PSKA – Hoorcollege I
PSKA → Pedagogische Systemen in de Kindertijd en Adolescentie
↳ micro-en mesosystemen en de invloed hiervan op de ontwikkeling van kinderen en
jongeren, met de focus op socialisatie
Kinderen kennen allemaal dezelfde basisbehoeften → maar alle kinderen verschillen
van elkaar dus de mate in basisbehoeften is per kind verschillend → elk kind kent een
eigen unieke ontwikkeling
Socialisatie
Socialisatie= een proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen
verkrijgen/aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn
aan een bepaalde cultuur/samenleving → hierdoor zijn ze in staat te participeren in de
samenleving
Kernelementen:
- proces → er is sprake van een ontwikkelingsproces over tijd
- verkrijgen/aanleren → systemen (micro, meso, exo, macro) zorgen ervoor dat
kinderen bepaalde vaardigheden en kennis aanleren/verkrijgen
- cultuur/samenleving → waarden, normen en overtuigingen passend bij de
cultuur en de samenleving waarin het kind opgroeit worden
aangeleerd/verkregen door de systemen
socialisatie is geen unidirectioneel proces (eenzijdig), maar een bidirectioneel proces
(wederkerig) → systemen oefenen invloed uit op het kind, maar anderzijds oefenen
kinderen invloeden uit op de systemen → kindeffecten socialiseren de systemen, bijv. de
ouders
↳ kinderen lokken met hun gedrag ook weer bepaalde gedragingen en reacties uit bij
hun omgeving, bijv. ouders
↳ transactioneel → de samenhang tussen alle bidirectionele processen zorgen ervoor
dat socialisatie een transactioneel proces is → de optelsom van bidirectionele processen
vormt de ontwikkeling
Regulatie van impulsen
Freud → psychodynamische benadering:
↳ Gedrag in de vroege jeugd is een uitlating van instincten/driften → impulsief gedrag
wordt veroorzaakt door een sterke intrinsieke energie
↳ daarom is externe controle van de ouders van belang → controleren van deze
impulsen en gedragingen door de ouders → ontstaan van een conflict tussen ouder en
kind, want de ouder controleert de impulsen van het kind → uiteindelijk verwerft een
kind door de externe controle van de ouder een interne controle → zelfbewustzijn, ook
wel superego
1
, - Id= aangeboren primitieve driften die een deel van de persoonlijkheid van een
kind vormen → opzoek naar genot
- ego= rationele deel van de persoonlijkheid → reguleren van gedrag en impulsen
- superego= het geweten waardoor je instaat bent een onderscheid te maken
tussen goed en kwaad
↳ wat is dan de taak van de ouders? → het kind helpen deze impulsen te beheersen, om
te buigen of uit te stellen → dus het aanleren van zelfregulatie
Socialisatie door de tijd heen
1970. Block & Block
- Ego-controle → controleren van de expressie van impulsen
- Ego-resiliency → de mate van ego-controle, dus het aanpassen van de ego-
controle aan de eisen van de omgeving → is dus flexibel
1990. Rothbart
- effortful control:
- Het kunnen verdelen van aandacht
- Het kunnen focussen wanneer dat nodig is
- Er is sprake van inhibitie → kunnen beheersen van impulsen en gedrag
- Waarnemend sensitief → aanvoelen wat de verwachtingen zijn van de
omgeving en je hier vervolgens op kunnen aanpassen
- Doordat je waarnemend sensitief bent → mogelijk minder waarneming
van plezier, omdat je continu bezig bent met (de wensen van) de
omgeving
Zelfverantwoordelijke bepaling
Langeveld → ouders en anderen personen uit de omgeving van een baby moeten de
baby niet continu oppakken en aandacht geven, maar bijv. in de wieg laten liggen en met
rust laten → kan er anders voor zorgen dat het kind verwend wordt etc. → dus slecht
