Minor Acute Zorg
Pagina 1
, Inhoudsopgave
Biaz-inleiding 3
ABCDE-methodiek 3
ASA-classifica:e 13
Farmacologie 14
Biaz-Respira:e 16
Longfysiologie 16
Respiratoire insufficiën:e 28
Zuurbase evenwicht 36
Thoraxdrainage 39
Biaz-circula:e 41
Circula:estoornissen 41
Inleiding ritme 50
Shock 53
Stolling 59
Vocht en elektrolyten 66
Afweer en temperatuurregula:e 71
Tractus diges:vus 74
Urogenitaal 77
Biaz-centraal zenuwstelsel 80
Het zenuwstelsel 80
Neurologische aandoeningen 86
Pijn, pijnbestrijding en seda:e 90
Zintuigstelsel 93
Endocriene stelsel 96
Pagina 2
,Biaz-circulatie
Circulatiestoornissen
Leerdoelen circula:estoornissen
• De embryogenese van het cardiovasculaire stelsel beschrijven.
• De foetale circula:e en de transi:e na de geboorte beschrijven.
• De anatomie van het hart met daarin de atria en ventrikels, de spierlagen, de kleppen
en de coronaire circula:e beschrijven.
• De fysiologie van het hart met de grote en kleine circula:e van het lichaam beschrijven.
• De normaalwaarden van een volwassenen benoemen, zoals de har{requen:e, de
bloeddruk, de hartonen en het effect van de sympathicus en de parasympathicus op de
vitale func:es.
• De pompfunc:e beschrijven met daarbij de contrac:liteit, de preload, de anerload, de
veneuze return, het slagvolume, het hartminuutvolume, de Frank Starling curve, de
systemische vaatweerstand en de compensa:emechanisme bij een tekort schietende
pompfunc:e.
• De hemodynamische drukken, benoemen en de curves herkennen.Het gaat hierom de
invasieve bloeddruk, de polsdruk, de pulsus paradoxus en de centraal veneuze druk.
• Vasoconstric:e en vasodilata:e beschrijven.
• Decompensa:o cordis uitleggen met daarbij backward en forward failure.
• De oorzaken, vormen en symptomen van har{alen benoemen.
• De pathofysiologie, diagnos:ek, behandeling en prognose van angina pectoris
beschrijven.
• De pathorfysiologie, diagnos:ek, behandeling en mogelijke complica:es van een
har:nfarct beschrijven.
De embryologie van het hart
De ontwikkeling van het hart en de grote bloedvaten is een complex proces. Om goed te begrijpen hoe de
fysiologie in elkaar zit is het wel van belang om dit goed te weten.
Het ontstaan van een embryo begint met het samensmelten van een zaad- en een eicel. Enkele uren na de
bevruch:ng smelten de chromosomen van de 2 voortplan:ngscellen samen tot 1 cel: het ei. Hierna volgen
enkele stadia: de morula (een embryo in de vroegste ontwikkeling bestaande uit 16 tot 32 kleine diploïde
cellen), de blastula (wanneer zich een holte in de embryo heen gevormd) & de granula:e. Tijdens de
granula:e wordt vanuit een tweelagige structuur, een drielagig kiemblad gevormd. De eerste golf cellen
vormen samen met de cellen van de hypoblast het endoderm (groeit uit tot het spijsverteringskanaal,
ademhalingsstelsel en urinewegstelsel). De tweede golf vormt een derde laag tussen het endoderm en het
ectoderm (groeit uit tot het zenuwstelsel en de huid): het mesoderm (groeit uit tot het skelet, bloedcellen,
spieren -> hartspieren en meer). De zwangerschap is dan ongeveer drie weken onderweg. Vanaf de 3e en 4e
zwangerschapsweek wordt de vorm en func:e van organen vastgelegd. Dit wordt dan ook gezien als de
kwetsbaarste periode waar verstoringen kunnen lijden tot aangeboren afwijkingen bij het kind.
