AFP EXAMEN
HOOFDSTUK 2, SKELET
2.1 beenderstelsel
Botten noem je ook wel beenderen, het skelet noemen we dus ook wel het beenderstelsel.
De functies van het beenderstelsel:
- Geeft vorm en steun aan het lichaam.
- Beschermt je organen.
- Zorgt dat je kan bewegen, aanhechting van spieren en pezen.
- Zorgt voor groei door aanmaak rood en geel beenmerg.
SOORTEN BEENDEREN
Pijpbeenderen:
- Kunnen lang en kort zijn, duidelijk eindstuk aanwezig.
- Hol van binnen, holte gevuld met geel of rood beenmerg.
- Ze maken grote bewegingen mogelijk en maken lengtegroei van het lichaam mogelijk.
- Voorbeelden: dijbeen, opperarmbeen, vingerkootjes, middenhandsbeentjes.
Platte beenderen:
- Platte vorm, gevuld met rood beenmerg.
- Beschermt kwetsbare organen.
- Voorbeelden: ribben, borstbeen, schouderblad, heupbeen.
Sesambeentjes:
- Kleine botjes die in pees liggen.
- Geen verbinding met andere beenderen.
- Helpen pezen bij beweging, zorgen dat spier meer kracht kan uitoefenen op pees.
- Voorbeelden: knieschijf, kleinste handwortelbeentjes.
Onregelmatige beenderen:
- Geen specifieke vorm, meestal niet hol.
- Kunnen groeien in lengte, breedte en dikte, bevatten rood beenmerg.
- Voorbeelden: handwortelbeentjes, voetwortelbeentjes, sommige schedelbeenderen en
wervels.
GEWRICHTEN
Beenderen worden bewogen door spieren. Dit is mogelijk door de verbinding van 2 beenderen; een
gewricht. Kapsels en banden zorgen ervoor dat de 2 botdelen bij elkaar blijven.
Gewrichten die weinig beweging toelaten noem je straffe gewrichten. Gewrichten die een grote
beweeglijkheid toelaten, noem je beweeglijke gewrichten.
Opbouw gewricht
Gewrichtskapsel
Zit rond het gewricht, vormt de gewrichtsholte. Het kapsel houdt de botten bij elkaar. De
binnenbekleding van het gewrichtskapsel wordt gevormd door een slijmvlieslaag, dat het
gewrichtssmeer aanmaakt.
Gewrichtsbanden
Ook wel ligamenten genoemd. ze verbinden botten of kraakbeen met elkaar en versterken het
gewrichtskapsel. Ze zorgen ervoor dat de beweging van het gewricht niet te ruim wordt, zodat het
niet ontwricht raakt.
,Gewrichtsuiteinden
Dit zijn de botuiteinden die het gewricht vormen, ze zijn bekleed met kraakbeen.
Slijmbeurs
Dit is een gesloten zakje met vocht. Vormt een stootkussen tussen botte, spieren en pezen.
Slijmbeurzen verminderen de wrijving en voorkomen beschadiging van het gewricht.
Gewrichtsholte
Hierin zit synoviaal vocht, gewrichtssmeer. Hierdoor kunnen beenderen soepel langs elkaar
bewegen. Ook voorkomt het slijtage en warmteontwikkeling van het gewricht.
Gewrichtskraakbeen
Glasachtig laagje dat de wrijving vermindert tussen de gewrichtsuiteinden. Zo kan beweging
gemakkelijk plaatsvinden.
SOORTEN GEWRICHTEN
Scharniergewricht:
- Kunnen alleen buigen & strekken.
- Voorbeelden: knie & elleboog
Rolgewricht:
- Kan naar links of naar rechts draaien.
- Ene beenstuk draait om het andere beenstuk heen.
- Voorbeelden: verbinding van spaakbeen met ellepijp.
,Draaigewricht:
- Bot draait in ring die wordt gevormd door ander bot.
- Verbinding atlas met draaier.
Kogelgewricht:
- Bestaat uit kop en kom, kop is kogelvormig.
- Meest beweeglijk gewricht.
- Voorbeelden: schouder en heup.
Eigewricht:
- Lijkt op kogelgewricht, maar kop is eivormig.
- Lange kant kan ver draaien korte kant beperkt.
