Hoofdstuk 1 learning, teaching and
educational psychology
Een goede leerkracht
Teachers’ sense of efficacy (zelf-effectiviteit)
• Hoge mate van efficacy: werken harder, zijn tevreden, minder grote kans op burn-out
• De mate van efficacy is hoger als er op de scholen ook hogere verwachtingen worden
gesteld aan studenten en leerkrachten
• De mate van self-efficacy is hoger als leerkrachten zich gesteund voelen door het
management
Kwaliteit van de relatie met de leerling
• Sensitiviteit voor de behoeften van de leerling
• Frequente en consistente feedback
• Reflectief vermogen
• Aanpassen instructie en toetsing
Onderzoeksdesigns
1. Beschrijvend (descriptive) onderzoek
Doel: gebeurtenissen in een bepaalde situatie beschrijven
Middel: correlationeel onderzoek (correlatiecoëfficiënt, R, -1 en +1, hoe groter hoe sterker)
2. Experimenteel onderzoek
▪ Experimenteel onderzoek: onderzoeken naar oorzaken en gevolgen
Onderzoeken dus wel causaliteit!
Significant
Is iets wel of niet significant (kans op toeval onwaarschijnlijk)?
P <5%, dan is iets statisctisch significant.
,Middelen:
• Groepen vergelijken > controlegroep & experimentele groep
Random = experimenteel, horen al bij een groep = quasi-experimenteel
• ABAB designs > wordt gebruikt om vast te stellen of een interventie of therapie een
verandering teweeg kan brengen
• Klinische interviews
Je wilt zo veel mogelijk informatie van je participant > open vragen
• Case studies
Onderzoek naar 1 persoon of situatie
• Etnografisch onderzoek
Onderzoek doen naar natuurlijk voorkomende gebeurtenissen
Bijvoorbeeld: cultureel (spaans immigranten in Amerika)
• Rol van tijd
- Longitudinaal onderzoek: bij dezelfde groep herhaalde metingen (groep 6, mee naar
7, 8)
- Cross-sectioneel onderzoek: onderzoek waarbij groepen van verschillende
leeftijdsgroepen worden onderzocht. (op dit moment een losse groep 6, 7 en 8)
- Micro-genetisch onderzoek: onderzoek waarbij veranderingen in cognitieve
processen worden bestudeerd op het moment dat de veranderingen plaatsvinden
- Actie-onderzoek: Onderzoek naar een specifiek probleem, waarbij systematische
observaties worden gedaan. Bijvoorbeeld: meisje toevoegen aan de groep en direct
kijken of er iets veranderd.
3. Kwalitatief en Kwantitatief onderzoek
Kwalitatief = begrip en betekenis, woordelijk, casestudies, interviews
Kwantitatief = formeler, gericht op gecontroleerde en objectieve metingen
Mixed methods = gebruik van kwalitatief- en kwantitatieve methoden
,Hoofdstuk 2 cognitive development
Drie visies op ontwikkeling
1 nature vs nurture/ aanleg vs omgeving
Om deze discussie te bekrachtigen of ontkrachten worden er vaak één-eiige tweelingen
worden onderzocht.
Er is altijd een interactie tussen je DNA en je omgeving.
2 continue ontwikkeling vs discontinue ontwikkeling
Continue = lineaire ontwikkeling, rechte oplopende lijn
Discontinue = trapsgewijs, fasen
VB: groeicurve lijn bij consultatiebureau, lijkt linear, maar blijkt toch ook wel via fases te
gaan.
3 Kritieke periodes vs sensitieve periodes
Kritieke: Afgebakende periode waarin een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis plaats vindt
(Bijvoorbeeld: grammatica, lukt lastig om later te leren)
Sensitieve: periode waarin je wat gevoeliger bent, de gevolgen kunnen nog omkeerbaar zijn.
(Bijvoorbeeld woordenschat, kan later ook nog)
Algemene principes
- iedereen ontwikkelt zich op zijn eigen tempo
- ontwikkeling verloopt relatief ordelijk (eerst lopen, dan pas praten)
- je leert je leven lang
Ontwikkeling van hersenen
De ontwikkeling van hersenen gebeurd heel vroeg. Al net na de bevruchting.
Twee soorten zenuwcellen:
- neuronen > verzamelen en verzenden informatie
- gliacellen - ondersteunende functie
Neuron (grijze materie)
Er komen stroompjes binnen via de dendrieten, gaan via de axon naar het uiteinde en dan
naar de andere neuronen. Op de axonen zit myeline, een vetlaagje, wat het stroom geleidt
en voorkomt dat het niet overspringt naar andere neuronen. Nieuwe ontwikkeling =
neurogenese.
, Synapsen
De uiteinden van de dendrieten raken elkaar niet. Deze ruimte noemen we synaps.
Hoe vaker een bepaald deel gebruikt wordt, hoe sterker deze verbinding wordt.
Dit heet synaptische plasticiteit.
Gliacellen (witte materie)
- Maken myeline aan
- Pruning, het snoeien, ruimen niet meer gebruikte neuronen op
Jean piaget
- psycholoog
- onderzocht ontwikkeling van kinderen
- wat deden kinderen fout?
- alle informatie die binnenkomt wil men ordenen
Vier factoren tot ontwikkeling
1 biologische rijping naturatie, het ontvouwen van biologische veranderingen die genetisch
geprogrammeerd zijn.
2 activiteit, interactie met de omgeving kinderen blootstellen aan bepaalde omgeving
3 interactie, opdoen sociale ervaringen, hoe goed je kan leren van de sociale ervaring
hangt af van in welke ontwikkelingsfase je zit. Je leert van anderen.
4 evenwicht, zoeken naar een balans Als je in een nieuwe situatie terecht komt kan je
denkpatroon een beetje uit balans raken en je zoekt naar een nieuwe balans.