Ontstaanswijze hart- en bloedvaten
Rond de zes:ende dag van de zwangerschap begint zich het hart te vormen. Aan beide zijden van het
embryo ontstaan al vroeg twee grote bloedvaten, de dorsale aorta’s. Deze komen in verbinding met de
celgroepen die de toekoms:ge hartbuis gaan vormen. Eerst zal er een enkelvoudige endocardbuis ontstaan,
waarvan de endotheelwand gescheiden wordt door het zogenoemde hartgelei. Dit gelei zal uiteindelijk de
drie lagen van het hart gaan vormen: het endocard, myocard en pericard. Wanneer dit gebeurd is het
embryo ongeveer 23 dagen oud. Omstreeks deze dag begint het hart te kloppen waarbij de tonen te horen
zijn vanaf de 10e week.
Pagina 41
, De primi:eve endocardbuis gaat zich in ongeveer de tweede maand verder ontwikkelen. De zogenoemde
endocardkussens zullen worden gevormd welke samen groeien en ontwikkelen tot het linker- en rechter
atrioventriculaire kanaal. Het septum tussen de beide atria ontwikkelt zich zodanig dat het bloed in de
uiteindelijk aangelegde structuur van het hart wel van rechts naar links kan, maar niet van links naar rechts.
Wanneer na geboorte de longcircula:e gaat func:oneren en de bloeddruk in het linker atrium gaat s:jgen,
wordt de bovenrand van het septum dat zich vanuit de atrioventriculaire endocardkussens heen gevormd
(septum primum), gedrukt tegen een richel die zich aan de tegenoverliggende zijde heen gevormd (septum
secundum). Doordat het foramen ovale zich op deze manier sluit, wordt het rechter atrium van het linker
atrium gescheiden.
In de meeste gevallen zal het atriumseptum totaal vergroeien, maar in ongeveer 20 tot 25% van de gevallen
is het mogelijk het atriumseptum van rechts naar links te sonderen. Septumdefecten zoals een
atriumseptumdefect (ASD) kunnen dan ook gevormd worden. Het septum wat de ventrikel wanden scheidt
ontwikkeld zich aan het eind van de zevende week en scheidt de linker van de rechter ventrikel. Sluit dit niet
goed aan, dan ontstaat er een een ventrikelseptumdefect (VSD)
Ontstaanswijze circula:e
Vanaf ongeveer de vijfde week stroomt er bloed via een centrale buis door het hart. Deze buis zal uitgroeien
tot het zogenaamde aor:co pulmonale septum dat een gedraaide vorm heen. Op deze manier wordt de
aorta (grote circula:e) gescheiden van het pulmonale systeem (kleine circula:e) en krijgen de grote vaten
een gedraaide posi:e ten opzichte van elkaar. Als deze ontwikkeling niet goed verloopt, zoals de draaiing, is
het gevolg tot transposi:e van de grote vaten het gevolg. Het kan ook voorkomen dat dit gehele septum
niet ontwikkeld, dan is er sprake van een truncus ateriosus.
De foetale circula:e
De circula:e door de long is bij de foetus maar zeer gering. Circa 10% van de cardiac output gaat via de
longen waardoor bij de foetus in urtero de longen nog niet volledig func:oneel zijn. Dit gebeurd pas vanaf
de geboorte en vormen eerst een dichte massa met een hoge vaatweerstand waar nauwelijks bloed door
stroomt. De oxygena:e van het bloed vindt bij de foetus plaats in de placenta en niet in de longen. Het
geoxygeneerde bloed stroomt dan vanuit de placenta via de navelvene, de ductus venosus en de vena cava
inferior naar het rechter atrium. Het overgrote deel van het bloed gaat van hier uit via het foramen ovale
naar het linker atrium. Daar mengt het zich met de geringe hoeveelheid bloed die vanuit de longvenen het
linker hart in stroomt waarna het verder wordt getransporteerd naar het linker ventrikel en de aorta
descendens. Als gevolg van de voorkeursrich:ng in het stroompatroon van het bloed uit de vena cava
inferior naar het linker ventrikel, zal de oxygena:e van het bloed in de aorta ascendens rela:ef hoog zijn.
De placenta speelt zoals
beschreven een belangrijke rol bij
de zuurstof- en
voedingstonoevoer naar de
foetus. Het deel van de moeder
bestaat uit een slijmvlies dat goed
doorbloed is met een hoge
concentra:e O2 en
voedingsstoffen. Het kinderlijke
deel bestaat uit twee
navelstrengslagaders en
navelstrengader, die zich
vertakken in kleinere vaten die
nauw in contact staan met het
slijmvlies van de moeder. De
weerstand is hier laag waardoor
bloed gemakkelijk doorstroomt.
Pagina 42