Begrippenlijst Hoorcolleges PSKB
Hoorcollege 1
1. Niet - normatieve - de empirisch-analystische pedagogiek
schrijft niet voor hoe de opvoeding eruit moet zien
2. Normatief - Beantwoord de vraag hoe de pedagogiek er wel uit
zou moeten zien = Langeveld
3. Empirisch/analytische pedagogiek - Kennis ontstaat door het
systematisch verzamelen van gegevens en deze via statische
methoden analyseren (empirisch) en reductie, de hele werkelijkheid is
te complex om te onderzoeken (analytisch) = van IJzendoorn
Hoorcollege 2
1. Probabilistisch - de nieuwe inzichten over genen. Het is een
wederkerige invloed, ze zijn probabilistisch.
2. Proximale processen - de (micro) interactie van een persoon
met de onmiddellijk omgeving. Met materialen, andere personen en
symbolische structuren.
Hoorcollege 3
1. cuteness - uiterlijke kenmerken van de baby lokt reacties uit
2. Attachment behavior - Gedrag gericht op nabijheid zoeken,
zoeken met de mond, huilen, reiken, glimlachen
3. Perceptual bias - voorkeur voor sociale stimuli: gezichten, stem
en geur van de moeder
4. Sociale cognitie - leerprocessen: leren hoe mensen zich
gedragen, denken en voelen
5. Gehechtheid - is een evolutionair, adaptief proces dat de kans
op overleving vergroot. Kinderen kunnen zich aan iedereen hechten,
ook aan personen die hen mishandelen of verwaarlozen. Aan meerdere
personen, is sprake van een sensitieve periode van hechting
6. Stress-reductiesysteem - gehechtheid is een buffer tegen
stress
7. Biologische processen - hormonen
8. Perceptuele processen - voorkeur voor de menselijke stem en
gezichten, volgen van de kijkrichting
9. Cognitieve processen - geheugen, aandacht
10. Sensitieve responsiviteit - het vermogen van een ouder om
signalen waar te nemen bij het kind en daar snel en adequaat op te
reageren
, 11. Mind-mindedness - de ouders laat het kind weten wat de ouder
denkt, dat het kind denkt, wil, of voelt
12. Basis Emotie Theorie - nog voor er sprake is van taal
beschikken baby’s al over een aantal basisemoties zoals angst, verdriet
en boosheid
13. Constructivistische emotie theorie - emoties zijn niet
aangeboren, niet af te leiden uit gezichtsexpressies als je de context
niet kent. Glimlachen en huilen van baby’s zijn tot 6 maanden geen
emoties, maar automatische reflexen als reactie op een stimulus. Het
zijn geen emoties omdat de cognitieve component ontbreekt
14. Novelty response en habituatie - voorkeur voor nieuwe
stimuli> gewenning> verplaatsing van de aandacht)
15. Associatief leren - leren dat bepaalde gebeurtenissen
samengaan, verwachtingen over gebeurtenissen
16. Statistisch leren -leren dat bepaalde stimuli vaker samengaan
dan andere stimuli, orde scheppen in de chaos
17. Imiteren - leren om gedrag van een ander na te doen,
onderscheid tussen zelf en ander
18. Explanation based learning - leren oorzaak-gevolg relaties te
zien, weten dat iets gaat gebeuren
19. Leren door analogie - leren iets nieuws te begrijpen door het te
vergelijken met wat we al kennen, logisch redeneren
20. Pasgeborene zijn gevoelig voor - aanraking, smaak, geur,
gehoor (al in de baarmoeder present)
21. Het zien - 0 maanden onscherp, 2 maanden centrale kenmerken,
3 maanden kleuren zien, 8 maanden scherp zien
22. Intuitive parenting - ouders weten intuïtief wat ze moeten
doen, gebruik van motherese of infant-directed speech -> trekt
aandacht van de baby
23. Joint attention activities - samen naar iets kijken, aandacht
delen, aandacht volgen van de ander, aandacht van de ander richten
op iets
24. Communicatieve gebaren - een ander wijzen op iets
interessants
25. Social referencing - gebruik maken van het gedrag van een
ander om te weten hoe je op een nieuwe situatie of object moet
reageren
26. Intentionaliteit - begrijpen wat het doel is van een actie
27. Casual agent - begrijpen van een zelf als veroorzaker
28. Theory of mind Begrijpen dat andere mensen eigen gedachten,
gevoelens en bedoelingen hebben