gemiddeld 2 graden Celsius, moeten
overheden maatregelen nemen om de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Er zijn bindende
Europese afspraken om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 40% te hebben verlaagd ten
opzichte van 1990. Om deze doelstelling te behalen wil de Nederlandse overheid de omslag maken
van een lineaire economie naar een circulaire economie. Dat is een economisch systeem dat is
gebaseerd op het minimaliseren van grondstofgebruik door hergebruik van producten, onderdelen
en hoogwaardige grondstoffen. Bedrijven moeten daar een bijdrage aan leveren door hun
ecologische voetafdruk te verkleinen en hun verantwoordelijkheid voor afvalstromen te nemen. In
, het ideale geval is er zelfs helemaal geen afval meer. Leverende bedrijven behouden dan het
eigendom van het product en klanten betalen niet meer voor het product maar voor het gebruik
daarvan. De producent is verantwoordelijk voor het functioneren van het product en heeft dus baat
bij een zo lang mogelijke storingsvrije levensduur, gemakkelijk onderhoud en de mogelijkheid om
onderdelen te vervangen. Dit leidt tot andere ontwerpkeuzes. In de beperking van de CO2-uitstoot
speelt de facility manager een belangrijke rol, omdat een deel van de uitstoot samenhangt met
gedrag van gebruikers en met de energiezuinigheid van het gebouw en de installaties. Ook speelt de
facility manager een rol bij de afvalstromen, hij sluit namelijk de contracten af met de verwerkende
partijen.
Hoofdstuk 3.1 – beleving van de
werkomgeving
De facility manager heeft gastheerschap, diensten en middelen tot
zijn beschikking om beleving bij de klant via zijn zintuigen tot stand
te brengen. De samenhang tussen diensten, omgeving en gedrag in
relatie tot de klantbeleving wordt weergegeven in het
gastvrijheidsmodel van Daane Bolier (1988).