- Voorbeelden: verbinding tussen atlas en gewrichtsvlakjes achterhoofd. Verbinding tussen
middenhandsbeentjes en vingers.
Zadelgewricht:
- Maakt beweging mogelijk in 2 vlakken die loodrecht op elkaar staan.
- Voorbeelden: verbinding duim met handwortel.
2.2 schedel
De beenderen van het hoofd vormen de schedel. De schedel bestaat uit:
- De hersenschedel
- De aangezichtsschedel
HERSENSCHEDEL
De hersenen liggen in de schedelholte, boven in de schedel. Het bovenste deel van de hersenschedel,
is het schedeldak.
Voorhoofdsbeen:
Plat gebogen beenstuk aan de voorkant en bovenkant van de schedel. Het vormt het voorhoofd, de
bovenzijde van de oogkassen, het bovenste gedeelte van de neusholte en de onderzijde
van de schedelholte.
Wandbeen:
Plat, gebogen beenstuk. Er zijn 2 wandbenen, aan elke kant van het schedeldak één.
Achterhoofdsbeen:
Vormt de achterkant en onderkant van de schedel. Onderaan zit ovale opening:
achterhoofdsgat. Hier lopen zenuwen en bloedvaten door. Achterhoofdsgat vormt verbinding
tussen hersenholte en ruggenmergholte.
Slaapbeen:
Liggen aan de weerszijden van de hersenschedel.
SCHEDELBASIS
Het onderste deel van de hersenschedel is de schedelbasis, dit vormt de bodem van de schedelholte.
Het is een dikke, onregelmatig gevormde plaat onder de hersenen. In de schedelbasis zitten
openingen waar bloedvaten en zenuwen doorheen lopen.
Zeefbeen:
Horizontaal plaatje met 2 zijstukken. Het plaatje vormt het dak van de neusholte. Zijstukken vormen
voor een deel de binnenzijde van de oogkassen.
, Zeefbeen dank zijn naam aan alle openingen in het bot waar
bloedvaten en reukzenuwen doorheen lopen.
Wiggebeen:
Loopt horizontaal door de schedel en vormt grootste deel van
schedelbasis. Samen met voorhoofdsbeen vormt wiggebeen
achterwand van de oogkassen. In midden van wiggebeen zit een uitholling. Dit is een turks zadel,
waarin het hypofyse ligt.
AANGEZICHTSSCHEDEL
De aangezichtsschedel van de mens is kleiner dan de hersenschedel. Dit deel van t skelet bepaalt
voor een groot deel de vorm van je gezicht. Ook ondersteunt het je zintuigen.
Neusbeen:
Bestaat uit 2 met elkaar vergroeide neusbeentjes. Aan de bovenkant verbonden met
voorhoofdsbeen en aan zijkanten met bovenkaak. Neusbeen vormt harde gedeelte van neusbrug.
Ploegschaarbeen:
Vormt samen met zeefbeen het neustissenschot. Dit deelt de neus in 2’en.
Jukbeen:
Ligt aan de onderkant en buitenkant van de oogkas en vormt de ondergrond van de wang.
Het jukbeen ligt voor het wiggenbeen en het slaapbeen.
Bovenkaak:
Ligt aan voorzijde van aangezichtsschedel. Bovenkaak is een botvergroeiing van 2 beenderen en
is het grootste botstuk van aangezichtsschedel. Aan de bovenkant vormt de kaak bodem van de
oogkassen.
Onderkaak:
Hoefijzervormig bot dat is ontstaan uit vergroeiing van 2 botstukken. In onderkaak zitten openingen
waar bloedvaten en zenuwen doorheen lopen.
2.3 romp
Het lichaam zonder armen, benen en hoofd noemen we de romp. De romp bestaat uit de borstkas en
wervelkolom.
BORSTKAS
Borstbeen:
Plat beenstuk. Bestaat uit 3 delen die met elkaar vergroeid zijn: het handvat, het
lichaam en het zwaardvormige aanhangsel.
Borstwervels:
Zowel onderdeel van de wervelkolom als van de borstkas. Je hebt 12 borstwervels,
de ribben zijn hieraan verbonden.
Ware ribben:
7 bovenste ribben zijn de ware ribben. Deze zijn met glasachtig kraakbeen direct
verbonden met het borstbeen.
Valse ribben: