Hoofdstuk 14: detailhandel
Detailhandel: een dynamische sector waarin tal van bedrijven in een felle concurrentiestrijd zijn
verwikkeld, ze vormen de laatste schakel in de distributieketen. Bevat alle activiteiten die direct
samenhangen met de verkoop van producten aan
de consument voor persoonlijk gebruik
Sleutelfuncties van detaillisten →
Wheel of retailing: geeft een verklaring voor de veranderingen
van retailing omdat het voortdurend in beweging is
Low margin retailing strategie: nieuwe winkeltype beginnen met lage prijzen en weinig service
Service retailing strategie: de onderneming kiest voor een smalle doelgroep met een voorkeur voor
kwaliteit en service
Klanten beoordelen een nieuwe winkel op basis van 3 factoren:
1. Assortiment: breedte (productgroepen), diepte (varianten), producten en merken
2. Prijsniveau: aanbiedingen, kortingen en marges
3. Service: bediening, parkeergelegenheid, bezorgdienst en kredietverlening
Speciaalzaak
• Smal assortiment, maar wel diep
• Specialisatie is op 2 manieren mogelijk:
1. Verbruiksverwante artikelgroepen
2. Specifieke groep consumenten
• Grootfiliaalbedrijf: een centraal geleide organisatie die minstens 7 speciaalzaken onder
dezelfde naam heeft
Gemakswinkel
• De voorloper hiervan is de buurtwinkel, kleine oppervlakte, verzorgingsgebied is beperkt en
het assortiment bestaat uit convenience products
• Traficwinkels: op drukke plekken zoals de AH-to-go, deze winkels zijn ook s ’avonds open
• Assortiment vormt een aanvulling op het wekelijkse boodschappenpakket zoals verse
producten
27
, Supermarkt
• Breed en diep assortiment van levensmiddelen, aangevuld met smal en ondiep assortiment
non-foodproducten
• Er is sprake van parallellisatie: branchevervaging
• Kenmerken: zelfbediening, impuls aankopen, lage prijzen, hoge omzet en one-stop shopping
voor fast-moving consumer goods
• Sleutelfactoren van het succes van supermarkten: goed bereikbaarheid, een redelijk
prijsniveau en een breed, vrij diep assortiment levensmiddelen
• Scrambled merchandising: verkoop van niet-gerelateerde productgroepen in een winkel
Zelfbedieningswarenhuis (hypermarkt/superstore)
• Kruising tussen een warenhuis en een supermarkt
• Breed en diep assortiment, dat voor twee derde bestaat uit duurzame consumptiegoederen
en andere non-foodproducten
• Supercenter: combinatie van een supermarkt en een discountwarenhuis die niet zo groot is
als een hypermarkt
Warenhuis
• Grote winkels verspreid over etages
• De perallellisatie is ver doorgevoerd, het omvat minimaal 8 braches in de non-foodsector en
een levensmiddelenafdeling
• Shop in the shop: detailhandelsvorm met meerdere speciaalzaken onder een dak
• Buurtwarenhuis/ variety store: kleine variant van het warenhuis met lage prijzen, gericht op
de massamarkt (HEMA)
Discounter
• Assortiment is beperkt en ondiep met laaggeprijsde artikelen
• Verbruiksmarkten: vorm van discounter maar dan in de levensmiddelenhandel
• Fabriekswinkel: eigen winkel van de fabrikant waarin ze overschotten, lichtbeschadigde
producten of restanten verkopen met korting, om te voorkomen dat ze in dumpwinkels
terechtkomen
• Factory outlet center: meerdere fabriekswinkels vestigen zich in een speciaal winkelcentrum
Winkeltype Assortiment Prijsniveau Seriviceniveau
Speciaalzaak Smal en diep Concurrerend tot hoog Gemiddeld tot hoog
Gemakswinkel Breed en ondiep Meer dan gemiddeld Gemiddeld
Supermarkt Food: breed en diep Gemiddeld Gemiddeld
Non-food: smal en ondiep
Hypermarkt Breed en redelijk diep Concurrerend tot laag Gemiddeld
Warenhuis Breed en diep Gemiddeld tot meer dan gemiddeld Goed tot uitstekend
Discounter Breed en ondiep Laag Laag
Direct selling
• Vroeger ging het hierbij vooral om huis-aan-huisverkoop of colportage: een vorm van
ambulante handel waarbij aan de deur producten worden verkocht, hierbij horen 3
kenmerken:
1. De kopers is onvoorbereid
2. De consument kan kiezen uit een beperkt assortiment
3. Er is een eenmalige ontmoeting tussen de koper en verkoper
• Tegenwoordig gaat het vooral om de verkoop van producten door middel van persoonlijk
contact, buiten het bedrijf van de verkoper
• Partysysteem: verkooptechniek, de verkoop van artikelen tijdens een busreis of houseparty
28