voor de ontwikkeling
↳ Langeveld: Het doel van de opvoeding is ervoor zorgen dat kinderen mondig worden
→ de opvoeding door de ouders hoort dus bij te dragen aan het zelfstandig, mondig en
autonoom worden van kinderen
↳ taak ouders→ de beïnvloeding van opvoeders dient erop gericht te zijn dat de
hulpeloosheid van kinderen afneemt en de zelfstandigheid toeneemt →
zelfverantwoordelijke zelfbepaling
↳ ouders helpen het kind dus o.a. mondig te worden
Dus: gedisciplineerde opvoeding met als doel zelfstandigheid, mondigheid en autonomie
Dr. Spock
↳ ouders kregen meer behoefte aan informatie en ondersteuning betreffende de
opvoeding en ontwikkeling van kinderen → Dr. Spock was van mening dat je als ouder
2
,sensitief moest zijn naar de behoeften van het kind, dus niet het kind voortdurend met
rust laten, maar het aandacht/troost etc. bieden als het hier behoefte aan heeft
Begin 20e eeuw - behavioristische perspectief & klassieke conditionering
↳ Watson → klassieke conditionering= nadruk op uiterlijk gedrag en het versterken van
associaties → leren door middel van associaties, hierin is sprake van een stimulus en
een respons, ook wel aangeleerd gedrag genoemd
Little Albert (onderzoek) → kind van 9 maanden was nergens bang voor → vervolgens
lieten ze elke keer als ze little Albert iets “engs” lieten zien een heel hard geluid horen
waardoor het kind schrok en begon te huilen → uiteindelijk associeerde het kind de
“enge” voorwerpen met het harde onaangename geluid → het kind werd bang voor de
voorwerpen
↳ door bepaalde stimulus kan je gedrag/respons dus veranderen → aanleren van gedrag
aan de hand van associaties
↳ Watson → het kind kan je vormen zoals je wil, want in feite kan je een kind alles
aanleren
Halverwege de 20e eeuw – behavioristisch perspectief & operante conditionering
Skinner → operante conditionering= aanleren van gewenst gedrag door middel van het
bekrachtigen van gewenst gedrag en afleren van ongewenst gedrag door het bestraffen
van ongewenst gedrag
Er is dus nog wel sprake van het aanleren van gedrag door middel van een stimulus &
respons relatie
↳ ouders vormen dus het kind
Bekrachtiging leidt tot de toename van gedrag → er zijn twee vormen van bekrachtiging:
- Positieve bekrachtiging → toedienen van een positieve bekrachtiger bij gewenst
gedrag, bijv. iets lekkers
- Negatieve bekrachtiging (niet hetzelfde als straffen) → het
verwijderen/weghalen/verminderen etc. van iets → bijv. huisarrest verminderen
bij gewenst gedrag
Patterson → negatieve bekrachtiging is van belang bij de coercion cyclus
↳ Voorbeeld coercion cyclus:
1. Moeder dringt op aversieve manier binnen in de activiteit van het kind → bijv.
het kind is aan het kleuren aan de eettafel, maar de moeder wil dat de tafel
gedekt wordt dus het kind moet stoppen met kleuren en de tafel dekken
2. Het kind gaat protesteren in tegenaanval
3. De moeder geeft toe aan het kind en dekt zelf de tafel/laat het kind kleuren:
- Effect op korte termijn → het kind stopt met protesteren etc.
3
, - Effect op lange termijn → het kind leert dat het geven van een tegenaanval een
effectieve manier is
↳ toegeven aan het kind is dus in deze ook een vorm van negatieve bekrachtiging
Wanneer de ouders van Sarina haar tijdens het spelen vragen om te stoppen met
spelen en haar vervolgens ook vragen om het speelgoed op te ruimen, wordt
Sarina boos en verdrietig, omdat ze het niet eens is met haar ouders. Sarina heeft
last van een ‘bui’ en begint te schreeuwen en huilen. Ook gaat ze uit protest op de
grond liggen, omdat ze geen zin heeft haar speelgoed op te ruimen.
