Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
Belasting en belastbaarheid (MBB)
Belasting is het proces waarin
responsen in het menselijk
organisme worden
opgeroepen door het
verrichten van arbeid. Er kan
gesproken worden over
lichamelijke (mechanisch,
energetisch, thermisch,
toxisch, geluid, stof, trillingen) en psychische (tijdsdruk, eentonigheid, sfeer) belasting.
Belastbaarheid of verwerkingsvermogen is het geheel van lichamelijke en geestelijke kwalificaties
van de taakuitvoerder op een bepaald moment. Het verwerkingsvermogen is per persoon
verschillend en geeft weer wat je als persoon aan kunt. De belastbaarheid is te beïnvloeden door een
goede leefstijl (rust, sporten, eetgewoonten, etc.)
Bij lichamelijke belastingsverschijnselen moet je denken aan verhoogde ademhaling en hartslag,
zweten of vermoeidheid. Bij psychische belastingsverschijnselen moet je denken aan focus en
aandacht vermindering, maar ook irritatie.
Wanneer je structureel te veel belast wordt, kunt je overbelast raken. Dit kan zich uiten in
lichamelijke belastingsgevolgen, zoals oververmoeidheid of het vatbaarder worden voor
infectieziekten. Maar ook in psychische belastingsgevolgen, zoals een burn-out of overspannenheid.
Deze lange termijn gevolgen kunnen weer effect hebben op het verwerkingsvermogen van die
persoon.
Energetische belastbaarheid
Dit is de fysiologische reactie van het lichaam op het leveren
van arbeid. Hiervoor is energie (ATP) nodig dat wordt
geleverd door het metabolisme. Voor dit metabolische
proces is zuurstof nodig dat via het ademhalings- en
cardiovasculair stelsel wordt geleverd. Hierbij is de
zuurstofbehoefte/-gebruik (VO2) een maat voor de belasting
en de maximale opname/verwerking van zuurstof (VO2max)
voor de belastbaarheid. VO2 wordt uitgedrukt in L/min of
ml/min/kg LG of FFM. De VO2max is afhankelijk van geslacht (mannen hoger) en leeftijd (ouderen
lager), maar ook van genetische factoren, getraindheid en lichaamssamenstelling.
De belasting (HF of VO2) kan absoluut of relatief berekend worden: absoluut = actueel/max ; relatief
= (actueel–rust)/(max-rust) ; reserve = max-rust. De energetische belasting wordt bepaald door de
duur, de intensiteit en de temperatuur. Bij arbeid komt er vaak veel warmte vrij. Bij een hogere
omgevingstemperatuur moet er actiever gekoeld worden en gaat dus de HF en VO2 omhoog. De
belasting gaat dus omhoog en de belastbaarheid omlaag.
ATP-productie
ATP is nodig om arbeid te leveren. Voor zowel de verbranding van koolhydraten als vetten is zuurstof
nodig en wordt CO2 geproduceerd. De verhouding tussen de productie van CO2 en het verbruik van
O2 wordt het respiratoir quotient (RQ) genoemd. Bij koolhydraten is dit 1,0 (6 CO2/6 O2), bij vetten
384
, Mechanismen van Gezondheid en Ziekte | Joris van Doremalen
0,7 (16 CO2/23 O2) en bij eiwitten 0,8. Wanneer
niet voldoende zuurstof aanwezig is voor een
bepaalde arbeid, kan er anaerobe glycolyse
plaatsvinden voor snelle productie van ATP zonder
zuurstof. Hierna wordt pyruvaat omgezet in lactaat
(melkzuur), waardoor je verzuring ervaart bij
intensieve inspanning. De verbrandingsreacties van
koolhydraten, vetten en eiwitten zijn uitgebreid behandeld in Q3 – Homeostase.
De algemene regel is dat bij een lichte inspanning
ongeveer 40% koolhydraten en 60% vetten
verbrand worden, waardoor de RQ 0,82 is en er
4,825 kcal per liter O2 vrijkomt. Hoe intensiever
de inspanning, hoe groter het aandeel van de
koolhydraatverbranding (RQ ook meer in die
richting). Niet alle energie komt vrij in de vorm
van ATP, maar 34%, de rest in warmte. De
energieopbrengst van vetten is per gram hoger
dan bij koolhydraten, maar per liter zuurstof is dit
andersom.
Vetten worden, net als (tot op zekere hoogte) koolhydraten, aeroob verbrand. Bij weinig inspanning
is de RQ dan ook gelijk aan de RER (respiratory exchange ratio = VCO2/VO2). Bij grote inspanning
worden er ook anaeroob koolhydraten verbrand, waardoor melkzuur ontstaat, dan is de RQ lager
dan de RER (H+ van melkzuur reageert met HCO3-, waardoor CO2 ontstaat). Bij een getraind persoon
is de bloedvoorziening (zuurstof) beter en is de drempel om anaeroob te verbranden hoger. Deze
drempel wordt de lactaat drempel genoemd.
Metingen
Om arbeid te verrichten heeft het lichaam energie nodig, welke wordt vrijgesteld uit de verbranding
van macronutriënten uit het voedsel (voornamelijk koolhydraten en vetten). Dit proces is niet
efficiënt, aangezien een groot deel van de energie vrijkomt in de vorm van warmte. Dit kan echter
worden gemeten met directe calorimetrie. Vaker wordt indirecte calorimetrie gebruikt, waarbij de
verhouding tussen ingeademde O2 en uitgeademde CO2 wordt bepaald (RER).
Bij ergometrie kunnen de VO2act (actueel), de VO2max en de HF worden bepaald tijdens toenemende
inspanningsintensiteit. Hiermee kunnen de energetische belastbaarheid en belasting worden
bepaald. Een ergometer is een apparaat waarmee een gecontroleerde hoeveelheid uitwendige
arbeid wordt opgelegd (loopband, hometrainer, roeiapparaat). De VO2act en VO2max zijn
verschillend voor de verschillende ergometers (verschillende spiergroepen).
Vaak wordt een maximale inspanningstest uitgevoerd om deze waardes te bepalen, maar de VO2max
kan ook worden geschat (op basis van de HF: lineaire relatie tussen HF en VO2) bij een sub-maximale
inspanningstest. Voor deze inspanningstesten is een ademmasker en metabole monitor nodig.
Bij het berekenen van de energetische belasting is het ook belangrijk om rekening te houden met het
basaalmetabolisme (BMR). Dit is de hoeveelheid energie die noodzakelijk is voor de vitale
levensprocessen. De BMR kan alleen bepaald worden na 12-18 uur vasten (geen
vertering/absorptie), zonder fysieke activiteit (neerliggen) en in een thermoneutrale zone. Daarom
wordt vaak gekozen om het rustmetabolisme (RMR) te gebruiken.
385