Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Farmacologie (MFA)
Farmacologie gaat over de interactie tussen de patiënt en het farmacon.
Denk hierbij aan alle processen van het innemen van een geneesmiddel
tot het effect. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende
farmacologische fasen: de farmaceutische fase, de farmacokinetische
fase en de farmacodynamische fase.
De farmaceutische fase betreft de desintegratie (uiteenvallen) van de
toegediende stof en de dissolutie (oplossen) van de werkzame stof.
Uiteindelijk blijft de biologische beschikbaarheid van de stof over en
wordt meegenomen in de farmacokinetische fase. De farmacokinetische en farmacodynamische fase
worden in dit hoofdstuk verder uitgelegd.
Een farmacon grijpt in op een regelkring en zorgt voor een waarneembaar effect. Denk hierbij een
spiercontracties, remming van ovulatie, koortsverlaging of stimulering van de insulineproductie. Het
effect kan vaak op verschillende manieren worden bereikt, denk aan verschillende regelkringen en
verschillende aangrijpingspunten binnen een regelkring. Bij het kiezen van een farmacon moet
gekeken worden naar persoonskenmerken van de patiënt.
Farmacokinetiek
In deze module draait het om wat het lichaam doet met een geneesmiddel, ook wel farmacokinetiek.
Hieronder valt ADME als belangrijkste onderwerp: absorptie, distributie, metabolisme en excretie.
In de afbeelding hiernaast is de inname van
een stof te zien. In het stijgende deel van de
grafiek gaat er meer farmacon in dan uit. In
het tweede deel is dit omgedraaid. De totale
blootstelling aan het farmacon is het
oppervlak onder de grafiek (gestreept). De
maximale concentratie farmacon Cmax is te
vinden op Tmax. De halfwaardetijd is te bepalen
uit de halvering van de concentratie.
Een farmacon kan verschillen in dosis en dosisfrequentie. Hierbij moet worden afgewogen of
fluctuerende spiegels schadelijk zijn of nog effect hebben en daarbij het gebruiksgemak.
Absorptie
Absorptie is het proces waarbij een geneesmiddel wordt opgenomen in het bloed. Dit hangt
voornamelijk af van de toedieningsvorm, denk aan oraal, intraveneus, intramusculair, subcutaan etc.
De snelheid van dissolutie (oplossen) hangt voornamelijk af van farmaceutische eigenschappen zoals
deeltjesgrootte, hardheid en uiteenvaltijd. De meeste orale geneesmiddelen worden in de dunne
darm opgenomen door de lange verblijftijd en de grote oppervlakte.
De snelheid van absorptie hangt sterk af van de toedieningsvorm: drankje/bruistablet, suspensie of
tablet/pil. Bij een drankje of bruistablet is de farmacologisch actieve stof bij inname al opgelost en
vindt in het maagdarmkanaal een snelle absorptie plaats. Nadeel is een mogelijk vieze smaak en
verminderde houdbaarheid bij geneesmiddelen die opgelost worden bewaard. Bij een suspensie is
het geneesmiddel nog niet opgelost, maar wel al in kleine deeltjes aanwezig. Hierdoor kan hoeft er
geen desintegratie en alleen dissolutie plaats te vinden. Bij een tablet moet het geneesmiddel nog
uiteenvallen en oplossen. Hierdoor gaat de absorptie trager.
161
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Vaak is snelle absorptie van een geneesmiddel wenselijk (pijnstiller, slaaptablet etc). Maar ook een
langzaam vrijkomende stof kan erg handig zijn. Hiervoor bestaan er gereguleerde afgifte tabletten en
tabletten met maagsapresistente coating. Een gereguleerde afgifte tablet bevat vaak een hogere
dosering dat langzaam vrijkomt. Bij malen of prakken van de tablet komt de dosis in één keer vrij. Dit
wordt dose-dumping genoemd en kan tot ernstige bijwerkingen leiden door de hoge concentratie die
in één keer in het lichaam komt. Soms is malen of prakken noodzakelijk door slikproblemen of
sondes. Tabletten met maagsapresistente coating bevatten doorgaans geneesmiddelen die niet
tegen het maagzuur kunnen. De coating lost op bij hogere pH (in de dunne darm). In de dunne darm
vindt een snelle desintegratie en absorptie plaats, in tegenstelling tot gereguleerde afgifte tabletten.
Innamevormen
Bij alternatieve (parenterale) inname van een geneesmiddel wordt het first-pass effect vermeden.
Het deel van het farmacon dat zijn werking uitvoert, wordt biologisch beschikbaar (F: fractie)
genoemd. Een farmacon dat niet biologisch beschikbaar is, is niet geabsorbeerd, aangetast door het
maagzuur of meteen afgebroken in de lever (first-pass effect) zonder werkzaam te kunnen zijn. De
biologische beschikbaarheid verschilt per manier van toedienen, per persoon (persoonskenmerken)
en per farmacon. Ook de absorptiesnelheid verschilt per manier van toediening. Intraveneuze
toediening is een uitzondering, hierbij vindt geen absorptie plaats. Ondanks eenzelfde dosis (zie
oppervlak), verschillen de grafieken onderling.
Orale inname heeft langer de tijd nodig om op
de inwerkingslocatie te komen en de
concentratie blijft lager. Intraveneuze inname
gaat sneller met een hogere concentratie, maar
inhalatie is het snelste en bereikt de hoogste
concentratie. Naast deze vormen van inname
kan er ook percutaan, intramusculair en
intrathecaal toegediend worden.
Passage van celmembranen
Na orale inname van een farmacon zal het uiteenvallen en wordt het opgeloste geneesmiddel
geabsorbeerd uit het maagdarmkanaal. Daarbij moet het langs verschillende celmembranen in het
lichaam. Ook bij subcutane en intramusculaire toediening vindt absorptie plaats. De mate en
snelheid van absorptie hangt af van chemische en biologische factoren. Chemische factoren
omvatten de vet- en wateroplosbaarheid. Vetoplosbare moleculen zijn niet polair en met enige mate
lipofiel. Ze lossen op in de lipide dubbellaag van het celmembraan en kunnen deze door diffusie
oversteken. Wateroplosbare moleculen steken het
celmembraan over m.b.v. carriers
(transporteiwitten) of via waterkanaaltjes (klein).
De meeste farmaca worden door diffusie
geabsorbeerd. Soms wordt een farmaca lipofieler
gemaakt door conjugatie (koppeling). Het is dan
een pro-drug. Biologische factoren kunnen heel
verschillend zijn, voorbeelden zijn: chronische
darmontsteking, verkorting van de darm en andere
doorbloeding.
Distributie
Na absorptie komt het biologisch beschikbare geneesmiddel in de bloedbaan terecht, waardoor het
farmacon vervolgens over weefsels in het lichaam wordt verdeeld. Dit wordt distributie genoemd.
162