Bandura → sociaal cognitieve leertheorie= mensen kunnen leren door het gedrag van
een ander te observeren en te imiteren (op een later moment)
↳ het imiteren van het gedrag van een ander zal je eerder doen wanneer je
overeenkomsten kent met deze persoon, wanneer er hoge opbrengsten/beloningen
tegenover staan (motivatie)
↳ verschil tussen performance & learning → je kan bepaald gedrag wel leren, maar dat
betekent niet dat je dit gedrag altijd kan of wil imiteren en dus performen, voorbeelden
van oorzaken:
- gebrek aan motivatie → motivatie kan komen vanuit externe motivatie
(bekrachtigingen en beloningen), maar ook vanuit indirecte motivatie door het
observeren van de beloningen die andere krijgen voor het vertonen van bepaald
gedrag
- Self-efficacy= de mate waarin men in zichzelf gelooft om in staat te zijn bepaald
gedrag/taak (correct) uit te voeren → soort vorm van zelfvertrouwen dat een
bepaalde factor vormt voor motivatie, inspanning en volharding
↳ wanneer iemand een lage self-efficacy kent, is de kans ook groter dat ze
bepaald gedrag niet “performen”
De taak van de ouders in deze is het zijn van een goed rolmodel voor het kind → want
kinderen leren door te observeren, daarom dienen ouders het goede voorbeeld te geven
↳ deze theorie gaat uit van nurture → leren door te doen → maar de uitwerking van de
nurture hangt weer af van de nature
Hechtingsrelaties
Bowbly & Ainsworth → Attachment and loss → kijken naar hechtingsrelaties
↳ het is evolutionair bepaald, en dus aangeboren, om gehecht te raken aan je
ouders/verzorgers → het kind heeft een aangeboren neiging om bescherming te zoeken
in geval van stress, gevaar, ziekte, exploreren van de omgeving etc. te zoeken bij een
hechtingspersoon zoals de ouder
↳ taak van de ouders is adequaat te reageren op de behoeftes van het kind
Bowbly was in zijn werk geïnspireerd door Lorenz
↳ Lorenz → ethologische theorie
4
, ↳ Observeren van jonge ganzen → Wanneer jonge ganzen net uit het ei komen, volgen ze
gelijk de moeder → er is dus sprake van een kritieke periode waarin de ganzen continu
opzoek zijn naar een moederfiguur en haar volgen in alles wat ze doen →
hechtingsmechanisme
↳ bij het ontbreken van een moederfiguur in deze kritieke periode zijn de ganzen in een
later stadium niet meer instaat zich te hechten
↳ niet alleen ganzen, maar meerdere dieren en ook mensen kennen dit
hechtingsmechanisme waarin de kritieke periode cruciaal is
↳ in deze kritieke, ook wel sensitieve, periode in de ontwikkeling kennen externe
factoren een onomkeerbare impact → in deze kent het ontbreken van een
hechtingsfiguur het gevolg van het niet meer kunnen hechten
↳ de taak van de ouders is kinderen juist iets aan te leren in deze kritische/sensitieve
periode → daarnaast is het dus ook belang dat ouders aanwezig zijn gedurende deze
periode, en adequaat reageren op de behoeftes van het kind (hechtingsrelaties)
Experiment van Harlow → experiment met resusapen en moederfiguren
↳ de ene moederfiguur was zacht zodat het aapje er mee kon knuffelen en lichamelijk
contact mee kon hebben, en het andere moederfiguur gaf enkel voedsel → het aapje ging
alleen bij honger naar het moederfiguur dat voedsel gaf, maar was de rest van de tijd bij
het moederfiguur dat koestering bood → conclusie: koestering was belangrijker dan
voedsel
Theorieën
Theorie= een door de mens geconstrueerd beeld van de werkelijkheid, een soort
“denksel”
↳ anders dan de waarneembare werkelijkheid (empirie) → poging tot het begrijpelijk en
inzichtelijk te maken van de werkelijkheid
↳ een theorie geeft ook verbanden aan en vanuit een theorie kunnen hypothese afgeleid
worden → vervolgens kan aan de hand van empirisch onderzoek theorie ondersteund,
aangepast of verworpen worden
Socialisatieprocessen en mechanismen:
1.Opvoeding → socialisatie van het kind (unidirectioneel)
Opvoeden als democratie → verschillende manieren om het kind op te voeden
afhankelijk van o.a. de behoeftes van het kind
↳ Lewin, Lippit, and White → verschillende opvoedstijlen:
- autoritaire stijl= leidt tot ongewenste ontwikkeling → oplossing: minder streng
zijn, minder de klemtoon leggen op ongehoorzaamheid, minder straffen etc. en
juist sensitiever zijn
- democratische stijl= democratische stijl leidt tot de beste resultaten →
tevredenheid, coöperatief en productief
5